archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 5 Jaargang 18 17 december 2020 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Ergernissen | ||||
Dingen die hinderen | Arie de Jong | |||
Mijn echtgenote heeft een gewoonte die mij zeer stoort. Het helpt niet dat ik haar daar op wijs. Ze blijft het doen. Niet alleen dat die gewoonte mij stoort, wat ze doet is volgens mij contraproductief. Ik weet dat je in een relatie inschikkelijk moet zijn. Het zit er dik in dat ik ook een gewoonte heb die haar stoort. Zo vindt ze het maar niets dat ik na een wandeling in de duinen of op andere onverharde paden wel eens vergeet mijn schoenen al uit te doen bij de deur, zodat er geen zand of modder terecht komt in huis. Gelukkig hebben we plavuizen die gemakkelijk zijn schoon te maken, anders kon ik mijn biezen wel pakken. Maar ze heeft dus een gewoonte die mij stoort. Het vervelende is dat mijn moeder die gewoonte ook had. Dat maakt me nog niet tolerant. Trouwens, haar vader had die gewoonte ook. En ik vind het een vieze gewoonte. Wat ze doet is eerst likken aan een duim, soms ook aan een vinger, om daarna een bladzijde om te slaan van de krant of van een boek. Dat vind ik vies. Soms vertel ik dat en ik wijs er op dat het mij heel goed lukt om bladzijden om te slaan zonder eerst te likken aan mijn duim of vingers. Dat het mij ook beter lukt om de bladzijden om te slaan. Het helpt niet. Bij de jaarlijkse bijeenkomst van de historische vereniging waarvan ik lid ben, bleek dat onze voorzitter die zelfde vieze gewoonte heeft. Hij had een uitgeschreven toespraak en maakte telkens zijn duim nat met zijn tong om een bladzijde om te slaan. En toen ging het mis: de bladzijden bleven aan elkaar kleven en hij kreeg ze niet meer van elkaar! Sta je voor een zaal met honderden mensen, sta je te hannesen met je toespraak. Ik heb dat thuis verteld, maar het heeft niet geholpen. Er zijn wel meer gewoonten die mij hinderen. Gelukkig niet altijd van mijn vrouw. Dat zou onze onderlinge conversatie erg ondermijnen. Nee, anderen doen ook van alles dat mij niet bevalt. Het is soms een hele kunst mijn gezicht dan in de plooi te houden. Ik denk wel dat het mij lukt, maar zeker weten doe je het nooit. Een heel erge vind ik het roken van sigaretten. Niet zo zeer omdat ik het ongezond vind, of vies ruiken, dat is algemeen bekend. Waar het me om gaat is het vasthouden van een sigaret. Dat twee vingers dat witte stokje vasthouden, liefst met de andere vingers onduidelijk wijzend in de lucht. En dat dan die twee vingers en die sigaret naar de mond gaan van de roker en dat die sigaret tussen de lippen wordt gestoken om er een trekje van te nemen. Dat vind ik zo vies. Dat dan die sigaret weer tussen de lippen vandaan wordt gehaald en de roker na een paar seconden de rook uitblaast. Liefst een beetje schuin, weg van degene met wie hij of zij staat te praten. Mijn vader rookte ook en behalve sigaretten van het merk Miss Blanche ook wel eens zelf gerolde sigaretten. En dan bleef er soms zo’n sliertje tabak op een lip zitten. Dat was geen aanmoediging om zelf te gaan roken. Wat het soms nog erger kan maken is dat iemand die rookt staat te praten en dan een trekje neemt terwijl hij of zij nog onderweg is in een zin, niet wacht tot er een punt is gezet. Heel erg. Hoewel het nog erger kan. Ik heb een familielid, die overigens nooit gerookt heeft, daar ligt het niet aan, die als hij wat wil zeggen altijd net voordien of tijdens het praten een hap neemt van het een of ander en dan met volle mond recht in mijn gezicht wat zegt. Dat vind ik ook heel vies. Waar ik ook niet van houd zijn mensen die bij een borrel of feestje heel dicht bij je gaan staan. Dat hun gezicht op maar twee of drie decimeter is van dat van mij en dat ze zo tegen me staan te praten. Het is nog erger als ze onaangenaam uit hun mond ruiken, door een rotte kies, het overmatig eten van knoflook of sporen van sigarettenrook. Als iemand zo dicht bij me staat, voel ik me ongemakkelijk. Ik hoor bijna niets meer van wat zo iemand zegt. Sta te bedenken hoe ik zo snel mogelijk weg kan komen. In de coronatijd heb ik hier totaal geen last van gehad. Maar hoe moet het als (bijna) iedereen is ingeënt, komen die lui dan weer vlak bij me staan? Liever niet. Gelukkig houden sommige dingen die hinderen na verloop van tijd op. Toen mijn schoonvader overleed, kon ik ook niet meer rillen van een gewoonte die hij had. Hij had een kunstgebit, boven en onder. Als hij had gegeten, dan haalde hij een deel uit zijn mond en likte dat nog af. Dan het andere deel. Elke keer werd ik weer verrast, was ik er niet op tijd mee een andere kant op te kijken of snel even weg te gaan. Al is het dan voorbij, ik zie het nog voor me. Zo blijven de overledenen natuurlijk wel in je herinnering. -------- Het Het eerste plaatje is van Alex Verduijn den Boer, het tweede van Henk Klaren |
||||
© 2020 Arie de Jong | ||||
powered by CJ2 |