archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 4
Jaargang 18
3 december 2020
Bezigheden > Op de fiets delen printen terug
Slechts 24 uur voor drie steden Thomas van der Steen

1804BZ WilhelmshavenDe door virus geregisseerde zoektocht naar een geschikte vakantiebestemming eindigt uiteindelijk in Denemarken. Met de auto, dus eigen fietsen mee want op het eiland Møn - half Texel maar dan met heuvels - is het goed fietsen. Daar zullen we een week lang in een huisje aan het strand van de Oostzee vertoeven. Om er te komen moeten we door Duitsland.

Wilhelmshaven
Wilhelm I, koning van Pruisen en later keizer van Duitsland, stichtte de marinehaven die hij gemakshalve meteen maar zijn naam gaf: Wilhelmshaven. Ons hotel ligt om de hoek van die haven, we zien de rode hijskranen boven de daken uit steken. Na een dag in de auto snakken we naar zeewind in onze haren en pakken gelijk de fiets. De haven blijkt een doolhof want wegen eindigen in niemandsland, hekken versperren de doorgang, bruggen staan open en kades eindigen waar ze eerder begonnen. Aan de einder lonkt nog steeds de koele zee dus er zit niets anders op dan over land in een wijde boog om de haven te fietsen. De rode neogotische Christus- und Garnison-kirche steekt fel af tegen het groen van de bomen. Om de keizer kunnen we niet heen. In het park met zijn naam staat een imposant standbeeld van hem in vol ornaat. Zijn machtige snor boezemt nog altijd ontzag in.
Het verbaast dan ook niet dat de laatste brug die ons scheidt van de boulevard Kaiser-Wilhelm-Brücke heet. Een prachtige stalen draaibrug uit het eerste decennium van de vorige eeuw. Eindelijk zijn we bij het Südstrand en fietsen langs flanerende Wilhelmhaveners, de bries uit zee heeft nu vrij spel.

Bremen
De volgende ochtend vertrekken we richting Bremen, de Noord-Duitse stad waar mijn oma heeft gewoond. Misschien is ze er wel geboren, eigenlijk weet ik beschamend weinig van haar. Op de parkeerplaats van Bremen Hbf, het centraal station, stappen we op en in een lange afdaling fietsen we naar het centrum. Het is zondag en ontzaglijk druk op straat. De soms geprezen, maar vaker gevreesde, Duitse discipline is ver te zoeken. Op het weidse plein voor de Dom krioelt het van de mensen. Al sjokkend eten allen van hun crêpe, suikerspin, döner, Pommes, ijsje, Currywurst, pizza, wafel of hamburger. Met moeite1804BZ Bremen vinden we het beeld van de Bremer stadsmuzikanten. Het staat verscholen om de hoek van het Raadhuis. In de beroemde maar smalle Böttcherstrasse is het zo mogelijk nog drukker. Aan de oever van de Weser lost het gedrang eindelijk op. De weg terug naar de auto stijgt licht maar gestaag en buiten adem bereiken we de parkeerplaats.

Hamburg
In de middag arriveren we in Hamburg, havenstad aan de Elbe. Ook nu zitten we in een mum op de fiets. Van het hotel zuidwaarts naar de rivier, vergissen is onmogelijk. Linksaf, over het lange fietspad naar de Elbphilharmonie, de immense concertzaal die de horizon bepaalt. Er is onderweg zoveel te zien dat het ons duizelt. Een afgemeerde onderzeeër, ontelbare jongeren die op hun elektrische stepjes zoeven - met mini kentekenplaatje, historische driemasters, vismarkten, cruiseschepen en de oude passagiersterminal. Het strenge gebouw is opgetrokken in donker, verweerd steen en heeft groenkoperen hoedjes op zijn torens. Hier is ook de lift naar de St. Pauli-Elbtunnel, die moet ik zien. De Maastunnel in Rotterdam heb ik gehad en ook de Sint-Annatunnel in Antwerpen dus deze laat ik me niet ontgaan. In de lift worden de coronaregels met voeten getreden. Gelukkig hebben wij nog onze fietsen als barrière tegen de aerosolen. Aan de overkant kopen we bij Katja een koud biertje en turen naar de zinderende stad.

Terug op de noordoever rijden we over de kades van de oude haven over ontelbare bruggen. Hamburg telt er wel 2500 van, niet voor te stellen. De gerestaureerde pakhuizen gloeien oranje door de ondergaande zon. We eten nog snel een quiche, de stad gaat al bijna op slot.

Over de Reeperbahn fietsen we naar het hotel. De verloedering krijgt extra glans door de zwervers die opgerold in slaapzakken voor de nachtclubs liggen.
De nachtportier geeft al voordat we het hotel betreden met gebarentaal aan dat we ons mondkapje moeten dragen, selbstverständlich Ulli. Gemuilkorfd lopen we naar onze kamer. In 24 uur fietsten we door drie Duitse havensteden. De Haribo-beren op mijn kussen wensen mij een goede nacht, Gott sei Dank.

-----------
De plaatjes zijn van de schrijver


© 2020 Thomas van der Steen meer Thomas van der Steen - meer "Op de fiets" -
Bezigheden > Op de fiets
Slechts 24 uur voor drie steden Thomas van der Steen
1804BZ WilhelmshavenDe door virus geregisseerde zoektocht naar een geschikte vakantiebestemming eindigt uiteindelijk in Denemarken. Met de auto, dus eigen fietsen mee want op het eiland Møn - half Texel maar dan met heuvels - is het goed fietsen. Daar zullen we een week lang in een huisje aan het strand van de Oostzee vertoeven. Om er te komen moeten we door Duitsland.

Wilhelmshaven
Wilhelm I, koning van Pruisen en later keizer van Duitsland, stichtte de marinehaven die hij gemakshalve meteen maar zijn naam gaf: Wilhelmshaven. Ons hotel ligt om de hoek van die haven, we zien de rode hijskranen boven de daken uit steken. Na een dag in de auto snakken we naar zeewind in onze haren en pakken gelijk de fiets. De haven blijkt een doolhof want wegen eindigen in niemandsland, hekken versperren de doorgang, bruggen staan open en kades eindigen waar ze eerder begonnen. Aan de einder lonkt nog steeds de koele zee dus er zit niets anders op dan over land in een wijde boog om de haven te fietsen. De rode neogotische Christus- und Garnison-kirche steekt fel af tegen het groen van de bomen. Om de keizer kunnen we niet heen. In het park met zijn naam staat een imposant standbeeld van hem in vol ornaat. Zijn machtige snor boezemt nog altijd ontzag in.
Het verbaast dan ook niet dat de laatste brug die ons scheidt van de boulevard Kaiser-Wilhelm-Brücke heet. Een prachtige stalen draaibrug uit het eerste decennium van de vorige eeuw. Eindelijk zijn we bij het Südstrand en fietsen langs flanerende Wilhelmhaveners, de bries uit zee heeft nu vrij spel.

Bremen
De volgende ochtend vertrekken we richting Bremen, de Noord-Duitse stad waar mijn oma heeft gewoond. Misschien is ze er wel geboren, eigenlijk weet ik beschamend weinig van haar. Op de parkeerplaats van Bremen Hbf, het centraal station, stappen we op en in een lange afdaling fietsen we naar het centrum. Het is zondag en ontzaglijk druk op straat. De soms geprezen, maar vaker gevreesde, Duitse discipline is ver te zoeken. Op het weidse plein voor de Dom krioelt het van de mensen. Al sjokkend eten allen van hun crêpe, suikerspin, döner, Pommes, ijsje, Currywurst, pizza, wafel of hamburger. Met moeite1804BZ Bremen vinden we het beeld van de Bremer stadsmuzikanten. Het staat verscholen om de hoek van het Raadhuis. In de beroemde maar smalle Böttcherstrasse is het zo mogelijk nog drukker. Aan de oever van de Weser lost het gedrang eindelijk op. De weg terug naar de auto stijgt licht maar gestaag en buiten adem bereiken we de parkeerplaats.

Hamburg
In de middag arriveren we in Hamburg, havenstad aan de Elbe. Ook nu zitten we in een mum op de fiets. Van het hotel zuidwaarts naar de rivier, vergissen is onmogelijk. Linksaf, over het lange fietspad naar de Elbphilharmonie, de immense concertzaal die de horizon bepaalt. Er is onderweg zoveel te zien dat het ons duizelt. Een afgemeerde onderzeeër, ontelbare jongeren die op hun elektrische stepjes zoeven - met mini kentekenplaatje, historische driemasters, vismarkten, cruiseschepen en de oude passagiersterminal. Het strenge gebouw is opgetrokken in donker, verweerd steen en heeft groenkoperen hoedjes op zijn torens. Hier is ook de lift naar de St. Pauli-Elbtunnel, die moet ik zien. De Maastunnel in Rotterdam heb ik gehad en ook de Sint-Annatunnel in Antwerpen dus deze laat ik me niet ontgaan. In de lift worden de coronaregels met voeten getreden. Gelukkig hebben wij nog onze fietsen als barrière tegen de aerosolen. Aan de overkant kopen we bij Katja een koud biertje en turen naar de zinderende stad.

Terug op de noordoever rijden we over de kades van de oude haven over ontelbare bruggen. Hamburg telt er wel 2500 van, niet voor te stellen. De gerestaureerde pakhuizen gloeien oranje door de ondergaande zon. We eten nog snel een quiche, de stad gaat al bijna op slot.

Over de Reeperbahn fietsen we naar het hotel. De verloedering krijgt extra glans door de zwervers die opgerold in slaapzakken voor de nachtclubs liggen.
De nachtportier geeft al voordat we het hotel betreden met gebarentaal aan dat we ons mondkapje moeten dragen, selbstverständlich Ulli. Gemuilkorfd lopen we naar onze kamer. In 24 uur fietsten we door drie Duitse havensteden. De Haribo-beren op mijn kussen wensen mij een goede nacht, Gott sei Dank.

-----------
De plaatjes zijn van de schrijver
© 2020 Thomas van der Steen
powered by CJ2