archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 20
Jaargang 2
22 september 2005
Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Andre van der Meer: e-Parlement moet! Willem Minderhout

0220 Andre van der Meer
‘Het Internet kan een bijdrage leveren aan het transparanter maken van het openbaar bestuur, het actief betrekken van de burgers bij de beleidsvorming en het verkleinen van de afstand kiezer/gekozene.’ Dat schreef Minister van Boxtel in zijn nota Contract met de toekomst in mei 2000. De nota stond bol van de verwachtingen dat het Internet en de daarop gebaseerde ‘netwerkmaatschappij’ tot diepgaande veranderingen zouden leiden. De overheid moest alle zeilen bijzetten om deze ontwikkeling te kunnen volgen, wilde zij haar rol zinvol kunnen blijven uitvoeren. Internet beschouwde Van Boxtel zeker niet alleen als een bedreiging. Hij was er van overtuigd dat het medium juist ook kansen bood om de democratie te revitaliseren. ‘Interactieve beleidsvorming’ met behulp van Internet – elektronische burgerconsultatie – zou de kloof tussen politiek en maatschappij kunnen overbruggen.

In vijf jaar is er veel veranderd. De bubble van De Nieuwe Economie barstte en daarmee verdwenen veel van de hooggespannen verwachtingen over het e-topia dat Internet binnen bereik zou brengen. Het streven naar interactieve beleidsvorming en elektronische burgerconsultatie resulteerde in een aardige boekenkast vol nota’s en studies. De praktijk bleef echter beperkt tot een aantal min of meer geslaagde, maar niet erg invloedrijke, experimenten. Van Boxtel’s opvolger Thom de Graaf gaf er geen blijk van veel op te hebben met de Internet ideeën van zijn voorganger. De vernieuwingsdrang leek zich nu voornamelijk op ‘bestuurlijke vernieuwing’ te concentreren.

Hoewel de euforie verdwenen is, gaat de ontwikkeling van de Informatie en Communicatietechnologie (ICT) gestaag voort en verandert er stap voor stap een heleboel. De modems zijn al weer bijna antiek en de meeste Nederlanders kunnen, zo niet thuis, dan toch wel op hun werk, over breedbandaansluitingen beschikken. Het wordt al als heel normaal beschouwd dat je, bijvoorbeeld met behulp van Google, altijd recente informatie over van alles en nog wat kunt vinden. Vooral kinderen kunnen sociaal niet meer functioneren zonder MSN.

Kan ‘de politiek’ die ontwikkelingen volgen? En is er nog sprake van interesse in ‘interactiviteit’ en ‘burgerconsultatie’? Ik vroeg het aan André van der Meer, programmamanager e-parlement, informatieadviseur van het Management Team en hoofd van de Dienst Informatievoorziening van de Tweede Kamer. Hij is sinds 1998 werkzaam bij de Tweede Kamer, eerst als Hoofd van de Dienst Automatisering, daarna als directeur van de Stenografische Dienst. André ontving me in zijn werkkamer tegenover het Binnenhof aan het Haagse Plein.

Wat is de overeenkomst tussen stenografie en automatisering?
De enige overeenkomst is dat ikzelf noch stenograaf, noch ICT-man ben. Hoewel … Het draait natuurlijk bij beide om informatieverwerking. Ik heb zelf een financieel-economische opleiding. Ik voel me bijzonder thuis waar het organisatievraagstukken betreft en daarmee kon ik bij beide diensten flink aan de slag .

Jullie hebben vorig jaar Visie op e-Parlement uitgebracht. Toen ik die las dacht ik even dat Van Boxtel weer terug was. Jullie presenteren Internet als hét middel om de kloof tussen burger en politiek te verkleinen. Delen politici die mening eigenlijk wel?
Dit whitepaper is geschreven in 2004 met als doel een praatstuk te hebben om de ideeën van de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer over digitale informatievoorziening te toetsen. Vanaf eind 2004, begin 2005 is het actief met politici besproken. Vanaf oktober 2003 ben ik, samen met collega Piet van Rijn, belast met het ontwikkelen en sturen van een groot aantal projecten, onder de noemer e-Parlement.

Deel je de visie zelf?
Ja, anders had ik deze klus niet aangenomen. De Dienst Informatievoorziening houdt zich natuurlijk met veel meer bezig, dan met projecten op het gebied van e-Parlement, maar ik vind dat wel de krenten in de pap. Daar doe je het allemaal voor!

Je gelooft dus echt dat Internet kan helpen ‘de kloof’ te overbruggen?
Ja, maar ik geef direct toe dat de meeste politici daar nog niet zo expliciet mee bezig zijn. Dat zal wel komen, hoor. Dat is onvermijdelijk. E-Parlement moet! Excuses zijn er niet meer. Als je ziet wat een enorme vorderingen er zijn gemaakt in de communicatie-infrastructuur en de diensten binnen het parlement, dan is dat echt revolutionair.
Kijk naar onze informatiesystemen: alle parlementaire stukken zijn vrij eenvoudig te vinden via het intranet en het internet. Dat wordt al weer gewoon gevonden.
Kijk hoe wij geïnvesteerd hebben in mogelijkheden om e mail te beantwoorden! E mail is bij uitstek zo’n fenomeen waar veel organisaties geen raad mee weten. Het parlement werd er door bedolven. Nu zitten er tal van medewerkers de hele dag mails te beantwoorden met behulp van een kennissysteem. In dat kennissysteem zit een zo actueel mogelijk overzicht van de fractiestandpunten over tal van zaken. Als er informatie ontbreekt, trekken die medewerkers de kamerleden aan hun jasje. Je ziet zo sluipenderwijs een fraaie database ontstaan, een soort collectief geweten en geheugen van zo’n fractie, die zijn invloed heeft op het functioneren. Ze hoeven minder vaak het wiel uit te vinden, maar kunnen voortbouwen op opgeslagen kennis en meningen.


In het white paper staan mooie voorbeelden van parlementariërs die zelf actief aanwezig zijn op het net om ‘interactief’ met de burger in de slag te gaan. Is dat geen utopie?
We gaan het in ieder geval mogelijk maken. Er komt binnenkort een nieuwe internetsite voor het parlement die hiervoor de faciliteiten biedt. En nu al kun je via Internet de vergaderingen volgen. Ik geloof niet dat tot een ander gedrag van politici heeft geleid, maar het maakt het politieke bedrijf wel makkelijk bereikbaar voor de geïnteresseerde burger.

Zelf actief aanwezig zijn op Internet vereist wel een cultuuromslag. Kamerleden moeten die faciliteiten wel willen gebruiken.
We proberen niet al te ver voor de muziek uit te lopen hoor. We zijn niet bezig met een enorme technology push. Het MT is samen met het presidium onze opdrachtgever en we denken voornamelijk in functionaliteiten. ‘Wat wil, kan en zal men gaan gebruiken om beter te functioneren?’ dat is de centrale vraag. We proberen het ook allemaal zo simpel mogelijk te houden.
Daarbij komt natuurlijk dat wij uitsluitend voor het hele parlement werken. We bieden geen faciliteiten voor individuele kamerleden of fracties, al maakt het ene kamerlid natuurlijk beter gebruik van die faciliteiten dan een ander.
Wat ook een beetje buiten ons blikveld – en zeker buiten onze invloedssfeer - ligt is wat de kamerleden op eigen initiatief doen, bijvoorbeeld met gebruikmaking van de faciliteiten van de partij. Vrijwel ieder kamerlid heeft een homepage op een website waar wij niets mee te maken hebben.

Is er sprake van een generatiekloof? Zijn jonge kamerleden meer Internet-minded dan de oude rotten?
Beroemd is natuurlijk het beeld van ‘Kok en de muis’. Ik ben er van overtuigd dat naarmate er meer kamerleden komen die met Internet zijn opgegroeid het gebruik zal toenemen. Je ziet nu al hoe creatief ‘jongeren’ als Van Dam van de PvdA en Szabo van de VVD ICT gebruiken om goed op de hoogte te blijven. Maar de oude rotten leren ook de mogelijkheden van Internet kennen en gebruiken dat weer op hun eigen manier. Klaas de Vries en Frans Weisglas houden een internetdagboek bij. Dat trekt een heel trouw en geïnteresseerd publiek. De Vries’dagboek staat overigens wel op de PvdA-website, dus daar hebben wij niets mee te maken.

Wanneer is je missie als hoofd Informatievoorziening geslaagd? Als het e-Parlement ‘de kloof’ gedicht heeft?
Ha, ha. Ik wil in ieder geval niet dat onze dienstverlening als een deel van het probleem wordt gezien, maar als een deel van de oplossing. Meer concreet hebben we nu nog zeventien projecten lopen en wat dat betreft liggen we heel goed op koers. Zo rond 1 september 2006 zal het merendeel toch wel gereed moeten zijn. We hebben net, samen met de Eerste Kamer en Tweede Kamer, een website geopend gericht op de schooljeugd: www.derdekamer.nl . Dat is geen alleenstaande actie, maar dat wordt geflankeerd met leskoffers, bezoeken aan de Kamer etc. Op die manier proberen we de MSN-generatie te interesseren voor het politieke bedrijf. Ik verwacht er veel van.

Over MSN gesproken. Het whitepaper is in samenwerking met Microsoft tot stand gekomen. Is dat niet in tegenspraak met het streven naar open source bij de overheid?
De relatie met Microsoft (MS) is goed, maar dat betekent niet dat zij het informatiebeleid dicteren. Wij waren blij dat ze mee wilden denken en zij wilden natuurlijk graag een keer bij ons in de keuken kijken. MS dacht dat ze ons allerlei standaardoplossingen konden aanbieden, maar dat valt toch tegen. Politiek is geen e business en ook ervaringen bij de overheid in de VS blijken niet één op één over te planten naar Nederland. We doen natuurlijk ook zaken met MS. De kwestie van open source bekijk ik heel pragmatisch. Er zitten voordelen aan, maar qua kosten maakt het ook weer niet zoveel uit. Onze servers draaien voor belangrijke onderdelen op open source software en we doen wat experimenten met client software als Star Office. We gebruiken in ieder geval wel alleen open standaarden, zodat we niet aan één leverancier vast zitten.

Politici worden vaak gekenschetst als ‘kleine zelfstandigen’. Effectief gebruik van Internet veronderstelt ook een bereidheid om kennis te delen. Gaat dat samen?
Je merkt dat vooral de fracties doodsbenauwd zijn dat hun informatie bij een andere fractie terecht zou kunnen komen. Dat hebben we perfect afgeschermd, maar die angst is er nog wel. We experimenteren nu wel met afgeschermde communities ten bate van bepaalde commissies. Hoe fracties zelf actiever van intranet zouden kunnen maken voor de interne informatievoorziening is nog iets dat we willen oppikken. Ook hier geldt uiteraard dat we niet iets exclusief aan één fractie kunnen aanbieden.

Hoe betrek je al die afzonderlijke kamerleden erbij?
Dat is natuurlijk vooral de taak van het managementteam (MT) en het presidium. Binnenkort – op 24 oktober – organiseren we een groot evenement, de middag van het e-Parlement, om de betrokkenheid en het enthousiasme een flinke impuls te geven. We organiseren dat in de plenaire zaal en er zijn tal van spraakmakende autoriteiten aanwezig uit de wetenschap, het bedrijfsleven, zoals Scheepbouwer van KPN en een aantal buitenlandse parlementariërs. In sommige landen, Finland, Schotland en Zwitserland met name, zijn ze op onderdelen een stuk verder dan wij. Ik weet zeker dat die middag een heleboel Kamerleden zal inspireren om meer aandacht aan de mogelijkheden van e-Parlement te gaan besteden.
 
*************************************************************
M&I Kompas geeft adviezen over koersbepaling in ICT projecten. Ga voor
nadere informatie naar www.mxikompas.nl .




© 2005 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
Andre van der Meer: e-Parlement moet! Willem Minderhout
0220 Andre van der Meer
‘Het Internet kan een bijdrage leveren aan het transparanter maken van het openbaar bestuur, het actief betrekken van de burgers bij de beleidsvorming en het verkleinen van de afstand kiezer/gekozene.’ Dat schreef Minister van Boxtel in zijn nota Contract met de toekomst in mei 2000. De nota stond bol van de verwachtingen dat het Internet en de daarop gebaseerde ‘netwerkmaatschappij’ tot diepgaande veranderingen zouden leiden. De overheid moest alle zeilen bijzetten om deze ontwikkeling te kunnen volgen, wilde zij haar rol zinvol kunnen blijven uitvoeren. Internet beschouwde Van Boxtel zeker niet alleen als een bedreiging. Hij was er van overtuigd dat het medium juist ook kansen bood om de democratie te revitaliseren. ‘Interactieve beleidsvorming’ met behulp van Internet – elektronische burgerconsultatie – zou de kloof tussen politiek en maatschappij kunnen overbruggen.

In vijf jaar is er veel veranderd. De bubble van De Nieuwe Economie barstte en daarmee verdwenen veel van de hooggespannen verwachtingen over het e-topia dat Internet binnen bereik zou brengen. Het streven naar interactieve beleidsvorming en elektronische burgerconsultatie resulteerde in een aardige boekenkast vol nota’s en studies. De praktijk bleef echter beperkt tot een aantal min of meer geslaagde, maar niet erg invloedrijke, experimenten. Van Boxtel’s opvolger Thom de Graaf gaf er geen blijk van veel op te hebben met de Internet ideeën van zijn voorganger. De vernieuwingsdrang leek zich nu voornamelijk op ‘bestuurlijke vernieuwing’ te concentreren.

Hoewel de euforie verdwenen is, gaat de ontwikkeling van de Informatie en Communicatietechnologie (ICT) gestaag voort en verandert er stap voor stap een heleboel. De modems zijn al weer bijna antiek en de meeste Nederlanders kunnen, zo niet thuis, dan toch wel op hun werk, over breedbandaansluitingen beschikken. Het wordt al als heel normaal beschouwd dat je, bijvoorbeeld met behulp van Google, altijd recente informatie over van alles en nog wat kunt vinden. Vooral kinderen kunnen sociaal niet meer functioneren zonder MSN.

Kan ‘de politiek’ die ontwikkelingen volgen? En is er nog sprake van interesse in ‘interactiviteit’ en ‘burgerconsultatie’? Ik vroeg het aan André van der Meer, programmamanager e-parlement, informatieadviseur van het Management Team en hoofd van de Dienst Informatievoorziening van de Tweede Kamer. Hij is sinds 1998 werkzaam bij de Tweede Kamer, eerst als Hoofd van de Dienst Automatisering, daarna als directeur van de Stenografische Dienst. André ontving me in zijn werkkamer tegenover het Binnenhof aan het Haagse Plein.

Wat is de overeenkomst tussen stenografie en automatisering?
De enige overeenkomst is dat ikzelf noch stenograaf, noch ICT-man ben. Hoewel … Het draait natuurlijk bij beide om informatieverwerking. Ik heb zelf een financieel-economische opleiding. Ik voel me bijzonder thuis waar het organisatievraagstukken betreft en daarmee kon ik bij beide diensten flink aan de slag .

Jullie hebben vorig jaar Visie op e-Parlement uitgebracht. Toen ik die las dacht ik even dat Van Boxtel weer terug was. Jullie presenteren Internet als hét middel om de kloof tussen burger en politiek te verkleinen. Delen politici die mening eigenlijk wel?
Dit whitepaper is geschreven in 2004 met als doel een praatstuk te hebben om de ideeën van de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer over digitale informatievoorziening te toetsen. Vanaf eind 2004, begin 2005 is het actief met politici besproken. Vanaf oktober 2003 ben ik, samen met collega Piet van Rijn, belast met het ontwikkelen en sturen van een groot aantal projecten, onder de noemer e-Parlement.

Deel je de visie zelf?
Ja, anders had ik deze klus niet aangenomen. De Dienst Informatievoorziening houdt zich natuurlijk met veel meer bezig, dan met projecten op het gebied van e-Parlement, maar ik vind dat wel de krenten in de pap. Daar doe je het allemaal voor!

Je gelooft dus echt dat Internet kan helpen ‘de kloof’ te overbruggen?
Ja, maar ik geef direct toe dat de meeste politici daar nog niet zo expliciet mee bezig zijn. Dat zal wel komen, hoor. Dat is onvermijdelijk. E-Parlement moet! Excuses zijn er niet meer. Als je ziet wat een enorme vorderingen er zijn gemaakt in de communicatie-infrastructuur en de diensten binnen het parlement, dan is dat echt revolutionair.
Kijk naar onze informatiesystemen: alle parlementaire stukken zijn vrij eenvoudig te vinden via het intranet en het internet. Dat wordt al weer gewoon gevonden.
Kijk hoe wij geïnvesteerd hebben in mogelijkheden om e mail te beantwoorden! E mail is bij uitstek zo’n fenomeen waar veel organisaties geen raad mee weten. Het parlement werd er door bedolven. Nu zitten er tal van medewerkers de hele dag mails te beantwoorden met behulp van een kennissysteem. In dat kennissysteem zit een zo actueel mogelijk overzicht van de fractiestandpunten over tal van zaken. Als er informatie ontbreekt, trekken die medewerkers de kamerleden aan hun jasje. Je ziet zo sluipenderwijs een fraaie database ontstaan, een soort collectief geweten en geheugen van zo’n fractie, die zijn invloed heeft op het functioneren. Ze hoeven minder vaak het wiel uit te vinden, maar kunnen voortbouwen op opgeslagen kennis en meningen.


In het white paper staan mooie voorbeelden van parlementariërs die zelf actief aanwezig zijn op het net om ‘interactief’ met de burger in de slag te gaan. Is dat geen utopie?
We gaan het in ieder geval mogelijk maken. Er komt binnenkort een nieuwe internetsite voor het parlement die hiervoor de faciliteiten biedt. En nu al kun je via Internet de vergaderingen volgen. Ik geloof niet dat tot een ander gedrag van politici heeft geleid, maar het maakt het politieke bedrijf wel makkelijk bereikbaar voor de geïnteresseerde burger.

Zelf actief aanwezig zijn op Internet vereist wel een cultuuromslag. Kamerleden moeten die faciliteiten wel willen gebruiken.
We proberen niet al te ver voor de muziek uit te lopen hoor. We zijn niet bezig met een enorme technology push. Het MT is samen met het presidium onze opdrachtgever en we denken voornamelijk in functionaliteiten. ‘Wat wil, kan en zal men gaan gebruiken om beter te functioneren?’ dat is de centrale vraag. We proberen het ook allemaal zo simpel mogelijk te houden.
Daarbij komt natuurlijk dat wij uitsluitend voor het hele parlement werken. We bieden geen faciliteiten voor individuele kamerleden of fracties, al maakt het ene kamerlid natuurlijk beter gebruik van die faciliteiten dan een ander.
Wat ook een beetje buiten ons blikveld – en zeker buiten onze invloedssfeer - ligt is wat de kamerleden op eigen initiatief doen, bijvoorbeeld met gebruikmaking van de faciliteiten van de partij. Vrijwel ieder kamerlid heeft een homepage op een website waar wij niets mee te maken hebben.

Is er sprake van een generatiekloof? Zijn jonge kamerleden meer Internet-minded dan de oude rotten?
Beroemd is natuurlijk het beeld van ‘Kok en de muis’. Ik ben er van overtuigd dat naarmate er meer kamerleden komen die met Internet zijn opgegroeid het gebruik zal toenemen. Je ziet nu al hoe creatief ‘jongeren’ als Van Dam van de PvdA en Szabo van de VVD ICT gebruiken om goed op de hoogte te blijven. Maar de oude rotten leren ook de mogelijkheden van Internet kennen en gebruiken dat weer op hun eigen manier. Klaas de Vries en Frans Weisglas houden een internetdagboek bij. Dat trekt een heel trouw en geïnteresseerd publiek. De Vries’dagboek staat overigens wel op de PvdA-website, dus daar hebben wij niets mee te maken.

Wanneer is je missie als hoofd Informatievoorziening geslaagd? Als het e-Parlement ‘de kloof’ gedicht heeft?
Ha, ha. Ik wil in ieder geval niet dat onze dienstverlening als een deel van het probleem wordt gezien, maar als een deel van de oplossing. Meer concreet hebben we nu nog zeventien projecten lopen en wat dat betreft liggen we heel goed op koers. Zo rond 1 september 2006 zal het merendeel toch wel gereed moeten zijn. We hebben net, samen met de Eerste Kamer en Tweede Kamer, een website geopend gericht op de schooljeugd: www.derdekamer.nl . Dat is geen alleenstaande actie, maar dat wordt geflankeerd met leskoffers, bezoeken aan de Kamer etc. Op die manier proberen we de MSN-generatie te interesseren voor het politieke bedrijf. Ik verwacht er veel van.

Over MSN gesproken. Het whitepaper is in samenwerking met Microsoft tot stand gekomen. Is dat niet in tegenspraak met het streven naar open source bij de overheid?
De relatie met Microsoft (MS) is goed, maar dat betekent niet dat zij het informatiebeleid dicteren. Wij waren blij dat ze mee wilden denken en zij wilden natuurlijk graag een keer bij ons in de keuken kijken. MS dacht dat ze ons allerlei standaardoplossingen konden aanbieden, maar dat valt toch tegen. Politiek is geen e business en ook ervaringen bij de overheid in de VS blijken niet één op één over te planten naar Nederland. We doen natuurlijk ook zaken met MS. De kwestie van open source bekijk ik heel pragmatisch. Er zitten voordelen aan, maar qua kosten maakt het ook weer niet zoveel uit. Onze servers draaien voor belangrijke onderdelen op open source software en we doen wat experimenten met client software als Star Office. We gebruiken in ieder geval wel alleen open standaarden, zodat we niet aan één leverancier vast zitten.

Politici worden vaak gekenschetst als ‘kleine zelfstandigen’. Effectief gebruik van Internet veronderstelt ook een bereidheid om kennis te delen. Gaat dat samen?
Je merkt dat vooral de fracties doodsbenauwd zijn dat hun informatie bij een andere fractie terecht zou kunnen komen. Dat hebben we perfect afgeschermd, maar die angst is er nog wel. We experimenteren nu wel met afgeschermde communities ten bate van bepaalde commissies. Hoe fracties zelf actiever van intranet zouden kunnen maken voor de interne informatievoorziening is nog iets dat we willen oppikken. Ook hier geldt uiteraard dat we niet iets exclusief aan één fractie kunnen aanbieden.

Hoe betrek je al die afzonderlijke kamerleden erbij?
Dat is natuurlijk vooral de taak van het managementteam (MT) en het presidium. Binnenkort – op 24 oktober – organiseren we een groot evenement, de middag van het e-Parlement, om de betrokkenheid en het enthousiasme een flinke impuls te geven. We organiseren dat in de plenaire zaal en er zijn tal van spraakmakende autoriteiten aanwezig uit de wetenschap, het bedrijfsleven, zoals Scheepbouwer van KPN en een aantal buitenlandse parlementariërs. In sommige landen, Finland, Schotland en Zwitserland met name, zijn ze op onderdelen een stuk verder dan wij. Ik weet zeker dat die middag een heleboel Kamerleden zal inspireren om meer aandacht aan de mogelijkheden van e-Parlement te gaan besteden.
 
*************************************************************
M&I Kompas geeft adviezen over koersbepaling in ICT projecten. Ga voor
nadere informatie naar www.mxikompas.nl .


© 2005 Willem Minderhout
powered by CJ2