archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 2
8 september 2005
Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Helder Marcel Duyvestijn

0219 Helder
Een moeilijke week. Veel dingen die misgingen. Drukte. Ellende. Op donderdag zat mijn hoofd vol. Vraagtekens, ideeën, vragen en onoplosbare problemen. Er moest verlichting komen.

Ik dacht aan Helder.
Zo heet die jongen. Helder. Mijn kapper.

‘Oe, wat een lieve krulletjes in je nek.’
‘Drink eerst lekker je koffie op.’
‘Oe, je moet wel stilzitten, hoor.’
‘Wil je wat lekkere wax in je haar?’

Het begint al bij binnenkomst. Helder geeft een hand als een vaatdoek die zo uit mijn hand glijdt. Hij lacht zijn tanden bloot, en draait, bijna verlegen een beetje rond, alsof hij met mij flirt. Vervolgens trekt hij aan mijn revers met de zin: ‘Zal ik even lekker je jas ophangen?’

Als mijn hoofd in de spoelbak ligt en Helder mijn haar wast, zak ik altijd weg. Hij masseert namelijk mijn slapen, mijn fontanelletje en mijn bakkebaarden tot ik bijna ingeslapen ben. Heel zachtjes kreunt hij. Bijna onhoorbaar, maar het is duidelijk dat hij ervan geniet om door die massa krullen van mij te gaan. Net op het moment dat ik ben weggedobberd op de beweging van Helders handen, zegt hij hard: ‘Zoooo…Ga je mee.’ Hij duwt mijn hoofd uit de spoelbak, drapeert een handdoek over mijn schouders en drukt lichtjes tegen mijn schouders: opstaan!

Ik loop achter hem aan en vraag me af of ik iets over zijn Calvin Klein onderbroek moet zeggen. Deze steekt namelijk hoog boven zijn wiebelende billen uit. Ik zeg niets.

‘Is er nog iets gebeurd?’ Ik ben drie maanden niet bij hem geweest, dus waar zal ik beginnen? Als Helder met een schaartje lieflijk haartje voor haartje afknipt, vertel ik uit de losse pols over de straatbarbecue voor mijn huis. (‘Oh, wat enig.’), over Oliebolletje, mijn inmiddels verhuisde buurman (‘Oe, klinkt als een onvriendelijk man.’) en over mijn zwangere vrouw (‘Oe, wat énig, een jongetje!’).

De muziek dreunt net iets te hard. Dat wil zeggen voor mij. Helder draait lekker mee op de deuntjes van … Ja, van wie eigenlijk? ‘Christina Aquilera.’ Helder spreekt het uit alsof hij elke letter in zijn mond wil proeven. ‘Ken je die niet?’ Hij trekt aan mijn nekhaartjes alsof het elastiekjes zijn (‘Zo lief,’ kirt hij terwijl hij vertederd naar mijn nek kijkt).

Een half uur later is Helder klaar. Hoewel? Ook nadat hij mijn plastic schort en mijn handdoek heeft afgedaan, blijft hij met zijn handen in mijn haar zitten. ‘Nog even wat wax.’ Hij plukt, hij trekt, hij vouwt en hij wurmt door mijn haar. Je moet je echt losrukken uit zijn kappersomhelzing.

En toch….. Ik ben helemaal ontspannen.
 
*********************************************************************
De Stichting Literaire Activiteiten Utrecht attendeerde ons op het Crone-stipendium voor beginnende Utrechtse auteurs. Ga voor nadere informatie naar www.slau.nl .
 


© 2005 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Helder Marcel Duyvestijn
0219 Helder
Een moeilijke week. Veel dingen die misgingen. Drukte. Ellende. Op donderdag zat mijn hoofd vol. Vraagtekens, ideeën, vragen en onoplosbare problemen. Er moest verlichting komen.

Ik dacht aan Helder.
Zo heet die jongen. Helder. Mijn kapper.

‘Oe, wat een lieve krulletjes in je nek.’
‘Drink eerst lekker je koffie op.’
‘Oe, je moet wel stilzitten, hoor.’
‘Wil je wat lekkere wax in je haar?’

Het begint al bij binnenkomst. Helder geeft een hand als een vaatdoek die zo uit mijn hand glijdt. Hij lacht zijn tanden bloot, en draait, bijna verlegen een beetje rond, alsof hij met mij flirt. Vervolgens trekt hij aan mijn revers met de zin: ‘Zal ik even lekker je jas ophangen?’

Als mijn hoofd in de spoelbak ligt en Helder mijn haar wast, zak ik altijd weg. Hij masseert namelijk mijn slapen, mijn fontanelletje en mijn bakkebaarden tot ik bijna ingeslapen ben. Heel zachtjes kreunt hij. Bijna onhoorbaar, maar het is duidelijk dat hij ervan geniet om door die massa krullen van mij te gaan. Net op het moment dat ik ben weggedobberd op de beweging van Helders handen, zegt hij hard: ‘Zoooo…Ga je mee.’ Hij duwt mijn hoofd uit de spoelbak, drapeert een handdoek over mijn schouders en drukt lichtjes tegen mijn schouders: opstaan!

Ik loop achter hem aan en vraag me af of ik iets over zijn Calvin Klein onderbroek moet zeggen. Deze steekt namelijk hoog boven zijn wiebelende billen uit. Ik zeg niets.

‘Is er nog iets gebeurd?’ Ik ben drie maanden niet bij hem geweest, dus waar zal ik beginnen? Als Helder met een schaartje lieflijk haartje voor haartje afknipt, vertel ik uit de losse pols over de straatbarbecue voor mijn huis. (‘Oh, wat enig.’), over Oliebolletje, mijn inmiddels verhuisde buurman (‘Oe, klinkt als een onvriendelijk man.’) en over mijn zwangere vrouw (‘Oe, wat énig, een jongetje!’).

De muziek dreunt net iets te hard. Dat wil zeggen voor mij. Helder draait lekker mee op de deuntjes van … Ja, van wie eigenlijk? ‘Christina Aquilera.’ Helder spreekt het uit alsof hij elke letter in zijn mond wil proeven. ‘Ken je die niet?’ Hij trekt aan mijn nekhaartjes alsof het elastiekjes zijn (‘Zo lief,’ kirt hij terwijl hij vertederd naar mijn nek kijkt).

Een half uur later is Helder klaar. Hoewel? Ook nadat hij mijn plastic schort en mijn handdoek heeft afgedaan, blijft hij met zijn handen in mijn haar zitten. ‘Nog even wat wax.’ Hij plukt, hij trekt, hij vouwt en hij wurmt door mijn haar. Je moet je echt losrukken uit zijn kappersomhelzing.

En toch….. Ik ben helemaal ontspannen.
 
*********************************************************************
De Stichting Literaire Activiteiten Utrecht attendeerde ons op het Crone-stipendium voor beginnende Utrechtse auteurs. Ga voor nadere informatie naar www.slau.nl .
 
© 2005 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2