archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 19
2 juni 2022
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Boekje voor mijn achterkleinkinderen Nienke Nieuwenhuizen

1915BS BoekjeIk wil graag een boekje maken voor mijn achterkleinkinderen. Ik wil mijn achterkleinzoon vertellen dat ik ook uit een buik van een mama ben gekomen.
Voor hem is het heel ongeloofwaardig dat alle mensen uit de buik van hun moeder komen.
Hij ziet ons natuurlijk voor zich, zoals we nu zijn en ik zou graag uitleggen dat ik ook zo klein en met zo´n zacht huidje als zijn zusje geboren ben.

Maar ik ben gemaakt in mei 1940, toen de bommen op Rotterdam vielen. Mijn ouders zochten kennelijk troost bij elkaar. Dientengevolge werd ik in maart 1941 geboren.
Moet ik mijn achterkleinkinderen vertellen dat in de late avond van 28 februari 1941, een beschoten Engels vliegtuig, om niet neer te storten, een bom liet vallen aan de overkant van de sloot achter mijn ouderlijk huis? Dat daarbij een hele familie van 14 personen, op de oudste zoon na, het leven liet en een ander gezin, waarvan de vader op 1 maart jarig was, de moeder en de zoon konden begraven na afloop? Dat de vader bij het bombardement zijn rechterbeen verloor en de dochter met bed en al in de steeg terecht kwam en het zonder schrammetje heeft overleefd?

Moet ik vertellen dat mijn moeder die nacht zo vlak voor mijn geboorte niet slapen kon en aan een babytruitje zat te breien. Dat er brokstukken van de huizen, maar ook van mensen door onze ramen vlogen. Dat mijn oudste broer een deel van een raam plat op zijn gezicht kreeg. Dat mijn zusters en broers met jassen en warme kleding van de bovenverdieping en de trap die vol met scherven lag afkwamen, zonder zich te hebben verwond?

Dat mijn broers 18 en 20 jaar oud de jol pakten en hulp gingen bieden aan de overkant en dat de buurman toen aan hen vroeg hoe laat het was (inmiddels half één) en dat hij toen zei: ‘Dan mogen jullie me feliciteren!’? En dat hij verder aan ze vroeg: ‘Er ligt iets zwaars op mijn been, willen jullie dat eraf halen?’ En dat de jongens toen zagen dat er helemaal geen been meer was. Moet ik dat allemaal vertellen?
Zo is het wel gegaan, kort voor mijn geboorte. Zelf weet ik er gelukkig niets van. Mijn broers noemden me een koningskind, omdat ik geboren was met het geluid van bommen en granaten nog in hun oren.
Ik ben door allen verwend, misschien wel als gevolg van wat er had plaatsgevonden.

En nu gebeurt het weer in Europa en natuurlijk hoop je dat deze achterkleinkinderen niet die ellende, schaarste en hongertochten hoeven mee te maken en vertel ik ze dus liever niets over die tijd.

Toch kan ik me ook het gezellige liedjes zingen uit het schrift van mijn jongste zuster herinneren, de ramen waren verduisterd, want er kon een aanval komen, katoenen draadjes in olie gedrenkt gaven een zacht licht. Al het zo verkregen licht loefde en liet zwarte vlekken na op behang, meubels, etc. Mijn moeder sliep met al het voedsel dat ze op haar hongertochten en later tegen de bevrijding met droppings had verkregen onder haar bed. Ze wilde dat eerlijk verdelen, maar mijn broers haalden door honger gedreven, de deuren uit de scharnieren.

Op de tafel lagen kranten, want zeep om een tafellaken te wassen, was er niet meer en de sporen van die olielichtjes kreeg je er zo wie zo niet uit. Toch was het gezellig als we gezamenlijk: `In het groene dal, in het stille dal` en/of `Hoe zachtkens glijdt ons bootje` zaten te zingen.

De bevrijding staat me ook nog goed voor de geest. In de voorslaapkamer dansten mijn moeder, mijn zusters en ik in een kring, terwijl we riepen: ‘Hitler is dood, Hitler is dood!’
De Canadezen kwamen met hun jeeps over de Provinciale weg en we gingen allemaal kijken. Onze overbuurman van de garage tegenover ons, liep in zijn lange onderbroek naar buiten, gunde zich geen tijd meer zich te kleden.

 Vlak na die bevrijding, ging ik met vader Nieuwenhuizen naar de winkel van Simon de Wit, hij had een tijken zak bij zich. Die zak werd bij Simon gevuld met wit brood. Gezamenlijk liepen we al kanend uit de zak terug, Ik had nog nooit in mijn leven zoiets heerlijks geproefd. Mijn moeder vroeg of vader gek geworden was, je kon maar nooit weten hoe lang we met dat brood moesten doen! Dus ook die zak met brood verdween weer onder het bed.

En er is nog zoveel meer, maar ja, hoe vertel ik het mijn achterkleinkinderen.

--------

Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven


© 2022 Nienke Nieuwenhuizen meer Nienke Nieuwenhuizen - meer "Het leven zelf"
Beschouwingen > Het leven zelf
Boekje voor mijn achterkleinkinderen Nienke Nieuwenhuizen
1915BS BoekjeIk wil graag een boekje maken voor mijn achterkleinkinderen. Ik wil mijn achterkleinzoon vertellen dat ik ook uit een buik van een mama ben gekomen.
Voor hem is het heel ongeloofwaardig dat alle mensen uit de buik van hun moeder komen.
Hij ziet ons natuurlijk voor zich, zoals we nu zijn en ik zou graag uitleggen dat ik ook zo klein en met zo´n zacht huidje als zijn zusje geboren ben.

Maar ik ben gemaakt in mei 1940, toen de bommen op Rotterdam vielen. Mijn ouders zochten kennelijk troost bij elkaar. Dientengevolge werd ik in maart 1941 geboren.
Moet ik mijn achterkleinkinderen vertellen dat in de late avond van 28 februari 1941, een beschoten Engels vliegtuig, om niet neer te storten, een bom liet vallen aan de overkant van de sloot achter mijn ouderlijk huis? Dat daarbij een hele familie van 14 personen, op de oudste zoon na, het leven liet en een ander gezin, waarvan de vader op 1 maart jarig was, de moeder en de zoon konden begraven na afloop? Dat de vader bij het bombardement zijn rechterbeen verloor en de dochter met bed en al in de steeg terecht kwam en het zonder schrammetje heeft overleefd?

Moet ik vertellen dat mijn moeder die nacht zo vlak voor mijn geboorte niet slapen kon en aan een babytruitje zat te breien. Dat er brokstukken van de huizen, maar ook van mensen door onze ramen vlogen. Dat mijn oudste broer een deel van een raam plat op zijn gezicht kreeg. Dat mijn zusters en broers met jassen en warme kleding van de bovenverdieping en de trap die vol met scherven lag afkwamen, zonder zich te hebben verwond?

Dat mijn broers 18 en 20 jaar oud de jol pakten en hulp gingen bieden aan de overkant en dat de buurman toen aan hen vroeg hoe laat het was (inmiddels half één) en dat hij toen zei: ‘Dan mogen jullie me feliciteren!’? En dat hij verder aan ze vroeg: ‘Er ligt iets zwaars op mijn been, willen jullie dat eraf halen?’ En dat de jongens toen zagen dat er helemaal geen been meer was. Moet ik dat allemaal vertellen?
Zo is het wel gegaan, kort voor mijn geboorte. Zelf weet ik er gelukkig niets van. Mijn broers noemden me een koningskind, omdat ik geboren was met het geluid van bommen en granaten nog in hun oren.
Ik ben door allen verwend, misschien wel als gevolg van wat er had plaatsgevonden.

En nu gebeurt het weer in Europa en natuurlijk hoop je dat deze achterkleinkinderen niet die ellende, schaarste en hongertochten hoeven mee te maken en vertel ik ze dus liever niets over die tijd.

Toch kan ik me ook het gezellige liedjes zingen uit het schrift van mijn jongste zuster herinneren, de ramen waren verduisterd, want er kon een aanval komen, katoenen draadjes in olie gedrenkt gaven een zacht licht. Al het zo verkregen licht loefde en liet zwarte vlekken na op behang, meubels, etc. Mijn moeder sliep met al het voedsel dat ze op haar hongertochten en later tegen de bevrijding met droppings had verkregen onder haar bed. Ze wilde dat eerlijk verdelen, maar mijn broers haalden door honger gedreven, de deuren uit de scharnieren.

Op de tafel lagen kranten, want zeep om een tafellaken te wassen, was er niet meer en de sporen van die olielichtjes kreeg je er zo wie zo niet uit. Toch was het gezellig als we gezamenlijk: `In het groene dal, in het stille dal` en/of `Hoe zachtkens glijdt ons bootje` zaten te zingen.

De bevrijding staat me ook nog goed voor de geest. In de voorslaapkamer dansten mijn moeder, mijn zusters en ik in een kring, terwijl we riepen: ‘Hitler is dood, Hitler is dood!’
De Canadezen kwamen met hun jeeps over de Provinciale weg en we gingen allemaal kijken. Onze overbuurman van de garage tegenover ons, liep in zijn lange onderbroek naar buiten, gunde zich geen tijd meer zich te kleden.

 Vlak na die bevrijding, ging ik met vader Nieuwenhuizen naar de winkel van Simon de Wit, hij had een tijken zak bij zich. Die zak werd bij Simon gevuld met wit brood. Gezamenlijk liepen we al kanend uit de zak terug, Ik had nog nooit in mijn leven zoiets heerlijks geproefd. Mijn moeder vroeg of vader gek geworden was, je kon maar nooit weten hoe lang we met dat brood moesten doen! Dus ook die zak met brood verdween weer onder het bed.

En er is nog zoveel meer, maar ja, hoe vertel ik het mijn achterkleinkinderen.

--------

Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven
© 2022 Nienke Nieuwenhuizen
powered by CJ2