archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 2
Jaargang 3
27 oktober 2005
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Een hak gezet Willem Minderhout

‘Maar, zou je kunnen zeggen, we vroegen je om te spreken over vrouwen en literatuur – wat heeft dat te doen met een eigen kamer?’ Zo begint het beroemde essay A Room of One’s Own van Virginia Woolf uit 1928. Dit essay is gebaseerd op twee lezingen die Woolf gaf over ‘vrouwen en literatuur’. Ze heeft echter geen zin om wijdlopige beschouwingen te houden over ‘de ware aard van de vrouw’, of over ‘de ware aard van de literatuur’. Dat zijn onderwerpen die volgens haar toch nooit op een overtuigende manier tot een einde kunnen worden gebracht. Zij belooft zich te beperken tot het bewijs van de stelling: ‘alles wat een vrouw nodig heeft om literatuur te kunnen schrijven is een eigen inkomen en een eigen kamer’. Dat is de opmaat tot een boeiende verhandeling over de sociale geschiedenis van de schrijvende vrouw en één van de indrukwekkendste pleidooien voor vrouwen om hun eigen emancipatie ter hand te nemen die ik ken.

Vandaag de dag is geld en een eigen kamer volgens sommige schrijfsters niet meer genoeg. Bij Barend & Van Dorp diende zich op 14 september 2005 een nieuwe generatie schrijfsters aan die vindt dat een beetje schrijfster toch minstens ook over een eigen walk-in closet moet kunnen beschikken. Ik vermoed dat dat een klerenkast is, waarin je kunt rondwandelen. Zij noemen zich de ‘Writers on Heels’ (WOH). Volgens hun website www.susansmit.nl/content/woh.html ‘combineert deze nieuwe lichting schrijfsters de liefde voor de literatuur moeiteloos met hoge hakken’. De WOH bewandelt hooggeschoeid de middenweg tussen ‘zwaarmoedige literatuur waarin weinig tot niets gebeurt’en ‘de zielloze, laffe chicklit/urban fiction die louter uit effectbejag is geschreven’. Deze dames beloven ‘meeslepende, inzichtrijke boeken’ te gaan schrijven. ‘In de eerste plaats vertellen zij een goed verhaal, dat (desgewenst) te denken geeft.’ Mooi! Vooral dat ‘desgewenst’ geeft mij te denken.

Nu ben ik zowel dol op hoge hakken als op literatuur, maar – om Marte Röling te parafraseren - het feit dat iemand op naaldhakken loopt heeft geen reet met haar werk te maken. Door de eis voor een ‘eigen kamer’ aan te vullen met de eis voor een eigen ‘walk-in closet’ compliceren de damesschrijfsters de zaak weer danig. Want als zij het hooggeschoeid huppelen door de kledingkast een vrouwelijke literaire kwaliteit vinden, dan brengen ze de discussie toch onvermijdelijk op het door Woolf geschuwde vraagstuk van ‘de ware aard der vrouw’.

Nu is er alle reden om Writers on Heels af te doen als een publiciteitsstunt van een aantal debuterende schrijfsters dat er per ongeluk niet onaardig uitziet. Ik heb namelijk geen flauw idee tegen wie ze zich nu eigenlijk afzetten. Nederlandse literaire schrijfsters als Margriet de Moor, Hella Haasse, Nelleke Noordervliet, Connie Palmen en hoe ze ook allemaal mogen heten schrijven allesbehalve boeken waarin niets gebeurt en het zijn ook al geen slonzige types ‘gehuld in een vaal colbert met opgestroopte mouwen dat in geen jaren een strijkbout heeft gezien’. En wie schrijft er in Nederland ‘chicklit’? Heleen van Royen? Ik vind haar schrijfsels niet om doorheen te komen, maar ze geven (desgewenst) best te denken.

Wat ik wel een goede kritiek vind op veel Nederlandse dames- én herenschrijvers is verwoord door de enige Nederlandse schrijfster die ik in mijn eigen schrijverspantheonnetje heb opgenomen, Charlotte Mutsaers. (Ik bewonder haar vanwege haar boeken, tekeningen en schilderijen. Haar verzorgde uiterlijk en haar erotiserende achternaam zijn natuurlijk wél mooi meegenomen.) Zij schreef in ‘Flaubert’s Distelvink’ (in: Paardejam, 1996): ‘Hoe gaat dat met verhalen? Afgelopen, uit!’ Mutsaers had het niet over Nederlandse literatuur, zelfs niet over damesliteratuur, maar ze verwoordt precies mijn mening over het merendeel van de hedendaagse Nederlandse schrijvers: ze nodigen soms uit tot lezen, maar vrijwel nooit tot herlezen, want na één keer weet je het wel. Afgelopen, uit!

De thema’s die de Writers on Heels oprakelen zijn echter te aardig om te laten liggen. Het zijn er namelijk minstens twee: het verschil tussen door vrouwen en mannen geschreven literatuur en het verschil tussen ‘hoge’en ‘lage’ literatuur. Daar kun je een matrix van maken en dan heb je ineens vier thema’s. De WoH pretendeert zelfs een middenweg tussen hoog en laag te kunnen bewandelen, waardoor zich zelfs een vijfde en een zesde thema aandienen. Stof genoeg voor een proefschrift.

De discussie over deze thema’s stamt al uit de tijd waarin de vrouwen massaal aan het schrijven sloegen: de negentiende eeuw. De historicus Peter Gay heeft daar in The Cultivation of Hatred (1994) een prachtig hoofdstuk, ‘A Damned Mob of Scribbling Women’ (naar een uitspraak van Nathaniel Hawthorne), aan gewijd. De opkomst van de burgerij verloste niet alleen veel vrouwen van de terreur van de baarmoeder, maar had ook als gevolg dat het publiek dat kon en wilde lezen enorm toenam terwijl de kosten van drukwerk afnamen. Er ontstond voor het eerst een massapubliek. Naast grote schrijfsters als George Sand en George Eliot, die zich niet voor niets achter een – toevallig dezelfde - mannennaam verscholen, werd deze groeiende markt voornamelijk bediend door pulpschrijvers, merendeels vrouwen.

De beide Georgen waren overigens ook allesbehalve slonzige types. George Sand had wel haar eigenaardigheden: ze rookte sigaren, liep in herenkleding rond en had vaak een rijzweep bij de hand. Die accessoires waren, ook in dat tijdperk waarin de TV ontbrak, niet slecht voor haar bekendheid bij het grote publiek. Misschien is het een idee voor een volgende generatie Nederlandse schrijfsters? Cigar Smoking Writers with Whips! Een optreden bij Barend & Van Dorp is in ieder geval gegarandeerd!

George Eliot, ook een bewoonster van mijn pantheonnetje, - ik moet tot mijn schaamte bekennen dat ik van George Sand nooit een letter gelezen heb - keek nogal neer op al die krabbelende en krassende dames. In ‘Silly Novels by Lady Novelists’ veegde ze de vloer aan met de modderige lawine van damesromannetjes gevuld met bovenmenselijke, mooie, geleerde, grappige en vooral vrome heldinnen. Deze Victoriaanse ‘chicklit’ was dan ook over het algemeen zeer conservatief en ondersteunde het ‘mannelijke beeld’ van de zichzelf wegcijferende passieve vrouw. Desalniettemin toont Peter Gay aan dat ook in die massalectuur langzaam maar zeker de geluiden van veranderende sekse-verhoudingen doorsijpelen. En dat niet alleen! Denk aan de bestseller van Harriët Beecher Stowe uit 1853, Uncle Tom’s Cabin. Naar literaire maatstaven is dat een absoluut flutboek, maar het heeft de wereld wel ten goede helpen veranderen. Is dat wat de WoH bedoelen met een goed verhaal dat desgewenst te denken geeft?

Doet het er eigenlijk toe, of een vrouw of een man een boek geschreven heeft? Virginia Woolf haalt in A Room of One’s Own Coleridge aan, die ooit beweerde dat de beste schrijvers androgyn zijn. Woolf ondersteunt die uitspraak door er op te wijzen dat er vóór de negentiende eeuw weliswaar nauwelijks vrouwelijke auteurs waren, maar dat er in de betere literaire werken wel altijd sprake was van indrukwekkende heldinnen. Denk aan Shakespeare! De grote schrijvers en schrijfsters van de negentiende eeuw zetten die traditie voort. Zodra auteurs zich echter al te bewust worden van hun eigen sekse gaat het volgens Woolf mis. ‘Some collaboration has to take place in the mind between the woman and the man before the art of creation can be accomplished.’

Als het een voorwaarde is dat goede literatuur geschreven wordt door auteurs die zich bij het schrijven niet al te bewust zijn van hun eigen sekse, maar zich in beide rollen kunnen verplaatsen, dan doen de tijdens het schrijven gedragen schoenen er uiteraard al helemaal niet toe. Of misschien zijn platte schoenen dan juist te prefereren. Om Charlotte Mutsaers het laatste woord te geven: ‘Ik weet het, de lage dameshak staat niet bizonder hoog aangeschreven, maar toch komt een vrouw op lage hakken snel vooruit.’ ( ‘Fik & Snik’, in: Paardejam.)

Hoge hakken blijven natuurlijk wel leuk voor op het boekenbal!
 
*******************************************************
Literatuur en kunst onder één dak bij Buddenbrooks aan het Noordeinde
in Den Haag. Ga voor nadere informatie naar www.buddenbrooks.nl .










© 2005 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Een hak gezet Willem Minderhout
‘Maar, zou je kunnen zeggen, we vroegen je om te spreken over vrouwen en literatuur – wat heeft dat te doen met een eigen kamer?’ Zo begint het beroemde essay A Room of One’s Own van Virginia Woolf uit 1928. Dit essay is gebaseerd op twee lezingen die Woolf gaf over ‘vrouwen en literatuur’. Ze heeft echter geen zin om wijdlopige beschouwingen te houden over ‘de ware aard van de vrouw’, of over ‘de ware aard van de literatuur’. Dat zijn onderwerpen die volgens haar toch nooit op een overtuigende manier tot een einde kunnen worden gebracht. Zij belooft zich te beperken tot het bewijs van de stelling: ‘alles wat een vrouw nodig heeft om literatuur te kunnen schrijven is een eigen inkomen en een eigen kamer’. Dat is de opmaat tot een boeiende verhandeling over de sociale geschiedenis van de schrijvende vrouw en één van de indrukwekkendste pleidooien voor vrouwen om hun eigen emancipatie ter hand te nemen die ik ken.

Vandaag de dag is geld en een eigen kamer volgens sommige schrijfsters niet meer genoeg. Bij Barend & Van Dorp diende zich op 14 september 2005 een nieuwe generatie schrijfsters aan die vindt dat een beetje schrijfster toch minstens ook over een eigen walk-in closet moet kunnen beschikken. Ik vermoed dat dat een klerenkast is, waarin je kunt rondwandelen. Zij noemen zich de ‘Writers on Heels’ (WOH). Volgens hun website www.susansmit.nl/content/woh.html ‘combineert deze nieuwe lichting schrijfsters de liefde voor de literatuur moeiteloos met hoge hakken’. De WOH bewandelt hooggeschoeid de middenweg tussen ‘zwaarmoedige literatuur waarin weinig tot niets gebeurt’en ‘de zielloze, laffe chicklit/urban fiction die louter uit effectbejag is geschreven’. Deze dames beloven ‘meeslepende, inzichtrijke boeken’ te gaan schrijven. ‘In de eerste plaats vertellen zij een goed verhaal, dat (desgewenst) te denken geeft.’ Mooi! Vooral dat ‘desgewenst’ geeft mij te denken.

Nu ben ik zowel dol op hoge hakken als op literatuur, maar – om Marte Röling te parafraseren - het feit dat iemand op naaldhakken loopt heeft geen reet met haar werk te maken. Door de eis voor een ‘eigen kamer’ aan te vullen met de eis voor een eigen ‘walk-in closet’ compliceren de damesschrijfsters de zaak weer danig. Want als zij het hooggeschoeid huppelen door de kledingkast een vrouwelijke literaire kwaliteit vinden, dan brengen ze de discussie toch onvermijdelijk op het door Woolf geschuwde vraagstuk van ‘de ware aard der vrouw’.

Nu is er alle reden om Writers on Heels af te doen als een publiciteitsstunt van een aantal debuterende schrijfsters dat er per ongeluk niet onaardig uitziet. Ik heb namelijk geen flauw idee tegen wie ze zich nu eigenlijk afzetten. Nederlandse literaire schrijfsters als Margriet de Moor, Hella Haasse, Nelleke Noordervliet, Connie Palmen en hoe ze ook allemaal mogen heten schrijven allesbehalve boeken waarin niets gebeurt en het zijn ook al geen slonzige types ‘gehuld in een vaal colbert met opgestroopte mouwen dat in geen jaren een strijkbout heeft gezien’. En wie schrijft er in Nederland ‘chicklit’? Heleen van Royen? Ik vind haar schrijfsels niet om doorheen te komen, maar ze geven (desgewenst) best te denken.

Wat ik wel een goede kritiek vind op veel Nederlandse dames- én herenschrijvers is verwoord door de enige Nederlandse schrijfster die ik in mijn eigen schrijverspantheonnetje heb opgenomen, Charlotte Mutsaers. (Ik bewonder haar vanwege haar boeken, tekeningen en schilderijen. Haar verzorgde uiterlijk en haar erotiserende achternaam zijn natuurlijk wél mooi meegenomen.) Zij schreef in ‘Flaubert’s Distelvink’ (in: Paardejam, 1996): ‘Hoe gaat dat met verhalen? Afgelopen, uit!’ Mutsaers had het niet over Nederlandse literatuur, zelfs niet over damesliteratuur, maar ze verwoordt precies mijn mening over het merendeel van de hedendaagse Nederlandse schrijvers: ze nodigen soms uit tot lezen, maar vrijwel nooit tot herlezen, want na één keer weet je het wel. Afgelopen, uit!

De thema’s die de Writers on Heels oprakelen zijn echter te aardig om te laten liggen. Het zijn er namelijk minstens twee: het verschil tussen door vrouwen en mannen geschreven literatuur en het verschil tussen ‘hoge’en ‘lage’ literatuur. Daar kun je een matrix van maken en dan heb je ineens vier thema’s. De WoH pretendeert zelfs een middenweg tussen hoog en laag te kunnen bewandelen, waardoor zich zelfs een vijfde en een zesde thema aandienen. Stof genoeg voor een proefschrift.

De discussie over deze thema’s stamt al uit de tijd waarin de vrouwen massaal aan het schrijven sloegen: de negentiende eeuw. De historicus Peter Gay heeft daar in The Cultivation of Hatred (1994) een prachtig hoofdstuk, ‘A Damned Mob of Scribbling Women’ (naar een uitspraak van Nathaniel Hawthorne), aan gewijd. De opkomst van de burgerij verloste niet alleen veel vrouwen van de terreur van de baarmoeder, maar had ook als gevolg dat het publiek dat kon en wilde lezen enorm toenam terwijl de kosten van drukwerk afnamen. Er ontstond voor het eerst een massapubliek. Naast grote schrijfsters als George Sand en George Eliot, die zich niet voor niets achter een – toevallig dezelfde - mannennaam verscholen, werd deze groeiende markt voornamelijk bediend door pulpschrijvers, merendeels vrouwen.

De beide Georgen waren overigens ook allesbehalve slonzige types. George Sand had wel haar eigenaardigheden: ze rookte sigaren, liep in herenkleding rond en had vaak een rijzweep bij de hand. Die accessoires waren, ook in dat tijdperk waarin de TV ontbrak, niet slecht voor haar bekendheid bij het grote publiek. Misschien is het een idee voor een volgende generatie Nederlandse schrijfsters? Cigar Smoking Writers with Whips! Een optreden bij Barend & Van Dorp is in ieder geval gegarandeerd!

George Eliot, ook een bewoonster van mijn pantheonnetje, - ik moet tot mijn schaamte bekennen dat ik van George Sand nooit een letter gelezen heb - keek nogal neer op al die krabbelende en krassende dames. In ‘Silly Novels by Lady Novelists’ veegde ze de vloer aan met de modderige lawine van damesromannetjes gevuld met bovenmenselijke, mooie, geleerde, grappige en vooral vrome heldinnen. Deze Victoriaanse ‘chicklit’ was dan ook over het algemeen zeer conservatief en ondersteunde het ‘mannelijke beeld’ van de zichzelf wegcijferende passieve vrouw. Desalniettemin toont Peter Gay aan dat ook in die massalectuur langzaam maar zeker de geluiden van veranderende sekse-verhoudingen doorsijpelen. En dat niet alleen! Denk aan de bestseller van Harriët Beecher Stowe uit 1853, Uncle Tom’s Cabin. Naar literaire maatstaven is dat een absoluut flutboek, maar het heeft de wereld wel ten goede helpen veranderen. Is dat wat de WoH bedoelen met een goed verhaal dat desgewenst te denken geeft?

Doet het er eigenlijk toe, of een vrouw of een man een boek geschreven heeft? Virginia Woolf haalt in A Room of One’s Own Coleridge aan, die ooit beweerde dat de beste schrijvers androgyn zijn. Woolf ondersteunt die uitspraak door er op te wijzen dat er vóór de negentiende eeuw weliswaar nauwelijks vrouwelijke auteurs waren, maar dat er in de betere literaire werken wel altijd sprake was van indrukwekkende heldinnen. Denk aan Shakespeare! De grote schrijvers en schrijfsters van de negentiende eeuw zetten die traditie voort. Zodra auteurs zich echter al te bewust worden van hun eigen sekse gaat het volgens Woolf mis. ‘Some collaboration has to take place in the mind between the woman and the man before the art of creation can be accomplished.’

Als het een voorwaarde is dat goede literatuur geschreven wordt door auteurs die zich bij het schrijven niet al te bewust zijn van hun eigen sekse, maar zich in beide rollen kunnen verplaatsen, dan doen de tijdens het schrijven gedragen schoenen er uiteraard al helemaal niet toe. Of misschien zijn platte schoenen dan juist te prefereren. Om Charlotte Mutsaers het laatste woord te geven: ‘Ik weet het, de lage dameshak staat niet bizonder hoog aangeschreven, maar toch komt een vrouw op lage hakken snel vooruit.’ ( ‘Fik & Snik’, in: Paardejam.)

Hoge hakken blijven natuurlijk wel leuk voor op het boekenbal!
 
*******************************************************
Literatuur en kunst onder één dak bij Buddenbrooks aan het Noordeinde
in Den Haag. Ga voor nadere informatie naar www.buddenbrooks.nl .








© 2005 Willem Minderhout
powered by CJ2