archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 2
Jaargang 18
29 oktober 2020
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Dankaart, Constandse en Cliteur Willem Minderhout

1802BS Cliteur‘We hebben allemaal behoefte aan voorbeelden, aan role models, zoals de Amerikanen zeggen. Ik had mijn eigen held – de anarchist, atheïst, humanist, vrijdenker en republikein Anton Contandse.’
U zult zich afvragen welke radicaallinkse intellectueel hier aan het woord is. Het zal u verbazen. Het is de bekende rechtswetenschapper en senator van het Forum voor Democratie Paul Cliteur. Hij doet deze ontboezeming in een aan Constandse gewijd opstel, in zijn bundel ‘God houdt niet van vrijzinnigheid’ uit 2004. Het lijkt een schoolvoorbeeld van het zogenaamde ‘hoefijzermodel’. Een politicologisch model waarin het verschil tussen links en rechts niet als een rechte lijn wordt gezien, maar als een hoefijzervormige kromme, waar de uiteinden weer dicht bij elkaar komen, zodat een overstap van de ene pool naar de andere pool minder wonderbaarlijk is dan het lijkt. ‘Les extremes se touchent’, wisten de Fransen al.

Wat de zelfverklaarde conservatief Cliteur zo aantrekkelijk vindt in Constandse is vooral zijn atheïsme, zijn republikanisme en de wijze waarop hij zijn ‘vrijdenkerij’ in geschrifte uitdroeg. Waarden die Cliteur blijkbaar best vindt passen in een conservatief wereldbeeld. Volgens Cliteur heeft Constandse gelijk gekregen in zijn verwachting dat de individualisering en rationalisering van het geloof (het individu maakt zelf wel uit welke onderdelen van de Schrift voor hem gezaghebbend zijn) uiteindelijk leidt tot de ondergraving van de orthodoxie en daarmee van de autoriteit van God. Dit heeft echter de vrijheid van de burger, volgens Cliteur, helaas niet dichterbij gebracht.

Constandses pleidooien tegen de monarchie vindt Cliteur, zelf belijdend lid van het Republikeins Genootschap, achterhaald. De echte macht was al lang aan de handen van de vorst ontglipt, maar is niet bij de burgerij terecht gekomen. De echte macht ligt in handen van de bureaucratie. We leven volgens hem sinds de jaren zestig in een anarchie, maar dan een anarchie waarin de bureaucratie het voor het zeggen heeft. (Dit lijkt mij een paradoxale opvatting, maar ik ben dan ook geen hoogleraar.) Niet de burger heeft zich bevrijd van de overheid, maar de overheid heeft zich bevrijd van de burger. Cliteur leidt deze boude bewering af van zijn observatie dat sommige ambtenaren in het openbaar hun minister tegenspreken.

Wie nu verwacht dat Cliteur, als een anarchist van de oude stempel, oproept om de staat alsnog te slopen vergist zich. Hij roept op tot ‘een contrarevolutie tegen de geest van de jaren zestig om het vrijheidsethos van diezelfde jaren zestig voor de burgers veilig te stellen.’ Concreet komt zijn ‘contrarevolutie’ er op neer dat hij er voor pleit het Weberiaanse model om een strikte scheiding tussen politiek en ambtenarij te hanteren, waarbij de politiek beslist en de ambtenarij (bureaucratie) hetgeen beslist is zo nauwkeurig mogelijk – sine ira et studio – uitvoert.1802BS Constandse In hoeverre dat de ‘vrijheidsethos’ dichterbij brengt, wordt mij niet duidelijk.
Een andere overeenkomst tussen Cliteur en Constandse komt niet aan de orde in dit opstel. De oude Anton was geen voorstander van de – toen nog – Europese Economische Gemeenschap. De EEG zou, volgens een destijds gangbare opvatting in progressieve kringen, vooral de belangen van het grootkapitaal dienen. In zijn consequentie komt deze opstelling overeen met de Nexitdromen van Cliteurs FvD. Constandse zou echter vreemd opkijken als één van zijn zelfverklaarde volgelingen de wens om uit de EU te stappen met nationalistische argumenten zou motiveren.

Dankaart en Constandse
Bij mijn speurwerk door de herinneringen van Co Dankaart was ik ook op Anton Constandse gestuit. Ik werd weer geconfronteerd met allerlei discussies in de linkse beweging die mij vroeger mateloos interesseerden, maar me tegenwoordig vrijwel koud laten. De tegenstelling tussen de anarchisten en de marxisten, bijvoorbeeld. Kort door de bocht geformuleerd verweet opper-anarchist Bakoenin dat Marx’ denkbeelden tot een autoritair regime zouden leiden en was Marx van mening dat de anarchisten een stelletje utopistische warhoofden waren. Achteraf kan men constateren dat beide heren gelijk hadden. Op het congres van de Internationale in Den Haag in 1872 leidde dit tot een breuk tussen beide onverenigbare stromingen. Over en uit zou je denken.

Ook tussen de anarchistische tegenstanders van ieder staatsgezag en de bolsjewistische aanhangers van de dictatuur van de proletarische staat blijkt het hoefijzermodel van toepassing te zijn. Dankaarts leermeester Daan Goulooze was vanuit de Sociaal-Anarchistische Jeugdorganisatie (SAJO) met een aantal kameraden tot de CPN toegetreden. De jonge Anton Constandse, die ik – blijkbaar net als Cliteur – in zijn tijd als radiocommentator bij de VPRO als een soort goeroe beschouwde, bleef indertijd de SAJO trouw.

Co Dankaart noemt Constandse twee keer in zijn memoires. De eerste keer vanwege hun beider betrokkenheid bij de Spaanse Burgeroorlog. Uit zijn aantekeningen blijkt niet of ze elkaar in Spanje ontmoet hebben. Dankaart heeft respect voor Constandse, maar dat blijkt in CPN-kringen uitzonderlijk. Hij citeert de CPN-krant De Tribune van 1-4-1931: ‘over deze levenslange actieve anti-fascist staat op pagina 2 de kop 'Het bankroet van den fascist Constandse. Nee de partij had ook toen al niet altijd gelijk.’ De tweede keer dat hij hem noemt is omdat zij beiden – ruim een halve eeuw later – te gast waren op een feest voor de tachtigste verjaardag van Piet Laros, de legendarische Spanjestrijder ‘Hollander Piet’. Laros was ook ooit van de anarchisten naar de communisten overgestapt, maar blijkbaar was in 1981 de ideologische scheidslijn tussen bejaarde (oud-)anarchisten en (oud-)communisten sterk vervaagd. Het hoefijzer in optima forma, of de mildheid der jaren?


© 2020 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Dankaart, Constandse en Cliteur Willem Minderhout
1802BS Cliteur‘We hebben allemaal behoefte aan voorbeelden, aan role models, zoals de Amerikanen zeggen. Ik had mijn eigen held – de anarchist, atheïst, humanist, vrijdenker en republikein Anton Contandse.’
U zult zich afvragen welke radicaallinkse intellectueel hier aan het woord is. Het zal u verbazen. Het is de bekende rechtswetenschapper en senator van het Forum voor Democratie Paul Cliteur. Hij doet deze ontboezeming in een aan Constandse gewijd opstel, in zijn bundel ‘God houdt niet van vrijzinnigheid’ uit 2004. Het lijkt een schoolvoorbeeld van het zogenaamde ‘hoefijzermodel’. Een politicologisch model waarin het verschil tussen links en rechts niet als een rechte lijn wordt gezien, maar als een hoefijzervormige kromme, waar de uiteinden weer dicht bij elkaar komen, zodat een overstap van de ene pool naar de andere pool minder wonderbaarlijk is dan het lijkt. ‘Les extremes se touchent’, wisten de Fransen al.

Wat de zelfverklaarde conservatief Cliteur zo aantrekkelijk vindt in Constandse is vooral zijn atheïsme, zijn republikanisme en de wijze waarop hij zijn ‘vrijdenkerij’ in geschrifte uitdroeg. Waarden die Cliteur blijkbaar best vindt passen in een conservatief wereldbeeld. Volgens Cliteur heeft Constandse gelijk gekregen in zijn verwachting dat de individualisering en rationalisering van het geloof (het individu maakt zelf wel uit welke onderdelen van de Schrift voor hem gezaghebbend zijn) uiteindelijk leidt tot de ondergraving van de orthodoxie en daarmee van de autoriteit van God. Dit heeft echter de vrijheid van de burger, volgens Cliteur, helaas niet dichterbij gebracht.

Constandses pleidooien tegen de monarchie vindt Cliteur, zelf belijdend lid van het Republikeins Genootschap, achterhaald. De echte macht was al lang aan de handen van de vorst ontglipt, maar is niet bij de burgerij terecht gekomen. De echte macht ligt in handen van de bureaucratie. We leven volgens hem sinds de jaren zestig in een anarchie, maar dan een anarchie waarin de bureaucratie het voor het zeggen heeft. (Dit lijkt mij een paradoxale opvatting, maar ik ben dan ook geen hoogleraar.) Niet de burger heeft zich bevrijd van de overheid, maar de overheid heeft zich bevrijd van de burger. Cliteur leidt deze boude bewering af van zijn observatie dat sommige ambtenaren in het openbaar hun minister tegenspreken.

Wie nu verwacht dat Cliteur, als een anarchist van de oude stempel, oproept om de staat alsnog te slopen vergist zich. Hij roept op tot ‘een contrarevolutie tegen de geest van de jaren zestig om het vrijheidsethos van diezelfde jaren zestig voor de burgers veilig te stellen.’ Concreet komt zijn ‘contrarevolutie’ er op neer dat hij er voor pleit het Weberiaanse model om een strikte scheiding tussen politiek en ambtenarij te hanteren, waarbij de politiek beslist en de ambtenarij (bureaucratie) hetgeen beslist is zo nauwkeurig mogelijk – sine ira et studio – uitvoert.1802BS Constandse In hoeverre dat de ‘vrijheidsethos’ dichterbij brengt, wordt mij niet duidelijk.
Een andere overeenkomst tussen Cliteur en Constandse komt niet aan de orde in dit opstel. De oude Anton was geen voorstander van de – toen nog – Europese Economische Gemeenschap. De EEG zou, volgens een destijds gangbare opvatting in progressieve kringen, vooral de belangen van het grootkapitaal dienen. In zijn consequentie komt deze opstelling overeen met de Nexitdromen van Cliteurs FvD. Constandse zou echter vreemd opkijken als één van zijn zelfverklaarde volgelingen de wens om uit de EU te stappen met nationalistische argumenten zou motiveren.

Dankaart en Constandse
Bij mijn speurwerk door de herinneringen van Co Dankaart was ik ook op Anton Constandse gestuit. Ik werd weer geconfronteerd met allerlei discussies in de linkse beweging die mij vroeger mateloos interesseerden, maar me tegenwoordig vrijwel koud laten. De tegenstelling tussen de anarchisten en de marxisten, bijvoorbeeld. Kort door de bocht geformuleerd verweet opper-anarchist Bakoenin dat Marx’ denkbeelden tot een autoritair regime zouden leiden en was Marx van mening dat de anarchisten een stelletje utopistische warhoofden waren. Achteraf kan men constateren dat beide heren gelijk hadden. Op het congres van de Internationale in Den Haag in 1872 leidde dit tot een breuk tussen beide onverenigbare stromingen. Over en uit zou je denken.

Ook tussen de anarchistische tegenstanders van ieder staatsgezag en de bolsjewistische aanhangers van de dictatuur van de proletarische staat blijkt het hoefijzermodel van toepassing te zijn. Dankaarts leermeester Daan Goulooze was vanuit de Sociaal-Anarchistische Jeugdorganisatie (SAJO) met een aantal kameraden tot de CPN toegetreden. De jonge Anton Constandse, die ik – blijkbaar net als Cliteur – in zijn tijd als radiocommentator bij de VPRO als een soort goeroe beschouwde, bleef indertijd de SAJO trouw.

Co Dankaart noemt Constandse twee keer in zijn memoires. De eerste keer vanwege hun beider betrokkenheid bij de Spaanse Burgeroorlog. Uit zijn aantekeningen blijkt niet of ze elkaar in Spanje ontmoet hebben. Dankaart heeft respect voor Constandse, maar dat blijkt in CPN-kringen uitzonderlijk. Hij citeert de CPN-krant De Tribune van 1-4-1931: ‘over deze levenslange actieve anti-fascist staat op pagina 2 de kop 'Het bankroet van den fascist Constandse. Nee de partij had ook toen al niet altijd gelijk.’ De tweede keer dat hij hem noemt is omdat zij beiden – ruim een halve eeuw later – te gast waren op een feest voor de tachtigste verjaardag van Piet Laros, de legendarische Spanjestrijder ‘Hollander Piet’. Laros was ook ooit van de anarchisten naar de communisten overgestapt, maar blijkbaar was in 1981 de ideologische scheidslijn tussen bejaarde (oud-)anarchisten en (oud-)communisten sterk vervaagd. Het hoefijzer in optima forma, of de mildheid der jaren?
© 2020 Willem Minderhout
powered by CJ2