archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 18
11 februari 2021
Bezigheden > Op de camping delen printen terug
Padvindertje spelen op Terschelling Bram Schilperoord

1808BZ PadvinderLang geleden zette ik voor de eerste keer voet aan wal op Terschelling, als 13-jarig padvindertje, voor het zomerkamp. De winter ervoor hadden we onder leiding van de hopman ons bekwaamd in touwknopen leggen, ‘natuurstudie’ en de kunst van het ‘overleven’. Tegenwoordig heet dat survival. In opgewonden stemming begaven we ons die ochtend akelig vroeg per trein en autobus naar Harlingen. Eigenlijk op dezelfde manier als nu, alleen duurde het wat langer. In de havenplaats lag het schip al onder stoom. Eenmaal per dag, laat in de middag, voer er een boot naar Terschelling. Wilde je naar Vlieland dan moest je dezelfde boot pakken en halverwege overstappen op een kleiner schip. (Dit schip ‘de Vlieland’ ligt overigens al weer jaren werkloos aan de Borneokade in Amsterdam).

Het was die dag stormachtig weer en dat overstappen van het ene schip op het andere was nog tamelijk riskant. In de Vliestroom ontmoetten de schepen elkaar, er werden touwen uitgegooid, de boel werd stevig vastgegord en dan voeren ze zo’n paar kilometer naast elkaar, net zolang tot de passagiers en goederen waren overgezet. Beide schepen waren verbonden met een brede loopplank. Houten kratten, vaten bier, kabelhaspels, stalen pijpen en buizen, en stapels kartonnen dozen werden van het ene schip naar het andere gesjouwd. Slechts een paar passagiers stapten over op de Vlieland boot, maar er moest wel een paard naar Vlieland.

Om een uur of acht ’s avonds kwamen we aan in de haven van West-Terschelling. Met een vrachtwagentje, dat ons op stond te wachten, reden we naar het eind van het eiland, in een duinterrein werden de tenten opgezet en daar begon het ‘overleven’. Er kwam nog bij dat die stijve uniformen onder geen beding uit mochten, ondanks het feit dat het de hele week bloedheet was. Een korte (te lange) broek, sandalen en sokken, kaki overhemd met halsdoek om je nek, padvindershoed op je kop. Wie het waagde niet correct gekleed op het appèl te verschijnen, kon de hele dag aardappelen schillen, een strontkuil graven en alle tenten schoonvegen. Militaire dienst was er niets bij. Na de tweede dag al besloot ik onmiddellijk bij thuiskomst af te zien van het padvinderschap. Maar voorlopig hield ik mijn mond, want de hopman bleek een ongemakkelijk heerschap.

Pas veel later hoorde je verontrustende verhalen over pedofilie en zelfs kinderverkrachting in de padvinderij door de leiding, maar ónze hopman was niet van dat soort. Je kon alles van hem zeggen: het was een rotzak, een gefrustreerde sergeant-majoor, maar beslist géén kindervriend. Afmattende dagmarsen maakten we, waarbij vergeleken de oefeningen van het Vreemdelingenlegioen kinderspel waren.

Midden in de nacht werden we gedropt op het einde van de Bosplaat – dat wil zeggen we moesten eerst lópen naar die plek, dan langs het strand naar West-Terschelling, waar je op het postkantoor een stempel moest halen, en dan via Midsland, Hoorn, en Oosterend naar het kamp. Bussen reden er niet in die tijd. De eersten arriveerden in de namiddag, dan had je een uur of zestien gelopen. De volgende dag had de hopman nog iets leukers in petto: startplaats Amelander Duin, vervolgens via de vierde-, derde-, tweede- en eerste duintjes – inclusief natte poten – langs de wadkant naar West en vervolgens over het strand terug naar het kamp.

Bij thuiskomst van mijn langste week ooit, zei mijn moeder met een blik op mijn roodverbrande gezicht en armen: ‘Wat ben je lekker bruin geworden, jongen’. Dat was maar gedeeltelijk waar want in het zwembad, waar ik me de volgende dag vertoonde, zag iedereen er gezond gebruind uit, maar door dat verdomde uniform had ik alleen bruine armen en knieën. Voor de rest was ik spierwit, zelfs mijn nek had geen straaltje zon gezien door die verplicht omgeknoopte halsdoek. Nooit meer Terschelling, dacht ik, maar ik bedoelde natuurlijk nooit meer padvinder!

------
Het plaatje is van Henk Klaren


© 2021 Bram Schilperoord meer Bram Schilperoord - meer "Op de camping"
Bezigheden > Op de camping
Padvindertje spelen op Terschelling Bram Schilperoord
1808BZ PadvinderLang geleden zette ik voor de eerste keer voet aan wal op Terschelling, als 13-jarig padvindertje, voor het zomerkamp. De winter ervoor hadden we onder leiding van de hopman ons bekwaamd in touwknopen leggen, ‘natuurstudie’ en de kunst van het ‘overleven’. Tegenwoordig heet dat survival. In opgewonden stemming begaven we ons die ochtend akelig vroeg per trein en autobus naar Harlingen. Eigenlijk op dezelfde manier als nu, alleen duurde het wat langer. In de havenplaats lag het schip al onder stoom. Eenmaal per dag, laat in de middag, voer er een boot naar Terschelling. Wilde je naar Vlieland dan moest je dezelfde boot pakken en halverwege overstappen op een kleiner schip. (Dit schip ‘de Vlieland’ ligt overigens al weer jaren werkloos aan de Borneokade in Amsterdam).

Het was die dag stormachtig weer en dat overstappen van het ene schip op het andere was nog tamelijk riskant. In de Vliestroom ontmoetten de schepen elkaar, er werden touwen uitgegooid, de boel werd stevig vastgegord en dan voeren ze zo’n paar kilometer naast elkaar, net zolang tot de passagiers en goederen waren overgezet. Beide schepen waren verbonden met een brede loopplank. Houten kratten, vaten bier, kabelhaspels, stalen pijpen en buizen, en stapels kartonnen dozen werden van het ene schip naar het andere gesjouwd. Slechts een paar passagiers stapten over op de Vlieland boot, maar er moest wel een paard naar Vlieland.

Om een uur of acht ’s avonds kwamen we aan in de haven van West-Terschelling. Met een vrachtwagentje, dat ons op stond te wachten, reden we naar het eind van het eiland, in een duinterrein werden de tenten opgezet en daar begon het ‘overleven’. Er kwam nog bij dat die stijve uniformen onder geen beding uit mochten, ondanks het feit dat het de hele week bloedheet was. Een korte (te lange) broek, sandalen en sokken, kaki overhemd met halsdoek om je nek, padvindershoed op je kop. Wie het waagde niet correct gekleed op het appèl te verschijnen, kon de hele dag aardappelen schillen, een strontkuil graven en alle tenten schoonvegen. Militaire dienst was er niets bij. Na de tweede dag al besloot ik onmiddellijk bij thuiskomst af te zien van het padvinderschap. Maar voorlopig hield ik mijn mond, want de hopman bleek een ongemakkelijk heerschap.

Pas veel later hoorde je verontrustende verhalen over pedofilie en zelfs kinderverkrachting in de padvinderij door de leiding, maar ónze hopman was niet van dat soort. Je kon alles van hem zeggen: het was een rotzak, een gefrustreerde sergeant-majoor, maar beslist géén kindervriend. Afmattende dagmarsen maakten we, waarbij vergeleken de oefeningen van het Vreemdelingenlegioen kinderspel waren.

Midden in de nacht werden we gedropt op het einde van de Bosplaat – dat wil zeggen we moesten eerst lópen naar die plek, dan langs het strand naar West-Terschelling, waar je op het postkantoor een stempel moest halen, en dan via Midsland, Hoorn, en Oosterend naar het kamp. Bussen reden er niet in die tijd. De eersten arriveerden in de namiddag, dan had je een uur of zestien gelopen. De volgende dag had de hopman nog iets leukers in petto: startplaats Amelander Duin, vervolgens via de vierde-, derde-, tweede- en eerste duintjes – inclusief natte poten – langs de wadkant naar West en vervolgens over het strand terug naar het kamp.

Bij thuiskomst van mijn langste week ooit, zei mijn moeder met een blik op mijn roodverbrande gezicht en armen: ‘Wat ben je lekker bruin geworden, jongen’. Dat was maar gedeeltelijk waar want in het zwembad, waar ik me de volgende dag vertoonde, zag iedereen er gezond gebruind uit, maar door dat verdomde uniform had ik alleen bruine armen en knieën. Voor de rest was ik spierwit, zelfs mijn nek had geen straaltje zon gezien door die verplicht omgeknoopte halsdoek. Nooit meer Terschelling, dacht ik, maar ik bedoelde natuurlijk nooit meer padvinder!

------
Het plaatje is van Henk Klaren
© 2021 Bram Schilperoord
powered by CJ2