archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 5 Jaargang 18 17 december 2020 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee | ||||
Jules Welling als Houdini | Wim Westerveld | |||
Harry Houdini, de boeienkoning, leefde van zijn onwaarschijnlijke ontsnappingen. Hij liet zich bijvoorbeeld zakken in een kist vol water, verzwaard en zwaar geboeid, om zich vervolgens juist op tijd te bevrijden zodat hij en de gespannen toekijkende toeschouwers opgelucht adem konden halen. Een andere keer ving hij doodleuk met de mond een afgeschoten kogel op. Het zijn maar een paar van zijn soms levensgevaarlijke acts, waarmee hij over de hele wereld reisde. Het naar sensatie hunkerende publiek kon er geen genoeg van krijgen. In 1926 stierf hij, ondanks alle risico’s die hij nam, een natuurlijke dood. Daarna hebben vele illusionisten geprobeerd zijn trucs na te doen. Niet zelden met fatale afloop. Voor schakers is Houdini vooral een sterke schaakengine met een beloftevolle naam. Een naam die de onderhuidse geheimen van een schaakpartij belooft bloot te leggen. Hoe vaak zijn we niet thuisgekomen met het bevredigende gevoel dat we een partij uit één stuk gewonnen hadden en dat er bij controle door Houdini plotseling en kortstondig een dal in de partijgrafiek te zien was. Het bleek dan dat je een tactische wending finaal over het hoofd had gezien en je tegenstander gelukkig ook. Het zou de partij radicaal op zijn kop gezet hebben en een miraculeuze ontsnapping zou als een echte Houdini-act een feit geweest zijn. Vaak hoor je van topschakers na afloop van de partij dat ze zich de computerlijn niet meer helemaal konden herinneren en daardoor in de fout waren gegaan. Het zijn computervarianten die met het gezonde grootmeesterverstand niet te reproduceren zijn (behalve met het getrainde maar ook overbelaste geheugen). Als je je daarop verlaat kan het gruwelijk misgaan, net als met de illusionisten die als een Houdini probeerden te acteren en dat niet meer konden navertellen. Een schaakprogramma dat Houdini heet verwijst als het ware naar de wonderen die het zal laten zien en waarschuwt tegelijkertijd voor navolging: Don’t try this at home! En toch zijn die wonderen één van de mooiste elementen van ons spel. Natuurlijk, een strakke positionele partij waarin de tegenstander langzaam maar zeker over de rand wordt geduwd is, in al zijn meedogenloosheid, een bevredigende ervaring. Een zonde, ooit in het verleden begaan, wordt uiteindelijk bestraft. Het is een gedachte die iedereen wel zal herkennen, maar ook een gedachte die goed en kwaad bij één partij legt. Misschien is het wel zo dat een protestant vooral instemt met de bestraffing die de zondaar ondergaat en de katholiek zich juist verheugt over de ontsnapping aan de straf die op de zonde zou moeten volgen. Zondaars zijn we allemaal, zegt de protestant. Zeker, zegt de katholiek, maar je kunt de zonde afwassen. Het mooie van schaken is dat het ruimte geeft aan beide opvattingen, net als het echte leven en dat nooit duidelijk wordt hoe schaken gespeeld moet worden: volgens een dogma of als ‘kome wat komt’. Er zijn wel eens stemmen opgegaan om het pat uit het schaken te verwijderen. En dat is nu juist bij uitstek het concept dat zich verzet tegen het idee dat er niet gezondigd kan worden tegen het materiële dogma van na te streven welstand. Zo’n geluid om het pat maar af te schaffen moet haast wel uit de protestantse hoek gekomen zijn. Zelf ben ik protestant noch katholiek. Ik kan genieten van een strakke partij. Maar een geweldige ontsnapping, een onverwachte trouvaille, ‘verdiend’ of niet, vind ik eigenlijk toch het mooiste. Dat je denkt: hoe is het mogelijk? Er zijn twee boeken waarin je helemaal aan je trekken komt als je houdt van de spanning en sensatie die zich voordoet als de normale gang van zaken ineens verstoord wordt. Het eerste boek is Van Perlo’s Endgame Tactics. Het is een klassieker en als je dat boek nog niet hebt zou ik zeggen: zet hem op je wensenlijst voor Sinterklaas of Kerstmis. Je zal getrakteerd worden op sensaties. Oh’s en ah’s. En een prettige verzuchting zal je deel worden: wat is dat spel van ons toch rijk. Een schaakbord heb je niet nodig en Van Perlo’s commentaar is van een sublieme droge humor. Ik zocht in het boek naar een voorbeeld van een mooie wending waarbij geestkracht materie overstijgt. Ik kon niet goed kiezen uit het rijke materiaal van meer dan 1300 sprankelende trucs en valkuilen, totdat ik op een diagram en een zettenreeks stuitte waarin ene Welling de hoofdrol speelde. Het pleit was onmiddellijk beslecht. Ach, het betrof Jules Welling. Die verdient een ode en een herinnering aan het moment dat hij als schaker boven zichzelf uitsteeg, leek me. Klein van stuk was hij, getooid met een imposante snor, beweeglijk en bovenal enorm enthousiast over alles en iedereen in de schaakwereld. Ik kwam hem altijd tegen in Wijk aan Zee tijdens het jaarlijkse schaakfeest. We moeten hem helaas al een paar jaar missen. Hij overleed in 2016. In de jaren negentig kwam ik hem ook op een geheel andere plaats tegen. Ik liep hem tot mijn verrassing tegen het lijf tijdens Poetry International in Rotterdam, het jaarlijkse Wijk aan Zee voor dichters. Hij was daar met zijn toenmalige vrouw. Jules bleek ook dichter te zijn en sindsdien kreeg ik bij iedere ontmoeting in Wijk aan Zee een nieuwe dichtbundel van hem in mijn handen gedrukt. Ze staan nog steeds in mijn boekenkast. De scène met Jules in de heldenrol speelt zich af in London. Het is 1973 en de tegenstander is niemand minder dan grootmeester Ludek Pachman. Meer dan remise lijkt er niet voor Jules (zwart) in te zitten, maar … 1. .. Tc7+ 2. Kg8 Tc8+ 3. Kg7 Th8!! ‘Probeer je voor te stellen hoe jij je zou voelen als jou dit overkomt in een veelbelovende stelling als deze. Het is niet te beschrijven, schrijft Van Perlo. 4. Kxh8 Kf7 De deur gaat op slot. 5. b4 axb3 en wit gaf op. Het was een simultaanpartij, maar wat maakt dat uit? ------- De plaatjes zijn van de schrijver |
||||
© 2020 Wim Westerveld | ||||
powered by CJ2 |