archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 4
Jaargang 19
2 december 2021
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De hagepreken van Rob Bijlsma (2) Willem Minderhout

1904VG Bijlsma 2.1.

Het eerste deel vindt u hier >>>.

Een van de populairste Nederlandse schilderijen uit de Gouden Eeuw is ‘De Stier’ van Paulus Potter. Waarom is dat zo? Vanwege de forse stier zelf, die ons boven een vers uitgekakte vlaai zijn ballen toont? Of vanwege de tevreden landman die tegen een knotwilg leunend naast zijn schaapjes staat?

Ik denk, maar dat is uiteraard volkomen subjectief, dat dit schilderij zijn faam vooral te danken heeft aan de kikker die door het gras huppelt en – in nog hogere mate – door de leeuwerik die in de lucht hangt. Het doet mij denken aan die zwoele lentedagen waarop ik Middelburg via de Laurens Stommesweg verliet en de Walcherse polders in fietste waar om de honderd meter wel een leeuwerik in de lucht hing te kwinkeleren.

Indien dit vermoeden juist is dan is de kans groot dat het schilderij bij de jeugd aan populariteit inboet, want sinds een jaar of dertig is er vrijwel geen veldleeuwerik meer te zien in Nederland. Rob Bijlsma, die van van alles en nog wat statistiekjes maakt, heeft bijgehouden hoe vaak de leeuwerik in de poëzie van Nederland en Vlaanderen enerzijds en Engeland anderzijds voorkomt.  Was de leeuwerik aan het eind van de negentiende eeuw nog een geliefde figurant in de poëzie van beide taalgebieden, daarna kwamen ze in een neerwaartse glijvlucht en ze zijn na 1975 helemaal verdwenen. Het zou mij niet verbazen als dit ook voor de leeuwerik in de hedendaagse schilderkunst van toepassing is. De veldleeuwerik maakt bij de jeugd van tegenwoordig net zoveel emoties los als de diplodocus. Onbekend maakt onbemind.

Bijlsma vindt de pogingen om weidevogels als de veldleeuwerik – maar denk ook aan grutto, tureluur, scholekster, kievit en patrijs – te beschermen onbegonnen werk omdat de habitat waarin deze vogels kunnen gedijen verdwenen1904VG Bijlsma 2.2. is ten gevolge van oprukkende bebouwing, recreatie en – vooral – de grootschalige industriële landbouw. Vroeger schiep de boer de ‘natuur’ waarin deze vogels zich thuis voelen, maar de hedendaagse roofbouw heeft daar een definitief einde aan gemaakt; ‘een woestijn gecreëerd door de industriële landbouw’.

Hij maakt zich kwaad over de vele studies, rapporten en projecten die zich er op richten ‘predatie’ tegen te gaan. De mens maakt de natuur stuk en dan krijgen roofdieren de schuld dat de weidevogels verdwijnen.

Het doet me denken aan discussies die ik wel eens met Statenleden van de Partij voor de Dieren heb over ‘faunabeheer’, een eufemisme voor wat vroeger gewoon ‘jacht’ heette. De PvdD vindt jacht als faunabeheer overbodig omdat een ecosysteem dat in evenwicht is geen jacht nodig heeft. Ik ben het daar roerend mee eens, maar helaas zijn onze ecosystemen flink uit balans. Het lijkt me dus verdedigbaar om predatoren uit weidevogelgebieden te weren. Op een aan scholeksters gewijde Facebookpagina zie ik hoe scholekstergeleerden as Bruno Ens, ooit 'mijn' voorzitter toen ik in het bestuur van de vogelwerkgroep van de Nederlands Jeugdbond voor Natuurstudie was doorgedrongen, het broedsucces van onze geliefde bonte piet met allerlei hekwerken en broedplateaus trachten te vergroten. Helemaal vosbestendig zal dat echter nooit worden, dus misschien is het ethisch verantwoord om vossen ook gewapenderhand de toegang tot onze weidevogelgebieden te ontzeggen totdat de populaties weer enigszins op orde zijn gekomen. 

Ik ga altijd al in de lente op weidevogeljacht met mijn verrekijker. Dit jaar ging ik ook als officiële nestenteller de wei in rond Zoeterwoude en Stompwijk. Door deze bezigheid, die volgens Bijlsma het broedsucces ook al negatief beïnvloedt, werd ik me pas goed bewust van de weidevogelproblematiek. De meeste weilanden waren woest en ledig. Het gebrek aan nesten werd gecompenseerd door de verhalen van de geboren Stompwijkers waarmee ik door de velden struinde. Mooie verhalen over het rapen van tientallen kievitseieren die aan de bakker werden verkocht. In een wei zo volgeladen, mist men één twee eitjes niet.

Waar wel veel nesten te vinden waren was meestal een biologische boer actief, of een ‘bijna-biologische boer’ als Quno Onderwater die ik eerder voor De Leunstoel interviewde. Die boeren doen echt hun best om een goede biotoop voor weidevogels te creëren en dat lukt ze ook. De populaties zijn echter zo klein dat ze zich niet goed tegen predatoren als de alom aanwezige vossen, buizerds, kraaien en noem maar op kunnen beschermen. Zolang er geen evenwicht is zal je moeten ‘reguleren’, vind ik. We moeten er echter wel alles aan doen om dat evenwicht weer te herstellen. Weidevogelvriendelijk boeren moet geen uitzondering, maar de regel zijn. De grote vraag is hoe we boeren een goede boterham kunnen laten verdienen door het landschap weer verantwoord te beheren in plaats van te vernietigen. En door nieuwe natuur te maken

Over dat laatste is Bijlsma heel cynisch. Hij komt met tal van gruwelijke voorbeelden hoe bestaande natuur wordt vernietigd om gewenste natuur tot stand te brengen. Dat is allemaal waar, maar het kan ook lukken!

Deze lente fietste ik Middelburg weer uit via de Laurens Stommesweg. Die weg is grotendeels veranderd in een fietspad dat zich tussen de nieuwbouwhuizen aan de opgerekte stadsrand bevindt. Toen ik uiteindelijk toch de polder bereikte bij de Zandvoortweg viel mijn mond open van verbazing! Overal zongen de leeuweriken! De weilanden waar ik vroeger altijd waterkevers ging vangen in de drinkputten waren helemaal onder water gezet en het wemelde er van de weidevogels. Ik zag er zelfs steltkluten, die ik nog nooit in Nederland had waargenomen. De ‘Sint Laurense Weihoek’ is dit gebied, dat tussen de gehuchten Sint Laurens en Buttinge ligt, genoemd. Een paradijs! Er blijken toch nog natuurbeheerders te zijn die ondanks hun rapportenbakkerij en omvangrijk abdominaal profiel tot goede daden in staat zijn.

Hopelijk ontdekken veel dichters en schilders deze paradijselijke plekjes en maakt de veldleeuwerik ook zijn rentree in onze culturele identiteit en in de statistiekjes van Rob Bijlsma.    

Bijlsma, R. (2021). Kerken van goud, dominees van hout. (1ste ed.). Atlas Contact.

----------
Willem Minderhout zelf leverde de plaatjes



© 2021 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De hagepreken van Rob Bijlsma (2) Willem Minderhout
1904VG Bijlsma 2.1.

Het eerste deel vindt u hier >>>.

Een van de populairste Nederlandse schilderijen uit de Gouden Eeuw is ‘De Stier’ van Paulus Potter. Waarom is dat zo? Vanwege de forse stier zelf, die ons boven een vers uitgekakte vlaai zijn ballen toont? Of vanwege de tevreden landman die tegen een knotwilg leunend naast zijn schaapjes staat?

Ik denk, maar dat is uiteraard volkomen subjectief, dat dit schilderij zijn faam vooral te danken heeft aan de kikker die door het gras huppelt en – in nog hogere mate – door de leeuwerik die in de lucht hangt. Het doet mij denken aan die zwoele lentedagen waarop ik Middelburg via de Laurens Stommesweg verliet en de Walcherse polders in fietste waar om de honderd meter wel een leeuwerik in de lucht hing te kwinkeleren.

Indien dit vermoeden juist is dan is de kans groot dat het schilderij bij de jeugd aan populariteit inboet, want sinds een jaar of dertig is er vrijwel geen veldleeuwerik meer te zien in Nederland. Rob Bijlsma, die van van alles en nog wat statistiekjes maakt, heeft bijgehouden hoe vaak de leeuwerik in de poëzie van Nederland en Vlaanderen enerzijds en Engeland anderzijds voorkomt.  Was de leeuwerik aan het eind van de negentiende eeuw nog een geliefde figurant in de poëzie van beide taalgebieden, daarna kwamen ze in een neerwaartse glijvlucht en ze zijn na 1975 helemaal verdwenen. Het zou mij niet verbazen als dit ook voor de leeuwerik in de hedendaagse schilderkunst van toepassing is. De veldleeuwerik maakt bij de jeugd van tegenwoordig net zoveel emoties los als de diplodocus. Onbekend maakt onbemind.

Bijlsma vindt de pogingen om weidevogels als de veldleeuwerik – maar denk ook aan grutto, tureluur, scholekster, kievit en patrijs – te beschermen onbegonnen werk omdat de habitat waarin deze vogels kunnen gedijen verdwenen1904VG Bijlsma 2.2. is ten gevolge van oprukkende bebouwing, recreatie en – vooral – de grootschalige industriële landbouw. Vroeger schiep de boer de ‘natuur’ waarin deze vogels zich thuis voelen, maar de hedendaagse roofbouw heeft daar een definitief einde aan gemaakt; ‘een woestijn gecreëerd door de industriële landbouw’.

Hij maakt zich kwaad over de vele studies, rapporten en projecten die zich er op richten ‘predatie’ tegen te gaan. De mens maakt de natuur stuk en dan krijgen roofdieren de schuld dat de weidevogels verdwijnen.

Het doet me denken aan discussies die ik wel eens met Statenleden van de Partij voor de Dieren heb over ‘faunabeheer’, een eufemisme voor wat vroeger gewoon ‘jacht’ heette. De PvdD vindt jacht als faunabeheer overbodig omdat een ecosysteem dat in evenwicht is geen jacht nodig heeft. Ik ben het daar roerend mee eens, maar helaas zijn onze ecosystemen flink uit balans. Het lijkt me dus verdedigbaar om predatoren uit weidevogelgebieden te weren. Op een aan scholeksters gewijde Facebookpagina zie ik hoe scholekstergeleerden as Bruno Ens, ooit 'mijn' voorzitter toen ik in het bestuur van de vogelwerkgroep van de Nederlands Jeugdbond voor Natuurstudie was doorgedrongen, het broedsucces van onze geliefde bonte piet met allerlei hekwerken en broedplateaus trachten te vergroten. Helemaal vosbestendig zal dat echter nooit worden, dus misschien is het ethisch verantwoord om vossen ook gewapenderhand de toegang tot onze weidevogelgebieden te ontzeggen totdat de populaties weer enigszins op orde zijn gekomen. 

Ik ga altijd al in de lente op weidevogeljacht met mijn verrekijker. Dit jaar ging ik ook als officiële nestenteller de wei in rond Zoeterwoude en Stompwijk. Door deze bezigheid, die volgens Bijlsma het broedsucces ook al negatief beïnvloedt, werd ik me pas goed bewust van de weidevogelproblematiek. De meeste weilanden waren woest en ledig. Het gebrek aan nesten werd gecompenseerd door de verhalen van de geboren Stompwijkers waarmee ik door de velden struinde. Mooie verhalen over het rapen van tientallen kievitseieren die aan de bakker werden verkocht. In een wei zo volgeladen, mist men één twee eitjes niet.

Waar wel veel nesten te vinden waren was meestal een biologische boer actief, of een ‘bijna-biologische boer’ als Quno Onderwater die ik eerder voor De Leunstoel interviewde. Die boeren doen echt hun best om een goede biotoop voor weidevogels te creëren en dat lukt ze ook. De populaties zijn echter zo klein dat ze zich niet goed tegen predatoren als de alom aanwezige vossen, buizerds, kraaien en noem maar op kunnen beschermen. Zolang er geen evenwicht is zal je moeten ‘reguleren’, vind ik. We moeten er echter wel alles aan doen om dat evenwicht weer te herstellen. Weidevogelvriendelijk boeren moet geen uitzondering, maar de regel zijn. De grote vraag is hoe we boeren een goede boterham kunnen laten verdienen door het landschap weer verantwoord te beheren in plaats van te vernietigen. En door nieuwe natuur te maken

Over dat laatste is Bijlsma heel cynisch. Hij komt met tal van gruwelijke voorbeelden hoe bestaande natuur wordt vernietigd om gewenste natuur tot stand te brengen. Dat is allemaal waar, maar het kan ook lukken!

Deze lente fietste ik Middelburg weer uit via de Laurens Stommesweg. Die weg is grotendeels veranderd in een fietspad dat zich tussen de nieuwbouwhuizen aan de opgerekte stadsrand bevindt. Toen ik uiteindelijk toch de polder bereikte bij de Zandvoortweg viel mijn mond open van verbazing! Overal zongen de leeuweriken! De weilanden waar ik vroeger altijd waterkevers ging vangen in de drinkputten waren helemaal onder water gezet en het wemelde er van de weidevogels. Ik zag er zelfs steltkluten, die ik nog nooit in Nederland had waargenomen. De ‘Sint Laurense Weihoek’ is dit gebied, dat tussen de gehuchten Sint Laurens en Buttinge ligt, genoemd. Een paradijs! Er blijken toch nog natuurbeheerders te zijn die ondanks hun rapportenbakkerij en omvangrijk abdominaal profiel tot goede daden in staat zijn.

Hopelijk ontdekken veel dichters en schilders deze paradijselijke plekjes en maakt de veldleeuwerik ook zijn rentree in onze culturele identiteit en in de statistiekjes van Rob Bijlsma.    

Bijlsma, R. (2021). Kerken van goud, dominees van hout. (1ste ed.). Atlas Contact.

----------
Willem Minderhout zelf leverde de plaatjes

© 2021 Willem Minderhout
powered by CJ2