archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 7
Jaargang 19
27 januari 2022
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Opnieuw procyclisch beleid Paul Bordewijk

1907BS Economie
Op het eerste gezicht is er geen groter verschil tussen twee kabinetten denkbaar dan tussen Rutte II en Rutte IV. Rutte II was het kabinet van de bezuinigingen en de kleinere overheid, Rutte IV is het kabinet van de grote investeringsfondsen die gevuld worden door geld te lenen. Een opmerkelijk verschil is ook dat de PvdA deel uitmaakte van Rutte II, en niet van Rutte IV. Dat is in strijd met de reputatie van big spender die aan de PvdA kleeft sinds die partij in de jaren zestig met het rapport 'Om de kwaliteit van het bestaan' pleitte voor hogere overheidsuitgaven.

Maar er zijn ook overeenkomsten tussen Rutte II en IV. Dat is natuurlijk dat beide kabinetten geleid werden/worden door Mark Rutte als voorman van de VVD, al sinds 2010 de grootste partij. Maar er is een veel interessantere overeenkomst: beide kabinetten voeren een procyclisch beleid, dat wil zeggen dat je bezuinigt als het slecht gaat, zoals onder Rutte II, en dat je meer geld uitgeeft wanneer het goed gaat, zoals nu. Je versterkt dan de conjunctuurcyclus, in plaats van hem af te remmen, zoals bij een anticyclisch beleid.

Huishoudboekje

Voorstanders van een procyclisch beleid hanteren de retoriek van het huishoudboekje. Dat moet op orde zijn, en daarom wordt er bezuinigd als het slecht gaat. Klotst daarentegen het geld tegen de plinten, dan mag je best meer geld uitgeven en ook meer lenen, wanneer de rente zoals nu toch laag of zelfs negatief is.Bij een procyclisch beleid behandel je de overheidsuitgaven alsof het een particuliere huishouding is. Je negeert daarbij macro-economische inzichten, waarbij het financieel beleid niet alleen wordt getoetst aan de gevolgen voor de schatkist, maar ook aan die voor de algemene welvaart. En dat kan anders uitpakken. 

Tijdens Rutte II kwam het Centraal Planbureau regelmatig met asgrauwe prognoses voor de overheidsfinanciën. Het maakte dat onder leiding van Jeroen Dijsselbloem het kabinet koos voor rigoureuze bezuinigingen, in de hoop zo het begrotingstekort te beperken. Dat bleek echter maar gedeeltelijk te lukken, want door de lagere overheidsuitgaven daalden ook de belastinginkomsten die werden afgedragen over de verdiensten waar die overheidsuitgaven toe leidden. Electoraal was het beleid ook geen succes, althans voor de PvdA, zoals we nog elke zondagochtend terugzien in de cijfers van Maurice de Hond.

Er waren oudere economen die het procyclische beleid bekritiseerden, met name de oud-ministers Johan Witteveen (VVD) en Bert de Vries (CDA). Die baseerden zich daarbij op het werk van Keynes, een Britse econoom die voor de Tweede Wereldoorlog aangaf hoe de mensheid zich kon bevrijden uit de mondiale financiële crisis, maar die haast wel vergeten lijkt. 

Jan Pen

Een belangrijke aanhanger van Keynes in Nederland was de Groningse hoogleraar economie Jan Pen. Ik herinner me nog de opwinding toen ik in mijn studententijd zijn Aulaboekje Moderne economie las, omdat dat antwoord gaf op een vraag waar ik allang mee rondliep en waar bij ons thuis ook vaak over gepraat werd: hoe kon het toch dat voor de oorlog zoveel mensen werkloos waren zonder dat er echt wat aan gedaan werd? De oplossing was vergroten van de geldhoeveelheid door een begrotingstekort, dus niet bezuinigen maar juist meer geld uitgeven.

Inmiddels zijn we in een hele andere situatie terechtgekomen, waarin de overheid door de lagere rente veel geld kan lenen zonder dat het huishoudboekje eronder leidt. Daar heeft het nieuwe kabinet dus ook voor gekozen. Opnieuw wordt er dan dus een procyclisch beleid gevoerd. Sommigen hebben als bezwaar daartegen dat de staatsschuld oploopt, misschien wel boven de in Europa afgesproken 60% van het bruto nationaal product, maar daar ben ik niet zo van onder de indruk.

De meeste andere landen in Europa hebben een veel hoger schuldpercentage, en wanneer herfinanciering onmogelijk zou blijken, dan weten we dat de ECB te hulp komt. Het is ook onjuist om de verhouding tussen schuld en BBP in een percentage uit te drukken zoals economen doen. Fysici, die gewend zijn met dimensies te werken, weten dat als je de schuld deelt door het BBP er een tijdsperiode uitkomt. Die kan korter of langer zijn dan een jaar, zonder dat dat principieel verschil maakt.

Inflatie

Het echte probleem met een procyclisch beleid in goede tijden is dat het net als een anticyclisch beleid in slechte tijden leidt tot vergroting van de geldhoeveelheid. Maar terwijl dat laatste bij werkloosheid leidt tot stijging van de productie omdat onbenutte productiecapaciteit kan worden gebruikt, heeft die grotere geldhoeveelheid in goede tijden maar één uitweg: inflatie. Dat zien we dan ook om ons heen. 

In De Leunstoel van 14 mei 2020 voorspelde ik dat de steunpakketten voor het bedrijfsleven vanwege de door corona weggevallen vraag op termijn tot inflatie zouden leiden, wanneer het niet door de consumenten uitgegeven geld alsnog tot besteding zou komen. Als niet-econoom heb ik daar toch maar mooi gelijk in gekregen. Dat is op zich niet erg, die steunpakketten waren nodig. Maar het lijkt erop dat er zo een soort ontremming heeft plaatsgevonden, waarbij men is doorgegaan met een procyclisch beleid. Dat lijkt me heel gevaarlijk. Er is nu een anticyclisch beleid nodig. Dat zou Jan Pen met mij eens geweest zijn.

---------

Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven


© 2022 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Opnieuw procyclisch beleid Paul Bordewijk
1907BS Economie
Op het eerste gezicht is er geen groter verschil tussen twee kabinetten denkbaar dan tussen Rutte II en Rutte IV. Rutte II was het kabinet van de bezuinigingen en de kleinere overheid, Rutte IV is het kabinet van de grote investeringsfondsen die gevuld worden door geld te lenen. Een opmerkelijk verschil is ook dat de PvdA deel uitmaakte van Rutte II, en niet van Rutte IV. Dat is in strijd met de reputatie van big spender die aan de PvdA kleeft sinds die partij in de jaren zestig met het rapport 'Om de kwaliteit van het bestaan' pleitte voor hogere overheidsuitgaven.

Maar er zijn ook overeenkomsten tussen Rutte II en IV. Dat is natuurlijk dat beide kabinetten geleid werden/worden door Mark Rutte als voorman van de VVD, al sinds 2010 de grootste partij. Maar er is een veel interessantere overeenkomst: beide kabinetten voeren een procyclisch beleid, dat wil zeggen dat je bezuinigt als het slecht gaat, zoals onder Rutte II, en dat je meer geld uitgeeft wanneer het goed gaat, zoals nu. Je versterkt dan de conjunctuurcyclus, in plaats van hem af te remmen, zoals bij een anticyclisch beleid.

Huishoudboekje

Voorstanders van een procyclisch beleid hanteren de retoriek van het huishoudboekje. Dat moet op orde zijn, en daarom wordt er bezuinigd als het slecht gaat. Klotst daarentegen het geld tegen de plinten, dan mag je best meer geld uitgeven en ook meer lenen, wanneer de rente zoals nu toch laag of zelfs negatief is.Bij een procyclisch beleid behandel je de overheidsuitgaven alsof het een particuliere huishouding is. Je negeert daarbij macro-economische inzichten, waarbij het financieel beleid niet alleen wordt getoetst aan de gevolgen voor de schatkist, maar ook aan die voor de algemene welvaart. En dat kan anders uitpakken. 

Tijdens Rutte II kwam het Centraal Planbureau regelmatig met asgrauwe prognoses voor de overheidsfinanciën. Het maakte dat onder leiding van Jeroen Dijsselbloem het kabinet koos voor rigoureuze bezuinigingen, in de hoop zo het begrotingstekort te beperken. Dat bleek echter maar gedeeltelijk te lukken, want door de lagere overheidsuitgaven daalden ook de belastinginkomsten die werden afgedragen over de verdiensten waar die overheidsuitgaven toe leidden. Electoraal was het beleid ook geen succes, althans voor de PvdA, zoals we nog elke zondagochtend terugzien in de cijfers van Maurice de Hond.

Er waren oudere economen die het procyclische beleid bekritiseerden, met name de oud-ministers Johan Witteveen (VVD) en Bert de Vries (CDA). Die baseerden zich daarbij op het werk van Keynes, een Britse econoom die voor de Tweede Wereldoorlog aangaf hoe de mensheid zich kon bevrijden uit de mondiale financiële crisis, maar die haast wel vergeten lijkt. 

Jan Pen

Een belangrijke aanhanger van Keynes in Nederland was de Groningse hoogleraar economie Jan Pen. Ik herinner me nog de opwinding toen ik in mijn studententijd zijn Aulaboekje Moderne economie las, omdat dat antwoord gaf op een vraag waar ik allang mee rondliep en waar bij ons thuis ook vaak over gepraat werd: hoe kon het toch dat voor de oorlog zoveel mensen werkloos waren zonder dat er echt wat aan gedaan werd? De oplossing was vergroten van de geldhoeveelheid door een begrotingstekort, dus niet bezuinigen maar juist meer geld uitgeven.

Inmiddels zijn we in een hele andere situatie terechtgekomen, waarin de overheid door de lagere rente veel geld kan lenen zonder dat het huishoudboekje eronder leidt. Daar heeft het nieuwe kabinet dus ook voor gekozen. Opnieuw wordt er dan dus een procyclisch beleid gevoerd. Sommigen hebben als bezwaar daartegen dat de staatsschuld oploopt, misschien wel boven de in Europa afgesproken 60% van het bruto nationaal product, maar daar ben ik niet zo van onder de indruk.

De meeste andere landen in Europa hebben een veel hoger schuldpercentage, en wanneer herfinanciering onmogelijk zou blijken, dan weten we dat de ECB te hulp komt. Het is ook onjuist om de verhouding tussen schuld en BBP in een percentage uit te drukken zoals economen doen. Fysici, die gewend zijn met dimensies te werken, weten dat als je de schuld deelt door het BBP er een tijdsperiode uitkomt. Die kan korter of langer zijn dan een jaar, zonder dat dat principieel verschil maakt.

Inflatie

Het echte probleem met een procyclisch beleid in goede tijden is dat het net als een anticyclisch beleid in slechte tijden leidt tot vergroting van de geldhoeveelheid. Maar terwijl dat laatste bij werkloosheid leidt tot stijging van de productie omdat onbenutte productiecapaciteit kan worden gebruikt, heeft die grotere geldhoeveelheid in goede tijden maar één uitweg: inflatie. Dat zien we dan ook om ons heen. 

In De Leunstoel van 14 mei 2020 voorspelde ik dat de steunpakketten voor het bedrijfsleven vanwege de door corona weggevallen vraag op termijn tot inflatie zouden leiden, wanneer het niet door de consumenten uitgegeven geld alsnog tot besteding zou komen. Als niet-econoom heb ik daar toch maar mooi gelijk in gekregen. Dat is op zich niet erg, die steunpakketten waren nodig. Maar het lijkt erop dat er zo een soort ontremming heeft plaatsgevonden, waarbij men is doorgegaan met een procyclisch beleid. Dat lijkt me heel gevaarlijk. Er is nu een anticyclisch beleid nodig. Dat zou Jan Pen met mij eens geweest zijn.

---------

Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven
© 2022 Paul Bordewijk
powered by CJ2