archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 20
13 oktober 2022
Bezigheden > Dichten delen printen terug
Herinneringen Nienke Nieuwenhuizen

2001BZ SonjaIk was in Rotterdam op 4 mei 2021. En zag het beeld van de nachtburgemeester Deelder op de Nieuwe Binnenweg. Een ander kleurrijk figuur in vroegere decennia (1884-1958) en ook schrijver, was Api Prins. Ik moest denken aan zijn familie, toen de trein terug naar, mijn verblijfplaats, Purmerend, die avond twee minuten stilstond in verband met de dodenherdenking.

Zijn dochter Sonja Prins schreef toen ze in 1943, in het concentratiekamp Ravensbrück zat, het gedicht: ‘Tot aan het einde van de dagen’. Onder andere te lezen in: ‘Opdat de kinderen leven’, een uitgave van de Nederlandse Vrouwen Beweging uit 1956.



Tot aan het einde van de dagen.

Ver weg, onzichtbaar, en toch altijd te voelen
zijn onze kinderen. Dat wij klein en naakt
in onze handen hielden, wasten en voedden,
aan onze borst gedrukt, in plotselinge schrik
optilden van de grond, met steeds de zekerheid
het was nog daar - hun ogen en hun handen,
die ons dikwijls in de slaap nog zochten
en hun stemmen in de nacht als wij niet kwamen.
Al praten honderd vrouwen allen samen
toch is het stil rondom, nu hun stem niet meer klinkt.
Wij zijn het thans, die 's nachts in dromen dwalen
en niets gevonden hebben als de morgen komt.
Een rij van donkere schimmen gaat de heuvel over.
Eén volgt ons immer, die ons moet bewaken.
De einden van haar lange zwarte mantel raken
de horizon, een wachtende en hongerige vogel.
De wind waait en de regen dringt in onze haren.
Voor ons de dagelijkse weg - Vriendin,
wij weten dat de laatste weg niet hier begint.
Wij zullen eenmaal onze kinderen troosten.
Eens zullen wij hun zachte wangen strelen -
Dit geeft ons kracht tot aan het einde van de dagen
dat wij het juk van de verbanning dragen
en de ellende van een slavenleven.

Als Sonja in 1945 terugkomt uit het kamp, herkent haar dochtertje haar niet meer.

Hoe gelukkig ben ik! Vandaag 5 mei, zag ik mijn achterkleinzoon weer! Drie weken terug kwam ik aan in Nederland en had hem graag onmiddellijk willen zien, maar dat was toen niet mogelijk omdat hij, zijn moeder en oma, met Corona besmet waren. Gelukkig zijn ze allen weer beter. De oma en de mama waren gelukkig niet ernstig ziek en het kleine mannetje was alleen wat verkouden.
Een half jaar terug sprak hij alleen nog losse woordjes en nu spreekt hij al in zinnen.
Ik had het geluk dat ik allen nog kon zien. Hoe anders dat kan zijn herinneren we ons elk jaar weer in deze meimaand.

Sonja Prins (1912 - 2009) was, zoals ik eerder schreef, dochter van de linkse non-conformist, journalist, schrijver en vertaler Apie Prins en van de vrouwenactiviste en onderwijsvernieuwer, Ina Elisa Willekes Macdonald.
Rond 1930 wordt Sonja Prins lid van de CPN. Tijdens de oorlog maakt ze de illegale krant ‘Vonk’, waardoor ze in het concentratiekamp Ravensbrück terechtkomt.

In de jaren 70 trekt ze zich, als kluizenaar, terug in de bossen bij Baarle-Nassau, om daar in alle rust te kunnen werken aan haar proza en herinneringen aan het verzet. Ze schrijft daar ook eigentijdse- en politieke gedichten.
 
Een biografie over haar leven en het leven van haar illustere ouders wordt beschreven door Lidy Nicolasen in: ‘De eeuw van Sonja Prins’.

De nalatenschap van Prins, onder andere, 49 dozen met brieven, dagboekaantekeningen, foto's en andere stukken bevinden zich in het Letterkundig Museum in Den Haag.





© 2022 Nienke Nieuwenhuizen meer Nienke Nieuwenhuizen - meer "Dichten"
Bezigheden > Dichten
Herinneringen Nienke Nieuwenhuizen
2001BZ SonjaIk was in Rotterdam op 4 mei 2021. En zag het beeld van de nachtburgemeester Deelder op de Nieuwe Binnenweg. Een ander kleurrijk figuur in vroegere decennia (1884-1958) en ook schrijver, was Api Prins. Ik moest denken aan zijn familie, toen de trein terug naar, mijn verblijfplaats, Purmerend, die avond twee minuten stilstond in verband met de dodenherdenking.

Zijn dochter Sonja Prins schreef toen ze in 1943, in het concentratiekamp Ravensbrück zat, het gedicht: ‘Tot aan het einde van de dagen’. Onder andere te lezen in: ‘Opdat de kinderen leven’, een uitgave van de Nederlandse Vrouwen Beweging uit 1956.



Tot aan het einde van de dagen.

Ver weg, onzichtbaar, en toch altijd te voelen
zijn onze kinderen. Dat wij klein en naakt
in onze handen hielden, wasten en voedden,
aan onze borst gedrukt, in plotselinge schrik
optilden van de grond, met steeds de zekerheid
het was nog daar - hun ogen en hun handen,
die ons dikwijls in de slaap nog zochten
en hun stemmen in de nacht als wij niet kwamen.
Al praten honderd vrouwen allen samen
toch is het stil rondom, nu hun stem niet meer klinkt.
Wij zijn het thans, die 's nachts in dromen dwalen
en niets gevonden hebben als de morgen komt.
Een rij van donkere schimmen gaat de heuvel over.
Eén volgt ons immer, die ons moet bewaken.
De einden van haar lange zwarte mantel raken
de horizon, een wachtende en hongerige vogel.
De wind waait en de regen dringt in onze haren.
Voor ons de dagelijkse weg - Vriendin,
wij weten dat de laatste weg niet hier begint.
Wij zullen eenmaal onze kinderen troosten.
Eens zullen wij hun zachte wangen strelen -
Dit geeft ons kracht tot aan het einde van de dagen
dat wij het juk van de verbanning dragen
en de ellende van een slavenleven.

Als Sonja in 1945 terugkomt uit het kamp, herkent haar dochtertje haar niet meer.

Hoe gelukkig ben ik! Vandaag 5 mei, zag ik mijn achterkleinzoon weer! Drie weken terug kwam ik aan in Nederland en had hem graag onmiddellijk willen zien, maar dat was toen niet mogelijk omdat hij, zijn moeder en oma, met Corona besmet waren. Gelukkig zijn ze allen weer beter. De oma en de mama waren gelukkig niet ernstig ziek en het kleine mannetje was alleen wat verkouden.
Een half jaar terug sprak hij alleen nog losse woordjes en nu spreekt hij al in zinnen.
Ik had het geluk dat ik allen nog kon zien. Hoe anders dat kan zijn herinneren we ons elk jaar weer in deze meimaand.

Sonja Prins (1912 - 2009) was, zoals ik eerder schreef, dochter van de linkse non-conformist, journalist, schrijver en vertaler Apie Prins en van de vrouwenactiviste en onderwijsvernieuwer, Ina Elisa Willekes Macdonald.
Rond 1930 wordt Sonja Prins lid van de CPN. Tijdens de oorlog maakt ze de illegale krant ‘Vonk’, waardoor ze in het concentratiekamp Ravensbrück terechtkomt.

In de jaren 70 trekt ze zich, als kluizenaar, terug in de bossen bij Baarle-Nassau, om daar in alle rust te kunnen werken aan haar proza en herinneringen aan het verzet. Ze schrijft daar ook eigentijdse- en politieke gedichten.
 
Een biografie over haar leven en het leven van haar illustere ouders wordt beschreven door Lidy Nicolasen in: ‘De eeuw van Sonja Prins’.

De nalatenschap van Prins, onder andere, 49 dozen met brieven, dagboekaantekeningen, foto's en andere stukken bevinden zich in het Letterkundig Museum in Den Haag.



© 2022 Nienke Nieuwenhuizen
powered by CJ2