archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 16
Jaargang 19
16 juni 2022
Bezigheden > Ergernissen delen printen terug
Geen smartphone Julius Pasgeld

1916BZ SmartphoneIk heb nu al ruim vijftien jaar geen smartfone. Ik zou niet eens weten hoe je dat schrijft. Laat staan, dat ik hem zou kunnen hanteren. En juist als je denkt, dat je zo’n nieuwe ontwikkeling door hebt is het ineens weer allemaal anders.
Maar hoe dan ook. Eén ding is zeker: het is een heerlijk idee om niet dag en nacht bereikbaar te zijn.
Sterker nog: het is nóg plezieriger om voor bepaalde individuen voorgoed onbereikbaar te zijn.
Wat denken ze wel?
Dat ik een junkie ben? Die zich laat overleveren aan advertentiebedrijven die verslavende apps maken?
Dat ik er behoefte aan heb om mezelf bij ieder ongemakkelijk moment, of bij tomeloze verveling direct af te laten leiden door een scherm vol maatschappelijke druktemakers die steeds maar weer met hun jatten in je portemonnee zitten?

Ik heb trouwens wel een telefoon. Want ik ben niet helemaal zonderling.
Te-le-foon. U weet misschien nog wel. ‘Tele’ betekent ver’, en ‘fonetiek’ houdt zich bezig met de aspecten van de spraak. Gesproken woorden van verre dus die komen in en uit zo’n apparaat met toetsen en een hoorn die met een kruldraadje aan dat apparaat vast zit. Dat apparaat zit op zijn beurt weer met een speciaal stopcontact met vier gaatjes vast aan de muur.
Nooit hoef ik mijn telefoon te zoeken. Nooit ben ik hem kwijt. Nooit heb ik hem ergens laten liggen.
Zo’n drie, vier keer per week gaat-ie over. Met een belletje. Ringgg! Ringgg! En als ik dan thuis ben neem ik de hoorn eraf en praat in de onderkant.
‘Met Pasgeld’, zeg ik en luister door gaatjes aan de bovenkant van de hoorn wie het is die me wil spreken.
Dat is geweldig handig.
Je zou natuurlijk ook een brief kunnen schrijven. Dat is eigenlijk nòg beter. Want dan kan je er nog even bij stilstaan voordat je je misschien per abuis wat ongelukkig uit. En dat kan een heleboel misverstanden voorkomen. Ik zeg het er maar even bij, voor we dat ook al vergeten zijn.

‘Maar in noodgevallen?’, hoor ik u vragen. Wat dan?
Tja. Een telegram sturen kan geloof ik niet meer. Maar eerlijk gezegd heb ik nog nooit een noodgeval meegemaakt waarbij je geen beroep kon doen op een medemens. En in het uiterste geval is er altijd wel iemand wiens smartphone je mag gebruiken. Of iemand bij wie je binnen even van z’n gewone telefoon gebruik mag maken.
Voor alleen maar noodgevallen hoef je dus echt niet dag in dag uit, week in week uit, jaar in jaar uit een smartphone op je lijf mee te tornen. En als je dat wel doet ben je in ieder geval goed voorbereid op noodgevallen en ben je dus eigenlijk een vreselijk bange schijterd.

Conclusie: vroeger (toen heus niet alles beter was, maar wel bijna alles) liepen kinderen aan een leiband of zaten in een tuigje. Totdat ze verstandig genoeg waren om zélf te bedenken wat goed voor ze was.
Tegenwoordig zitten we allemaal, jong zowel als oud, onverbrekelijk verbonden aan een smartphone.
Tot het bittere einde van ons leven.
Want verstandig worden we toch nooit meer.

----------

De illustratie is van Alex Verduijn den Boer.



© 2022 Julius Pasgeld meer Julius Pasgeld - meer "Ergernissen" -
Bezigheden > Ergernissen
Geen smartphone Julius Pasgeld
1916BZ SmartphoneIk heb nu al ruim vijftien jaar geen smartfone. Ik zou niet eens weten hoe je dat schrijft. Laat staan, dat ik hem zou kunnen hanteren. En juist als je denkt, dat je zo’n nieuwe ontwikkeling door hebt is het ineens weer allemaal anders.
Maar hoe dan ook. Eén ding is zeker: het is een heerlijk idee om niet dag en nacht bereikbaar te zijn.
Sterker nog: het is nóg plezieriger om voor bepaalde individuen voorgoed onbereikbaar te zijn.
Wat denken ze wel?
Dat ik een junkie ben? Die zich laat overleveren aan advertentiebedrijven die verslavende apps maken?
Dat ik er behoefte aan heb om mezelf bij ieder ongemakkelijk moment, of bij tomeloze verveling direct af te laten leiden door een scherm vol maatschappelijke druktemakers die steeds maar weer met hun jatten in je portemonnee zitten?

Ik heb trouwens wel een telefoon. Want ik ben niet helemaal zonderling.
Te-le-foon. U weet misschien nog wel. ‘Tele’ betekent ver’, en ‘fonetiek’ houdt zich bezig met de aspecten van de spraak. Gesproken woorden van verre dus die komen in en uit zo’n apparaat met toetsen en een hoorn die met een kruldraadje aan dat apparaat vast zit. Dat apparaat zit op zijn beurt weer met een speciaal stopcontact met vier gaatjes vast aan de muur.
Nooit hoef ik mijn telefoon te zoeken. Nooit ben ik hem kwijt. Nooit heb ik hem ergens laten liggen.
Zo’n drie, vier keer per week gaat-ie over. Met een belletje. Ringgg! Ringgg! En als ik dan thuis ben neem ik de hoorn eraf en praat in de onderkant.
‘Met Pasgeld’, zeg ik en luister door gaatjes aan de bovenkant van de hoorn wie het is die me wil spreken.
Dat is geweldig handig.
Je zou natuurlijk ook een brief kunnen schrijven. Dat is eigenlijk nòg beter. Want dan kan je er nog even bij stilstaan voordat je je misschien per abuis wat ongelukkig uit. En dat kan een heleboel misverstanden voorkomen. Ik zeg het er maar even bij, voor we dat ook al vergeten zijn.

‘Maar in noodgevallen?’, hoor ik u vragen. Wat dan?
Tja. Een telegram sturen kan geloof ik niet meer. Maar eerlijk gezegd heb ik nog nooit een noodgeval meegemaakt waarbij je geen beroep kon doen op een medemens. En in het uiterste geval is er altijd wel iemand wiens smartphone je mag gebruiken. Of iemand bij wie je binnen even van z’n gewone telefoon gebruik mag maken.
Voor alleen maar noodgevallen hoef je dus echt niet dag in dag uit, week in week uit, jaar in jaar uit een smartphone op je lijf mee te tornen. En als je dat wel doet ben je in ieder geval goed voorbereid op noodgevallen en ben je dus eigenlijk een vreselijk bange schijterd.

Conclusie: vroeger (toen heus niet alles beter was, maar wel bijna alles) liepen kinderen aan een leiband of zaten in een tuigje. Totdat ze verstandig genoeg waren om zélf te bedenken wat goed voor ze was.
Tegenwoordig zitten we allemaal, jong zowel als oud, onverbrekelijk verbonden aan een smartphone.
Tot het bittere einde van ons leven.
Want verstandig worden we toch nooit meer.

----------

De illustratie is van Alex Verduijn den Boer.

© 2022 Julius Pasgeld
powered by CJ2