archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 1 Jaargang 3 13 oktober 2005 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Een rustig mens | ||||
Boy Edgar Prijswinnaar Luc Houtkamp | Willem Minderhout | |||
'Ik stel iedere keer weer mijn eigen traditie samen.'
Luc Houtkamp, de eigenzinnige Haagse jazzmuzikant, heeft dit jaar de prestigieuze VPRO/Boy Edgar Prijs gewonnen, de belangrijkste prijs in Nederland op het terrein van de jazz en geïmproviseerde muziek. Een goede reden om hem eens aan de tand te voelen voor De Leunstoel.
Je afficheert jezelf altijd nadrukkelijk als een autodidact. Kwam je niet uit een muzikale familie?
Mijn ouders hadden een restauratieatelier aan de Prinsestraat. Ze waren dus altijd met het herstel van mooie dingen in de weer. Los daarvan hadden ze ook een grote culturele interesse, maar ze speelden zelf geen muziek. Mijn ouders hebben wel geprobeerd om mijn zus Lily een degelijke muzikale opvoeding te geven. Lily speelde piano en heeft zelfs nog voorgespeeld bij het conservatorium, maar zij is er mee gestopt. Blijkbaar was de aanpak in haar geval toch niet zo geslaagd en mijn ouders hebben mij volkomen vrij gelaten. Ik ging wel naar de Volksmuziekschool, maar ik was geen goede leerling. Dat blokfluiten kon me niet boeien.
Ik was wel altijd erg in muziek geïnteresseerd. Op dertienjarige leeftijd ontdekte ik de zwarte blues en muzikanten als Frank Zappa. Mijn klasgenootjes waren daar absoluut niet mee bezig. Toen ik mensen als John Coltrane, Ornette Coleman, Archie Shepp en Albert Ayler ontdekte wilde ik ook sax gaan spelen. Op mijn veertiende kreeg ik een stokoude altsax. Ik kreeg les van iemand van de Harmonie. Ik deed daar wel mijn best, maar ik was niet zo geschikt voor dat soort werk. Ik speelde liever thuis met mijn platen mee.
In 1970 ging ik naar de Vrije Akademie. Dat leek mijn vader een goede opleiding als voorbereiding om hem op te volgen als antiek restaurateur en ik vond het ook erg leuk.
In die tijd had de Vrije Akademie een klein studiootje voor elektronische muziek, dat gerund werd door Michiel Waisvisz. Dat was allemaal heel primitief en beperkt, maar het leuke van Michiel was dat hij allerlei gastdocenten wist te strikken. Zo leerde ik mensen als Willem Breuker, Han Bennink en Gilius van Bergeijk kennen. En ik toeterde lekker mee.
Doceerden die ook elektronische muziek?
Nee, Michiel nodigde gewoon iedereen uit die hij leuk en interessant vond. Op de Vrije Akademie heb ik mijn eerste bandje geformeerd. Zonder elektronica overigens, want dat spul was in die tijd niet te sjouwen, dus daar kon je buiten de studio niets mee. Met die band traden we ondermeer in Londen op tijdens een festival voor experimentele muziek. ICES 1972 heette dat. Onlangs zijn in de VS de geluidsbanden van dat festival opgedoken en ons bandje staat ook op de tapes. Ze zijn nu bezig om er een boek over te schrijven en ze gaan een serie CD’s uitgeven.
Was je in die tijd de sax al echt meester? Weet je, het feit dat ik nooit echt ‘saxofoon’ heb geleerd heb is voor mij een bron van kracht. Als je iets wilt bereiken en je weet niet hoe dat moet, dan moet dat helemaal op eigen kracht, zonder voorbeelden. Originaliteit ontstaat volgens mij vaak door onvermogen iets te kunnen dat voor anderen routine is. Het gevolg is dat je dan moet nadenken hoe je een en ander toch kunt bereiken. In ieder geval is dat de bron van mijn originaliteit. Ik stel mijn eigen regels vast vanuit niets anders dan heel veel nieuwsgierigheid en de wil om bepaalde zelf gedefinieerde problemen op te lossen.
Kon je meteen al leven van de muziek?
Nee, ik werkte bij mijn vader in de zaak. Daarnaast hield ik me semi-professioneel bezig met muziek. Dat heb ik ongeveer tien jaar gecombineerd, maar toen vond mijn vader dat ik moest kiezen. Dat werd dus de muziek. Vanaf 1980 heb ik van alles en nog wat aangepakt, maar het belangrijkste was mijn eerste eigen groep: ‘Klimaat’. We toerden door heel Nederland en soms naar Engeland. Mensen als Derek Bailey organiseerden daar concerten in zaaltjes achter de pub. Echte no budget tournees.
Gebruikte je bij Klimaat elektronica?
Nee, ik speelde sax. Computers gingen na 1985 pas een rol spelen. Vanaf die tijd werd de apparatuur steeds kleiner, beter en goedkoper. Ik heb mezelf leren programmeren en schreef software die er voor zorgde dat de computer ging reageren op mijn muziek. Ik creëerde robots met wie ik samen kon spelen. Ik streefde er naar om muziek te maken waarin improvisatie en compositie naadloos in elkaar overgaan en computers lenen zich daar bij uitstek voor. Ik kan goed improviseren en een computer kan goed regels interpreteren en toepassen. Op die manier zijn we hele goede partners. Net zoals met de saxofoon heb ik het met vallen en opstaan mezelf geleerd. Ik was op school bepaald geen uitblinker in wiskunde, maar ik bleek ineens een grote aanleg voor logica te hebben. Het nadeel was dat ik altijd alléén met mijn computers in de weer was. Dat was trouwens een soort mode in die tijd, iedereen werkte in zijn eentje. Op een gegeven moment wilde ik weer met echte mensen aan de slag. Dat resulteerde in het POW ensemble, waar ik nu nog mee speel.
Kun je de stijl van POW onder woorden brengen?
Met POW werk ik van programma tot programma Ik kies steeds een bepaald onderwerp en daar zoek ik de mensen bij. Het is wel een vrij vaste groep mensen met wie ik speel. Han Buhrs, een zanger met een blues en punk achtergrond, Guy Harries die ook computer speelt en DJ Donotask vormen zo’n beetje de vaste kern.
Nee, er is geen bepaalde POW stijl, of het moet een volledig ‘open mind’ zijn. POW betekent to the power of – tot de macht van. Ik haal de ideeën voor POW overal vandaan. Ik stel iedere keer weer mijn eigen traditie samen. Ik ben eigenlijk helemaal niet geïnteresseerd in stijl. Dat is weer zo’n hokje. Ik zag laatst een documentaire over Picasso waarin hij zei: “Wat nou stijl? God heeft toch ook geen stijl!”
Elektronische muziek en improvisatie zijn trouwens per definitie ‘stijlloze genres’. Daarmee bedoel ik niet dat alles zomaar kan, maar eerder dat je iedere keer op zoek gaat naar de esthetiek, de juiste aanpak die voor dat idee of programma het meest geschikt is. Met POW doe ik altijd wat anders. We hebben een bluesproject gedaan, een programma rond Arabische muziek, met muzikanten uit Israël en Palestina, samengewerkt met componisten en dat soort dingen. We hebben nu een project met tapdanseres Marije Nie. Weer totaal iets anders.
Je past in geen enkel hokje, of juist in alle hokjes. Op je website schrijf je veel over je biseksualiteit. Is dat relevant voor je muziek?
Qua seksuele oriëntatie wil ik mezelf niet in een hokje laten stoppen. Net als in de muziek wil ik voor mezelf beslissen wat ik wil en mijn grenzen aftasten zonder me bij voorbaat te conformeren aan bepaalde concepten. Ik ben er van overtuigd dat er veel meer biseksuelen zijn dan homoseksuelen, maar er is een enorme dwang om te kiezen, jezelf in te delen. Ik vind dat ook dit taboe geslecht moet worden en daarom schrijf ik er over op mijn website en schrijf ik een column in het blad van de Vereniging voor Biseksualiteit.
Zal de Boy Edgar Prijs je leven veranderen?
Nee, maar het maakt het allemaal wat makkelijker. We zaten al aardig in de lift de laatste tijd. Het POW Ensemble is opgenomen in de Cultuurnota, dus dat is al een teken van erkenning én dat geeft een economische basis voor mijn bezigheden. Maar die VPRO/Boy Edgar Prijs betekent in elk geval dat mijn eigenzinnigheid uiteindelijk wel gewaardeerd wordt. Mensen die je niet kennen worden nieuwsgierig en het genereert werk, wat in de huidige fase waarin het POW Ensemble zit, heel goed van pas komt.
Waar ben je momenteel mee bezig?
Veel dingen tegelijkertijd. In galerie TAG, hier in Den Haag, geven we een serie concerten rond het POW Ensemble. Het is een mogelijkheid voor ons om allerlei verschillende combinaties uit te proberen. De gasten die we hebben uitgenodigd om het POW Ensemble tot nieuwe inzichten te prikkelen hebben echt een heel diverse achtergrond. Zo werken we met de trompettist Erik Vloeimans, computerpionier Joel Ryan, met videokunstenaars, en komt ook de allernieuwste generatie componisten aan bod.
Daarnaast zijn we druk bezig om een optreden op het Crossing Border festival voor te bereiden. We hebben een programma gemaakt rond de Perzische dichter Rumi, ook wel bekend als Mevlana. Rumi leefde in de dertiende eeuw en was een onorthodoxe Moslim, die geen onderscheid maakte tussen mensen op grond van hun religie. De dansende derwisjen kun je als zijn volgelingen beschouwen. Ik heb contact gezocht met de schrijver Kader Abdollah om die gedichten en andere Perzische sprookjes in het Nederlands te herschrijven. Hij reageerde daar heel enthousiast op! Net als ik in de muziek altijd mijn eigen oplossingen zoek, zoekt hij, als Iraniër, zijn weg in de Nederlandse taal. Kom kijken op het Crossing Border festival, zou ik zeggen!
Meer over Luc Houtkamp op: www.luchoutkamp.nl
********************************************************
Vanaf 11 oktober weer geopend: het Jazzcenter aan de Wagenstraat 125a.
Ga voor meer informatie naar www.jazzcenter.nl .
|
||||
© 2005 Willem Minderhout | ||||
powered by CJ2 |