archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 19
24 februari 2022
Bezigheden > Ergernissen delen printen terug
De avonturen van een angsthaas 2 (slot) Carlo van Praag

1909BZ Angsthaas
(Wat voorafging: De ik-figuur in dit verhaal is een uitgesproken angstig persoon. Desalniettemin dwingt hij zichzelf tot een eenzame reis naar Griekenland. Al liftend is hij beland in Beieren, waar hij op een Raststätte een aanval van zware misselijkheid krijgt en het parkeervak onderkotst)

‘Jetzt besser’ vroeg mijn liftgever. ‘Wollen Sie noch mitfahren?’
Maar ik voelde mij ellendig. De misselijkheid kwam meteen weer opzetten en ik voelde een hevige druk op mijn darmen. 

‘Nein, danke vielmals’ kon ik nog uitbrengen en strompelde in de richting van de toiletten die ik niet op tijd bereikte. Met andere woorden, ik bevuilde mijzelf. Op het toilet wilde ik mijzelf een beetje schoonmaken, maar ik merkte dat ik mijn rugzak niet mee had gedragen. Ik sleepte mijzelf weer terug naar het parkeervak en daar stond hij, keurig achtergelaten door mijn liftgever. Opnieuw naar de toiletten. Ik rilde intussen over mijn hele lijf en mijn benen konden mij nauwelijks meer dragen. Op de WC probeerde ik mij enigszins te reinigen en ik deed een poging om mij te verkleden, maar door telkens nieuwe golven van misselijkheid kwam er niet veel van terecht. En er werd steeds harder op de deur gebonsd. Ik maakte open. ‘Gedver’, klonk het, kennelijk een landgenoot. Hij liet het gelijk afweten.

Met de ambulance naar het ziekenhuis

Ik zal buiten nog een minuut of tien kokhalzend tegen een muurtje hebben gezeten toen de ambulance kwam. Ik werd in een zeil gehuld en ingeladen. Onderweg viel ik in slaap. Ik ontwaakte toen ik het ziekenhuis werd binnengedragen. Mijn vervuilde plunje werd ingenomen en ik werd afgespoten onder de douche. Ik kreeg een lang wit nachthemd aan. Een zaal, geen andere patiënten, een bed met een kruis erboven. Ik viel weer in slaap. Toen ik wakker werd, nog steeds misselijk en nu met een zware hoofdpijn, zat er iemand naast mij. Hoe heette mijn ziekteverzekering en onder welk nummer was ik daar ingeschreven? Ik kon hem niet veel wijzer maken en toen ik gal begon te braken in een gereedstaand bakje gaf hij het op. Een volgende bezoeker diende zich aan in een witte jas. 

‘Wir geben Ihnen eine Magenspülung’, zei hij.

Het was geen aangename therapie en, zoals ik onlangs nog heb opgezocht, ook geen aangewezen behandeling in het geval van een voedselvergiftiging. Want dat was het, begreep ik. De door mij klaargemaakte broodjes met vleeswaren hadden de dag vertraging bij mijn vertrek niet goed doorstaan. Ik kreeg een vrij dikke slang in mijn strot en die werd flink doorgeschoven. Als je al niet misselijk was … Ik onderging de procedure snakkend naar verlossing.

Ik lag weer in mijn ziekenhuisbed. Het was tien uur ’s avonds. Lichten gingen uit. Door de intercom klonk een stem: ‘Gute Nacht, liebe Kranken und schlaft alle gut. Bis Morgen’.

Ontslagen

De volgende dag voelde ik mij beter, hoewel nog erg zwak. Desondanks werd ik ontslagen, vermoedelijk vanwege mijn ontbrekende, of liever ontraceerbare, verzekering. Mijn gewassen kleren werden mij aangereikt en even later stond ik op straat. Onvast ter been, met een rugzak wegend als lood, liep ik naar waar ik het centrum van de stad (welke stad trouwens?) vermoedde en belandde al gauw tussen de vakwerkgevels. Een kleine stad met hellende straten, een marktplein omgeven door fondantkleurige huizen, een door een ui gekroonde kerk. De buitenlucht deed mij trouwens geen kwaad. De hoofdpijn verdween langzaam en ik kreeg trek. Ik wierp een blik op Gasthaus ‘Zum Marktplatz’, en bleef even staan bij ‘Bayerischer Hof’ maar zij leken mij wat te prijzig. In een zijstraat vond ik een op het oog eenvoudiger gelegenheid, genaamd ‘Zur Post’ en daar liep ik binnen. Drie mannen aan de toog, hun lederhosen uitpuilend over hun barkrukken.

Lastig gevallen

Een draaide zich om. ‘Hallo, du Schwarzer, woher kommst du?’
Ik zette mij aan een tafeltje zo ver mogelijk uit hun buurt en vroeg mij af wat ik zou bestellen.
De man die ik genegeerd had nam daar geen genoegen mee. Hij liet zich van zijn kruk zakken en liep op mij af. 
‘Zigeuner was?’ 
Ik was hem natuurlijk geen antwoord schuldig was, maar met mijn gebruikelijk gebrek aan weerbaarheid antwoordde ik braaf:
‘Holländer’.
‘Du Holländer, dann bin ich Indianer’.
Triomfantelijk wendde hij zich tot zijn maten aan de bar:
‘Holländer, sagt er. Jawohl, und ich bin Indianer’.
Bulderend gelach.
Hij hing weer over mij heen: ‘Araber?’

Gered

De serveerster duwde hem weg.
‘Lass das Jung, Dieter. Setz dich wieder an der Bar’.
Hij droop af.
Het meisje zette een glas bier voor mij neer. Een halve liter, zo te zien. Zij droeg een Dirndljurk, een decente variant, strak lijfje, tamelijk lange en wijde groene rok met daarop een blauw schort. 
‘Aber’, zei ik, ‘das Bier habe ich nicht ...’
‘Das trinken alle hier und dieses ist frei’.
Zij ging tegenover mij zitten. Ik hief mijn glas en dronk. Prima bier en goed getapt. Dat kun je ze daar wel toevertrouwen. Steeg mij gelijk naar het hoofd. Geen wonder, na een etmaal vasten.
‘Das Kleid steht Ihnen gut’, zei ik, overmoedig voor mijn doen.
‘Ich hasse diese Tracht’ zei ze, ‘aber sie passt zur Atmosphäre’.
Wij raakten in gesprek en ik vertelde mijn verhaal.
‘Sie armer Kerl’, zei ze. Sie müssen jetzt bestimmt etwas essen’.
‘Resel!’, klonk het van achter de bar.
‘Ich muss weiter’, zei ze. ‘Setzen Sie sich im Speiselokal. Ich bring Ihnen gleich eine leichte Mahlzeit’.
Dat deed ze en er was een glas voortreffelijke witte wijn bij. Ook dat kun je ze daar wel toevertrouwen. 
‘Heute übernachten Sie hier. Wir haben oben Zimmer. Ganz billig. Ich zeige Ihnen’.
Net voor ik in slaap viel, werd er op mijn deur geklopt. Ze kwam me een goede nacht wensen.
‘Dusche und Toilette auf’m Korridor. Mein Zimmer ist gleich nebenan. Falls du etwas brauchst …’

Getutoyeerd

Ze tutoyeerde me en dat betekent wat in Duitsland. Piekerend over de betekenis van deze uitnodiging (was het dat?) en te verlegen om empirisch onderzoek te ondernemen, viel ik, uitgeput als ik was, in slaap.
Het liep tegen de ochtend toen ik wakker werd omdat ik moest plassen. Op de gang kwam ik haar tegen. Ze droeg nu een degelijke flanellen pyjama. Ze nam me bij de hand en trok me mee naar haar kamer, een spiegelbeeld van mijn eigen optrekje met een spinrag van balken. De Dirndljurk hing over een stoel met nog wat andere attributen. Ze duwde mij in bed en vlijde zich tegen mij aan. Ik geef geen details omtrent de verdere procedure, want dit is een hoogstaand en fatsoenlijk tijdschrift, maar de volwassen lezer zal mij verstaan.

Ik bleef twee weken in ‘Zur Post’, overdag afstand houdend om haar niet te compromitteren en de tijd kortend met wandelingen door de met loofbos bedekte heuvels. Toen moest er afscheid worden genomen, want haar verloofde zou terugkeren uit Noorwegen waar hij geologisch onderzoek deed. Ik had nog genoeg geld voor de trein naar huis. Ik onderbrak de reis voor een bezoek aan Wiesbaden, waar ik het casino binnenliep en er 80 Mark rijker weer uitkwam.

Ik ben nog steeds geen durfal en ik blijf enigszins dysthymisch aangelegd, maar na mijn Beierse therapie in veel mindere mate. Daar kan geen psychiater tegenop. En Griekenland? Komt nog wel  een keer!


----------

Han Busstra heeft de gebeurtenis visueel gemaakt.



© 2022 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "Ergernissen" -
Bezigheden > Ergernissen
De avonturen van een angsthaas 2 (slot) Carlo van Praag
1909BZ Angsthaas
(Wat voorafging: De ik-figuur in dit verhaal is een uitgesproken angstig persoon. Desalniettemin dwingt hij zichzelf tot een eenzame reis naar Griekenland. Al liftend is hij beland in Beieren, waar hij op een Raststätte een aanval van zware misselijkheid krijgt en het parkeervak onderkotst)

‘Jetzt besser’ vroeg mijn liftgever. ‘Wollen Sie noch mitfahren?’
Maar ik voelde mij ellendig. De misselijkheid kwam meteen weer opzetten en ik voelde een hevige druk op mijn darmen. 

‘Nein, danke vielmals’ kon ik nog uitbrengen en strompelde in de richting van de toiletten die ik niet op tijd bereikte. Met andere woorden, ik bevuilde mijzelf. Op het toilet wilde ik mijzelf een beetje schoonmaken, maar ik merkte dat ik mijn rugzak niet mee had gedragen. Ik sleepte mijzelf weer terug naar het parkeervak en daar stond hij, keurig achtergelaten door mijn liftgever. Opnieuw naar de toiletten. Ik rilde intussen over mijn hele lijf en mijn benen konden mij nauwelijks meer dragen. Op de WC probeerde ik mij enigszins te reinigen en ik deed een poging om mij te verkleden, maar door telkens nieuwe golven van misselijkheid kwam er niet veel van terecht. En er werd steeds harder op de deur gebonsd. Ik maakte open. ‘Gedver’, klonk het, kennelijk een landgenoot. Hij liet het gelijk afweten.

Met de ambulance naar het ziekenhuis

Ik zal buiten nog een minuut of tien kokhalzend tegen een muurtje hebben gezeten toen de ambulance kwam. Ik werd in een zeil gehuld en ingeladen. Onderweg viel ik in slaap. Ik ontwaakte toen ik het ziekenhuis werd binnengedragen. Mijn vervuilde plunje werd ingenomen en ik werd afgespoten onder de douche. Ik kreeg een lang wit nachthemd aan. Een zaal, geen andere patiënten, een bed met een kruis erboven. Ik viel weer in slaap. Toen ik wakker werd, nog steeds misselijk en nu met een zware hoofdpijn, zat er iemand naast mij. Hoe heette mijn ziekteverzekering en onder welk nummer was ik daar ingeschreven? Ik kon hem niet veel wijzer maken en toen ik gal begon te braken in een gereedstaand bakje gaf hij het op. Een volgende bezoeker diende zich aan in een witte jas. 

‘Wir geben Ihnen eine Magenspülung’, zei hij.

Het was geen aangename therapie en, zoals ik onlangs nog heb opgezocht, ook geen aangewezen behandeling in het geval van een voedselvergiftiging. Want dat was het, begreep ik. De door mij klaargemaakte broodjes met vleeswaren hadden de dag vertraging bij mijn vertrek niet goed doorstaan. Ik kreeg een vrij dikke slang in mijn strot en die werd flink doorgeschoven. Als je al niet misselijk was … Ik onderging de procedure snakkend naar verlossing.

Ik lag weer in mijn ziekenhuisbed. Het was tien uur ’s avonds. Lichten gingen uit. Door de intercom klonk een stem: ‘Gute Nacht, liebe Kranken und schlaft alle gut. Bis Morgen’.

Ontslagen

De volgende dag voelde ik mij beter, hoewel nog erg zwak. Desondanks werd ik ontslagen, vermoedelijk vanwege mijn ontbrekende, of liever ontraceerbare, verzekering. Mijn gewassen kleren werden mij aangereikt en even later stond ik op straat. Onvast ter been, met een rugzak wegend als lood, liep ik naar waar ik het centrum van de stad (welke stad trouwens?) vermoedde en belandde al gauw tussen de vakwerkgevels. Een kleine stad met hellende straten, een marktplein omgeven door fondantkleurige huizen, een door een ui gekroonde kerk. De buitenlucht deed mij trouwens geen kwaad. De hoofdpijn verdween langzaam en ik kreeg trek. Ik wierp een blik op Gasthaus ‘Zum Marktplatz’, en bleef even staan bij ‘Bayerischer Hof’ maar zij leken mij wat te prijzig. In een zijstraat vond ik een op het oog eenvoudiger gelegenheid, genaamd ‘Zur Post’ en daar liep ik binnen. Drie mannen aan de toog, hun lederhosen uitpuilend over hun barkrukken.

Lastig gevallen

Een draaide zich om. ‘Hallo, du Schwarzer, woher kommst du?’
Ik zette mij aan een tafeltje zo ver mogelijk uit hun buurt en vroeg mij af wat ik zou bestellen.
De man die ik genegeerd had nam daar geen genoegen mee. Hij liet zich van zijn kruk zakken en liep op mij af. 
‘Zigeuner was?’ 
Ik was hem natuurlijk geen antwoord schuldig was, maar met mijn gebruikelijk gebrek aan weerbaarheid antwoordde ik braaf:
‘Holländer’.
‘Du Holländer, dann bin ich Indianer’.
Triomfantelijk wendde hij zich tot zijn maten aan de bar:
‘Holländer, sagt er. Jawohl, und ich bin Indianer’.
Bulderend gelach.
Hij hing weer over mij heen: ‘Araber?’

Gered

De serveerster duwde hem weg.
‘Lass das Jung, Dieter. Setz dich wieder an der Bar’.
Hij droop af.
Het meisje zette een glas bier voor mij neer. Een halve liter, zo te zien. Zij droeg een Dirndljurk, een decente variant, strak lijfje, tamelijk lange en wijde groene rok met daarop een blauw schort. 
‘Aber’, zei ik, ‘das Bier habe ich nicht ...’
‘Das trinken alle hier und dieses ist frei’.
Zij ging tegenover mij zitten. Ik hief mijn glas en dronk. Prima bier en goed getapt. Dat kun je ze daar wel toevertrouwen. Steeg mij gelijk naar het hoofd. Geen wonder, na een etmaal vasten.
‘Das Kleid steht Ihnen gut’, zei ik, overmoedig voor mijn doen.
‘Ich hasse diese Tracht’ zei ze, ‘aber sie passt zur Atmosphäre’.
Wij raakten in gesprek en ik vertelde mijn verhaal.
‘Sie armer Kerl’, zei ze. Sie müssen jetzt bestimmt etwas essen’.
‘Resel!’, klonk het van achter de bar.
‘Ich muss weiter’, zei ze. ‘Setzen Sie sich im Speiselokal. Ich bring Ihnen gleich eine leichte Mahlzeit’.
Dat deed ze en er was een glas voortreffelijke witte wijn bij. Ook dat kun je ze daar wel toevertrouwen. 
‘Heute übernachten Sie hier. Wir haben oben Zimmer. Ganz billig. Ich zeige Ihnen’.
Net voor ik in slaap viel, werd er op mijn deur geklopt. Ze kwam me een goede nacht wensen.
‘Dusche und Toilette auf’m Korridor. Mein Zimmer ist gleich nebenan. Falls du etwas brauchst …’

Getutoyeerd

Ze tutoyeerde me en dat betekent wat in Duitsland. Piekerend over de betekenis van deze uitnodiging (was het dat?) en te verlegen om empirisch onderzoek te ondernemen, viel ik, uitgeput als ik was, in slaap.
Het liep tegen de ochtend toen ik wakker werd omdat ik moest plassen. Op de gang kwam ik haar tegen. Ze droeg nu een degelijke flanellen pyjama. Ze nam me bij de hand en trok me mee naar haar kamer, een spiegelbeeld van mijn eigen optrekje met een spinrag van balken. De Dirndljurk hing over een stoel met nog wat andere attributen. Ze duwde mij in bed en vlijde zich tegen mij aan. Ik geef geen details omtrent de verdere procedure, want dit is een hoogstaand en fatsoenlijk tijdschrift, maar de volwassen lezer zal mij verstaan.

Ik bleef twee weken in ‘Zur Post’, overdag afstand houdend om haar niet te compromitteren en de tijd kortend met wandelingen door de met loofbos bedekte heuvels. Toen moest er afscheid worden genomen, want haar verloofde zou terugkeren uit Noorwegen waar hij geologisch onderzoek deed. Ik had nog genoeg geld voor de trein naar huis. Ik onderbrak de reis voor een bezoek aan Wiesbaden, waar ik het casino binnenliep en er 80 Mark rijker weer uitkwam.

Ik ben nog steeds geen durfal en ik blijf enigszins dysthymisch aangelegd, maar na mijn Beierse therapie in veel mindere mate. Daar kan geen psychiater tegenop. En Griekenland? Komt nog wel  een keer!


----------

Han Busstra heeft de gebeurtenis visueel gemaakt.

© 2022 Carlo van Praag
powered by CJ2