Een hartversterkertje van alle tijden

Een kelkje wankel op hoogpolig kleed

met inhoud aan de liefhebber besteed

Al heeft diens lever daarvan wel te lijden

Het lot is voor de liefhebber vaak wreed

Diens lust raakt allengs steeds minder bescheiden

Wie weinig wil, weet meer vaak niet te mijden

Hij kantelt wankel kelkjes bij de vleet

En weet tenslotte niet meer wat hij deed

Niet dat het noodlot wenkt aan gene zijde

Noch of hem dat verheugde of hem speet

Genever met de G van gene zijde

Klare wijn men schenkt het en men weet

Wat men aldus de kelen in laat glijden