archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 18
20 mei 2021
Beschouwingen > Het zijn maar woorden delen printen terug
Brief aan mijn kleinkinderen Julius Pasgeld

1814BS VerdwijnBeste Elin (9) en Jurre (20),

Hieronder staat een spannend verhaal. Met allerlei woorden die in de tijd dat ik zo jong was als jullie heel gewoon waren, maar nu zelden meer worden gebruikt.
Ik zou het volgende aan jullie willen vragen: lees het verhaal met een potlood in je hand. Zet een streepje onder elk woord dat je niet begrijpt of waarvan je niet weet wat het betekent. En stuur me daarna het verhaal met die onderstreepte woorden weer terug. Dan weet ik welke mooie woorden van vroeger aan het uitsterven zijn.
Alvast heel erg bedankt voor de moeite!

Duimendik

Op een goede dag baarde de gade van een noodlijdende landman een spruit niet groter dan een duim. Daarom noemden ze hem Duimendik.
Zonder besognes groeit Duimendik op. Maar dan gaat de landman naar het woud om hout te halen en Duimendik wil een paard en wagen naar hem brengen. Zijn arglistige moeder zet hem in het oor van het paard opdat hij het paard makkelijker kan gebieden.
Twee oomzeggers van de landman zien een loslopend paard, horen Duimendik wel, maar zien hem niet. Begerig naar mare’s en nieuwe tijdingen lopen ze erachteraan. Als ze ontwaren hoe de vork in de steek zit besluiten ze Duimendik te kopen.
Eerst wil de landman dat niet, maar de kleine blaag weet zijn vader ervan te overtuigen het toch te doen en zo geraakt hij voor een appel en een ei in handen van de twee mannen. Een van hen zet hem op zijn dop.
Dan roept Duimendik dat er stront aan de knikker is: hij ervaart een hevige aandrang tot het doen van een grote boodschap. De dop wordt afgezet en Duimendik vlucht.
Na een fikse wandeling komt hij twee andere mannen tegen die zich juist op een diefstal bij de pastoor aan het beraden zijn. Het formaat van Duimendik biedt soelaas. Hij klimt door de tralies van de ramen van het huis van de pastoor en roept naar buiten wat er van hun gading is. Dat hoort de keukenmeid. Kittelorig taaien de jatmozen zonder verdere bombarie af.
Duimendik begeeft zich te ruste in het hooi. Dat hooi wordt de volgende morgen juist aan een koe gegeven en zo belandt Duimendik in de pens van de koe. Daar valt er steeds hooi op zijn hoofd. Hij geraakt steeds meer uit zijn nopjes en vraagt tenslotte aan de machochel die de koe aan het voeren is of ze daarmee wil nokken.
‘Stop met dat gooien van hooi op mijn hoofd’, krijt hij.
De meid denkt dat de koe spreekt en waarschuwt de pastoor. Die hoort de koe ook praten en besluit maltentig het betoverde scharminkel te slachten.
De pens van de koe belandt met Duimendik erin op een meurende
vaalt. Die pens wordt (inclusief inzittende blaag) verorberd door een wolf. Van binnenuit weet Duimendik de wolf te overtuigen een bepaalde route te lopen die op het eind zou leiden naar een oord waar zich veel leeftocht zou bevinden. Nietsvermoedend loopt de wolf zo naar het huis van Duimendik.
Daar aangekomen slaat de landman de wolf dood en bevrijdt zijn zoon uit zijn netelige positie.
Monter murmelt Duimendik: ‘Deksels nog an toe. Misschien ben ik wat balorig geweest of was ik te besuikerd om tijdig mijn gram te halen. Misschien heb ik in mijn overmoed af en toe wat klakkeloos gehandeld en ongerief veroorzaakt. Maar leedwezen? Welnee!’
En monter snaaide hij nog een olienootje uit zijn ransel.

Het resultaat?
Elin (9 jaar) kende 18 woorden niet. Jurre (20 jaar) 6 woorden niet.
Er waren drie woorden die ze allebei niet kenden: besognes, kittelorig en machochel.
Ongerief, arglistig en begerig kende Elin weer wel en Jurre niet.

Hoe dan ook. De mooie woorden van weleer, waarmee we veel kleurrijker konden uitdrukken wat we bedoelden,  raken in het vergeetboek. Om nooit meer terug te keren.

--------
Het plaatje is van Linda Hulshof
Meer informatie: lindahulshof71@gmail.com



© 2021 Julius Pasgeld meer Julius Pasgeld - meer "Het zijn maar woorden" -
Beschouwingen > Het zijn maar woorden
Brief aan mijn kleinkinderen Julius Pasgeld
1814BS VerdwijnBeste Elin (9) en Jurre (20),

Hieronder staat een spannend verhaal. Met allerlei woorden die in de tijd dat ik zo jong was als jullie heel gewoon waren, maar nu zelden meer worden gebruikt.
Ik zou het volgende aan jullie willen vragen: lees het verhaal met een potlood in je hand. Zet een streepje onder elk woord dat je niet begrijpt of waarvan je niet weet wat het betekent. En stuur me daarna het verhaal met die onderstreepte woorden weer terug. Dan weet ik welke mooie woorden van vroeger aan het uitsterven zijn.
Alvast heel erg bedankt voor de moeite!

Duimendik

Op een goede dag baarde de gade van een noodlijdende landman een spruit niet groter dan een duim. Daarom noemden ze hem Duimendik.
Zonder besognes groeit Duimendik op. Maar dan gaat de landman naar het woud om hout te halen en Duimendik wil een paard en wagen naar hem brengen. Zijn arglistige moeder zet hem in het oor van het paard opdat hij het paard makkelijker kan gebieden.
Twee oomzeggers van de landman zien een loslopend paard, horen Duimendik wel, maar zien hem niet. Begerig naar mare’s en nieuwe tijdingen lopen ze erachteraan. Als ze ontwaren hoe de vork in de steek zit besluiten ze Duimendik te kopen.
Eerst wil de landman dat niet, maar de kleine blaag weet zijn vader ervan te overtuigen het toch te doen en zo geraakt hij voor een appel en een ei in handen van de twee mannen. Een van hen zet hem op zijn dop.
Dan roept Duimendik dat er stront aan de knikker is: hij ervaart een hevige aandrang tot het doen van een grote boodschap. De dop wordt afgezet en Duimendik vlucht.
Na een fikse wandeling komt hij twee andere mannen tegen die zich juist op een diefstal bij de pastoor aan het beraden zijn. Het formaat van Duimendik biedt soelaas. Hij klimt door de tralies van de ramen van het huis van de pastoor en roept naar buiten wat er van hun gading is. Dat hoort de keukenmeid. Kittelorig taaien de jatmozen zonder verdere bombarie af.
Duimendik begeeft zich te ruste in het hooi. Dat hooi wordt de volgende morgen juist aan een koe gegeven en zo belandt Duimendik in de pens van de koe. Daar valt er steeds hooi op zijn hoofd. Hij geraakt steeds meer uit zijn nopjes en vraagt tenslotte aan de machochel die de koe aan het voeren is of ze daarmee wil nokken.
‘Stop met dat gooien van hooi op mijn hoofd’, krijt hij.
De meid denkt dat de koe spreekt en waarschuwt de pastoor. Die hoort de koe ook praten en besluit maltentig het betoverde scharminkel te slachten.
De pens van de koe belandt met Duimendik erin op een meurende
vaalt. Die pens wordt (inclusief inzittende blaag) verorberd door een wolf. Van binnenuit weet Duimendik de wolf te overtuigen een bepaalde route te lopen die op het eind zou leiden naar een oord waar zich veel leeftocht zou bevinden. Nietsvermoedend loopt de wolf zo naar het huis van Duimendik.
Daar aangekomen slaat de landman de wolf dood en bevrijdt zijn zoon uit zijn netelige positie.
Monter murmelt Duimendik: ‘Deksels nog an toe. Misschien ben ik wat balorig geweest of was ik te besuikerd om tijdig mijn gram te halen. Misschien heb ik in mijn overmoed af en toe wat klakkeloos gehandeld en ongerief veroorzaakt. Maar leedwezen? Welnee!’
En monter snaaide hij nog een olienootje uit zijn ransel.

Het resultaat?
Elin (9 jaar) kende 18 woorden niet. Jurre (20 jaar) 6 woorden niet.
Er waren drie woorden die ze allebei niet kenden: besognes, kittelorig en machochel.
Ongerief, arglistig en begerig kende Elin weer wel en Jurre niet.

Hoe dan ook. De mooie woorden van weleer, waarmee we veel kleurrijker konden uitdrukken wat we bedoelden,  raken in het vergeetboek. Om nooit meer terug te keren.

--------
Het plaatje is van Linda Hulshof
Meer informatie: lindahulshof71@gmail.com

© 2021 Julius Pasgeld
powered by CJ2