archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 4
Jaargang 3
24 november 2005
Bezigheden > Klussen delen printen terug
De ketenaansprakelijkheid van Donner Beer Meijer

0304 BZ Klussen Keten
Heeel lang geleden toen ik jong was woonde ik met mijn toenmalige tijdelijk in een kraakhuis op Kattenburg, een van de oostelijke eilanden in Amsterdam. Drie-hoog, met onder ons ook krakers en om de hoek vooral leegstaande panden die zodanig onaantrekkelijk voor bewoning waren gemaakt dat je kraken wel uit je hoofd liet. Wel werden daar in de leegstaande onderverdiepingen soms tijdelijk materialen opgeslagen die in de buurt gebruikt zouden worden. Toen de brand uitbrak – aangestoken door schoffies van Wittenburg, het aanpalende eiland, jochies die van fikkie steken hielden, want wie niet – lagen in de panden om de hoek ‘zandzakken’ opgeslagen die gebruikt moesten worden bij de opnames voor een oorlogsfilm. Jute zakken gevuld met houtmot, een soort mengsel van zaagsel en machinale schaafkrullen. Lekker licht van gewicht, beter voor de rug bij het sjouwen, en niet zo’n klein beetje brandbaar. Maar ja, tijdelijke opslag, en aan de brandvoorschriften zou bij een langere duur van de situatie vast wel wat gedaan zijn …. De zaak liep snel uit de hand – jochies weg, gelukkig maar, anders dan nu in het detentiecentrum – daders op het kerkhof en een uitslaande brand die letterlijk door de panden heen stoof.

Ik zie mezelf nog radeloos door het huis lopen, terwijl door de ramen aan de achterkant, uitkijkend op de ‘binnentuinen’ het vuur om de hoek zichtbaar oprukte. Wat moest ik meenemen … waar zit de kat …. hoe lang heb ik nog om buiten te komen …. WEG HIER!!!  Eenmaal buiten op straat, met omstanders om je heen, valt de eerste paniek van je af. Maar je wil wel weten of er nog mensen binnen zijn, je klampt elkaar aan met vragen en waarom is die brandweer er nu nog steeds niet!? Het blussen en nablussen duurde nog heel lang en ik weet nog dat we met een aantal buren/buurtgenoten ‘opgevangen’ zijn in een café op Wittenburg, dat we veel en lang nagepraat hebben, dat een aantal van ons ‘therapeutisch beschonken’ is geraakt en dat dat bitter nodig was. Overigens bleef ons huis gespaard, hadden we alles nog, en was het voorval niet veel meer dan een storm in een glas water. Niemand gewond, slooppanden weg, opgeruimd staat netjes.

Zo niet op Schiphol-Oost. Daar keken mensen die niets misdaan hadden, in de loop van automatische wapens, op ze gericht door gebivakmutste marechaussees. Ze waren, op elf pechvogels na, zojuist gered uit een vurig inferno, waar ze door een hoog hek nog lekker dicht bij werden gehouden. Die mensen hadden ongetwijfeld ook vragen over wie gillend in het vuur was achtergebleven, waar het vuur was begonnen, wie, waarom, wanneer. Praten in een omgeving met enige compassie was toch wel het minste geweest dat we ze hadden kunnen bieden.

Nee, zo werkt dat al lang niet meer in ons land. Verschil moet er zijn. De onschuldige gedetineerden zijn individueel met onbekende bestemming afgevoerd naar andere tijdelijke detentiecentra en meteen weer ‘veilig’ opgesloten. En of de duivel ermee speelt: op een van de bajesboten in Rotterdam breekt brand uit. Het valt mee, het vuur wordt snel geblust, maar je moet je toch kunnen voorstellen dat de daar ondergebrachte Schiphol-klanten bijkans sterven van angst. Overigens is algemeen bekend dat branden in gevangenissen schering en inslag zijn, dus waarom niet ook in tijdelijke centra.

Ik ben nu zo’n dertig jaar aannemer van allerlei bouw- en aanverwante aktiviteiten. Een relatief simpel beroep, dat weinig geplaagd wordt door razendsnelle innovatiegolven. Onze bouwtechnieken zijn redelijk doorwrocht, wanneer we ons verstand er bij houden kunnen we heel goed inschatten wat de risico’s van ons handelen zijn. Dat is belangrijk want met name in de bouw is niets zo blijvend als tijdelijke zaken. Er wordt tijdelijk een bemalen bouwput afgedamd, er wordt tijdelijk een steiger gezet, er wordt tijdelijk bouwstroom aangelegd, enzovoort. Dat tijdelijkheid een van de slechtste rechtvaardigingen is voor het niet voldoen aan regels, behoren wij terdege te weten.

Zo niet dan worden wij daar zwaar op afgerekend. Sterker nog, het verhaal gaat verder. In het bouwvak kennen we al heel lang het begrip onderaannemer: alle vaklieden en leveranciers die bijdragen aan ons bouwprojekt en niet bij ons in dienst zijn, vallen in die categorie. Heel slim bedacht, zou je denken. Je hebt zo als het ware een ‘totaalbedrijf’ van flexibele omvang, waarmee je werken van uiteenlopende omvang aan kunt, wel de lusten, niet de lasten. Welnu, dat is niet zo. In het aannemersvak geldt onomwonden en universeel de wet van de ketenaansprakelijkheid: voor ALLES wat op zijn werk gebeurt is de hoofdaannemer aansprakelijk, ongeacht wie de feitelijke handeling of levering heeft verricht; verantwoordelijk zowel tegenover de overheid als tegenover de opdrachtgever. Niks verschuilen dus.

Maar dan hebben we het over aannemers en iedereen weet dat dat een onbetrouwbaar slag mensen is. In het politieke overheidsbedrijf werkt dat blijkbaar anders. Wij hebben de laatste jaren de dubieuze eer, organisatorisch op forse schaal te worden nageaapt. Onder het mom van eigen verantwoordelijkheid nemen, deregulering, verzelfstandiging en meer van dergelijke mooie termen worden taken buiten de ‘core-business’ afgestoten en ondergebracht in verzelfstandigde organisaties die liefst marktgericht moeten gaan optreden. We wennen al aardig aan de misstanden die dat streven in allerlei branches heeft opgeleverd. Ongemotiveerde prijsstijgingen, schaamteloze graaicultuur in de top van nutsbedrijven en nieuwe stichtingen, slechte dienstverlening en vooral heel veel geZwartePiet.
 
Ik heb de beelden van Schiphol-Oost keer op keer op de televisie zien verschijnen. Ik heb telkens weer aan m’n stoel genageld gezeten, wanneer ik containerachtige barakken zag branden als houten bouwketen. Overal uitslaande vlammen, precies als toen uit de gemankeerde slooppanden. Hoezo brandveilig, hoezo adequaat gehandeld. Dat kan toch niet! Allicht kan men een minister slechts gedeeltelijk vergelijken met een aannemer. Toch ga ik het proberen. Bij een kabinetsformatie neemt de nieuwe aspirant-minister voor de duur van een kabinetsperiode de verantwoordelijkheid voor het gehele beleid van zijn of haar voorganger over, inclusief de ketenaansprakelijkheid voor alle handelen van de onderaannemers, zoals de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Immigratie en Naturalisatie Dienst, en eventuele andere verzelfstandigde of zelfstandige clubs die mee bouwen of gebouwd hebben aan het trotse bouwwerk dat hij of zij overneemt. In dit geval het tijdelijke penitentiaire bouwwerk voor ongewenste vreemdelingen.

Het gaat dus niet aan dat ministers weg komen met de toezegging, de misstand te zullen onderzoeken en zo nodig koppen van onderknuppels te laten rollen. Wanneer een aannemer in z’n werk een groot ongeluk overkomt, moet er al een klein wonder gebeuren wil hij de kans nog krijgen om zelf intern orde op zaken te stellen, laat staan tegenover betrokkenen van buiten. Hij is immers direkt zelf onderwerp van strafrechtelijk en civielrechtelijk onderzoek. Hij kan z’n borst wel nat maken. Hij belandt onverwijld in de beklaagdenbank en er geldt een omgekeerde bewijslast. Dat behoort bij ministers ook zo te zijn. Dat hebben ze zo aangenomen, daar worden ze voor betaald. Sleep ze voor het gerecht, wanneer de kamer ze uit politieke kiezersangst ongemoeid laat.
 
****************************************************
De schrijver wijst graag op de mogelijkheid mee te doen met de actie:


© 2005 Beer Meijer meer Beer Meijer - meer "Klussen"
Bezigheden > Klussen
De ketenaansprakelijkheid van Donner Beer Meijer
0304 BZ Klussen Keten
Heeel lang geleden toen ik jong was woonde ik met mijn toenmalige tijdelijk in een kraakhuis op Kattenburg, een van de oostelijke eilanden in Amsterdam. Drie-hoog, met onder ons ook krakers en om de hoek vooral leegstaande panden die zodanig onaantrekkelijk voor bewoning waren gemaakt dat je kraken wel uit je hoofd liet. Wel werden daar in de leegstaande onderverdiepingen soms tijdelijk materialen opgeslagen die in de buurt gebruikt zouden worden. Toen de brand uitbrak – aangestoken door schoffies van Wittenburg, het aanpalende eiland, jochies die van fikkie steken hielden, want wie niet – lagen in de panden om de hoek ‘zandzakken’ opgeslagen die gebruikt moesten worden bij de opnames voor een oorlogsfilm. Jute zakken gevuld met houtmot, een soort mengsel van zaagsel en machinale schaafkrullen. Lekker licht van gewicht, beter voor de rug bij het sjouwen, en niet zo’n klein beetje brandbaar. Maar ja, tijdelijke opslag, en aan de brandvoorschriften zou bij een langere duur van de situatie vast wel wat gedaan zijn …. De zaak liep snel uit de hand – jochies weg, gelukkig maar, anders dan nu in het detentiecentrum – daders op het kerkhof en een uitslaande brand die letterlijk door de panden heen stoof.

Ik zie mezelf nog radeloos door het huis lopen, terwijl door de ramen aan de achterkant, uitkijkend op de ‘binnentuinen’ het vuur om de hoek zichtbaar oprukte. Wat moest ik meenemen … waar zit de kat …. hoe lang heb ik nog om buiten te komen …. WEG HIER!!!  Eenmaal buiten op straat, met omstanders om je heen, valt de eerste paniek van je af. Maar je wil wel weten of er nog mensen binnen zijn, je klampt elkaar aan met vragen en waarom is die brandweer er nu nog steeds niet!? Het blussen en nablussen duurde nog heel lang en ik weet nog dat we met een aantal buren/buurtgenoten ‘opgevangen’ zijn in een café op Wittenburg, dat we veel en lang nagepraat hebben, dat een aantal van ons ‘therapeutisch beschonken’ is geraakt en dat dat bitter nodig was. Overigens bleef ons huis gespaard, hadden we alles nog, en was het voorval niet veel meer dan een storm in een glas water. Niemand gewond, slooppanden weg, opgeruimd staat netjes.

Zo niet op Schiphol-Oost. Daar keken mensen die niets misdaan hadden, in de loop van automatische wapens, op ze gericht door gebivakmutste marechaussees. Ze waren, op elf pechvogels na, zojuist gered uit een vurig inferno, waar ze door een hoog hek nog lekker dicht bij werden gehouden. Die mensen hadden ongetwijfeld ook vragen over wie gillend in het vuur was achtergebleven, waar het vuur was begonnen, wie, waarom, wanneer. Praten in een omgeving met enige compassie was toch wel het minste geweest dat we ze hadden kunnen bieden.

Nee, zo werkt dat al lang niet meer in ons land. Verschil moet er zijn. De onschuldige gedetineerden zijn individueel met onbekende bestemming afgevoerd naar andere tijdelijke detentiecentra en meteen weer ‘veilig’ opgesloten. En of de duivel ermee speelt: op een van de bajesboten in Rotterdam breekt brand uit. Het valt mee, het vuur wordt snel geblust, maar je moet je toch kunnen voorstellen dat de daar ondergebrachte Schiphol-klanten bijkans sterven van angst. Overigens is algemeen bekend dat branden in gevangenissen schering en inslag zijn, dus waarom niet ook in tijdelijke centra.

Ik ben nu zo’n dertig jaar aannemer van allerlei bouw- en aanverwante aktiviteiten. Een relatief simpel beroep, dat weinig geplaagd wordt door razendsnelle innovatiegolven. Onze bouwtechnieken zijn redelijk doorwrocht, wanneer we ons verstand er bij houden kunnen we heel goed inschatten wat de risico’s van ons handelen zijn. Dat is belangrijk want met name in de bouw is niets zo blijvend als tijdelijke zaken. Er wordt tijdelijk een bemalen bouwput afgedamd, er wordt tijdelijk een steiger gezet, er wordt tijdelijk bouwstroom aangelegd, enzovoort. Dat tijdelijkheid een van de slechtste rechtvaardigingen is voor het niet voldoen aan regels, behoren wij terdege te weten.

Zo niet dan worden wij daar zwaar op afgerekend. Sterker nog, het verhaal gaat verder. In het bouwvak kennen we al heel lang het begrip onderaannemer: alle vaklieden en leveranciers die bijdragen aan ons bouwprojekt en niet bij ons in dienst zijn, vallen in die categorie. Heel slim bedacht, zou je denken. Je hebt zo als het ware een ‘totaalbedrijf’ van flexibele omvang, waarmee je werken van uiteenlopende omvang aan kunt, wel de lusten, niet de lasten. Welnu, dat is niet zo. In het aannemersvak geldt onomwonden en universeel de wet van de ketenaansprakelijkheid: voor ALLES wat op zijn werk gebeurt is de hoofdaannemer aansprakelijk, ongeacht wie de feitelijke handeling of levering heeft verricht; verantwoordelijk zowel tegenover de overheid als tegenover de opdrachtgever. Niks verschuilen dus.

Maar dan hebben we het over aannemers en iedereen weet dat dat een onbetrouwbaar slag mensen is. In het politieke overheidsbedrijf werkt dat blijkbaar anders. Wij hebben de laatste jaren de dubieuze eer, organisatorisch op forse schaal te worden nageaapt. Onder het mom van eigen verantwoordelijkheid nemen, deregulering, verzelfstandiging en meer van dergelijke mooie termen worden taken buiten de ‘core-business’ afgestoten en ondergebracht in verzelfstandigde organisaties die liefst marktgericht moeten gaan optreden. We wennen al aardig aan de misstanden die dat streven in allerlei branches heeft opgeleverd. Ongemotiveerde prijsstijgingen, schaamteloze graaicultuur in de top van nutsbedrijven en nieuwe stichtingen, slechte dienstverlening en vooral heel veel geZwartePiet.
 
Ik heb de beelden van Schiphol-Oost keer op keer op de televisie zien verschijnen. Ik heb telkens weer aan m’n stoel genageld gezeten, wanneer ik containerachtige barakken zag branden als houten bouwketen. Overal uitslaande vlammen, precies als toen uit de gemankeerde slooppanden. Hoezo brandveilig, hoezo adequaat gehandeld. Dat kan toch niet! Allicht kan men een minister slechts gedeeltelijk vergelijken met een aannemer. Toch ga ik het proberen. Bij een kabinetsformatie neemt de nieuwe aspirant-minister voor de duur van een kabinetsperiode de verantwoordelijkheid voor het gehele beleid van zijn of haar voorganger over, inclusief de ketenaansprakelijkheid voor alle handelen van de onderaannemers, zoals de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Immigratie en Naturalisatie Dienst, en eventuele andere verzelfstandigde of zelfstandige clubs die mee bouwen of gebouwd hebben aan het trotse bouwwerk dat hij of zij overneemt. In dit geval het tijdelijke penitentiaire bouwwerk voor ongewenste vreemdelingen.

Het gaat dus niet aan dat ministers weg komen met de toezegging, de misstand te zullen onderzoeken en zo nodig koppen van onderknuppels te laten rollen. Wanneer een aannemer in z’n werk een groot ongeluk overkomt, moet er al een klein wonder gebeuren wil hij de kans nog krijgen om zelf intern orde op zaken te stellen, laat staan tegenover betrokkenen van buiten. Hij is immers direkt zelf onderwerp van strafrechtelijk en civielrechtelijk onderzoek. Hij kan z’n borst wel nat maken. Hij belandt onverwijld in de beklaagdenbank en er geldt een omgekeerde bewijslast. Dat behoort bij ministers ook zo te zijn. Dat hebben ze zo aangenomen, daar worden ze voor betaald. Sleep ze voor het gerecht, wanneer de kamer ze uit politieke kiezersangst ongemoeid laat.
 
****************************************************
De schrijver wijst graag op de mogelijkheid mee te doen met de actie:
© 2005 Beer Meijer
powered by CJ2