archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 17
13 februari 2020
Bezigheden > Ergernissen delen printen terug
Bespiegelingen rond een gestolen fiets Julius Pasgeld

1708BZ Gestolen fietsFietsen waren twintig jaar geleden in de Randstad openbaar eigendom. Dat weet ik heus wel. Daarom had ik de mijne met een ‘kryptonite’ slot in de voortuin aan een betonnen paal gekluisterd. Kinderachtig en egoïstisch natuurlijk. Maar ik was nogal op mijn fiets gesteld. Temeer omdat die fiets bij uitstek geschikt was om Junior (toen 8 jaar oud) kennis te laten maken met de wereld. Drieduizend kilometer ontdekkingstocht hadden we er inmiddels samen opzitten. Junior voorop, ik zwoegend aan de trappers. Zijn eerste woordjes sprak Junior op de fiets. Zijn wereldbeeld is rijdend ontstaan.

Ik had mijn fiets dus aan die betonnen paal verankerd. Maar ineens was hij weg. Gestolen.
Na aanvankelijke verbijstering had ik de keuze tussen ergernis en rechts worden. Dat is ongeveer hetzelfde. Het enige verschil is, dat ergernis slecht is voor de bloeddruk en dat je met rechtse opvattingen heel oud kan worden. Ik koos dus voor het laatste.
‘Die verdomde maatschappij van tegenwoordig’, kreet ik tegen mevrouw Pasgeld. ‘Laat ze cellen bouwen in plaats van voorzieningen voor de jeugd. Laat ze het gajes opsluiten in plaats van subsidiëren!’.
Mevrouw Pasgeld hoorde het gelaten aan. Mijn toenemende verrechtsing baarde haar zorgen. ‘Vergeet je eigen jeugd niet’, zei ze.
Waarop ik reageerde met de mededeling, dat ik vroeger nooit fietsen had gestolen. ‘Vroeger was heus niet alles beter’, zei ik. ‘Maar wel bijna alles. Vroeger zaten we te ganzenborden in plaats van stiekem naar porno te kijken. Vroeger maakten we touwbruggen op de padvinderij, in plaats van ons vol te spuiten met gif’.

Dat mocht dan misschien wel zo zijn, maar ineens schoot me te binnen dat ik vroeger, toen ik zelf jong was, een enorme hekel had aan ganzenborden en de padvinderij. Eigenlijk had ik toen een hekel aan alles wat met volwassenen te maken had. Hoe leuk was het eigenlijk om met een stel leeftijdgenoten zomaar wat rond te hangen op straat. Wat leerden we er veel. En wat voor bewondering hadden we in ons hart voor leeftijdgenoten die het gezag wisten te trotseren.

Aldus zette de diefstal van mijn fiets me aan tot overpeinzing.
Was de jeugd vroeger beter dan nu? Nee, natuurlijk niet.
Waren ze anders?
Ja. Ik denk het wel. Onze minachting voor het maatschappelijke systeem van de volwassenen was vroeger zo groot, dat we er niks mee te maken wilden hebben. Alles wat ook maar enigszins naar volwassen bemoeienis rook, meden we als de pest. Het idee, dat je met je ouders een redelijk gesprek diende aan te gaan vervulde ons met afschuw. Een dialoog met de politie over mogelijke oplossingen van onze moeilijkheden en wensen was ondenkbaar. Zoiets deed je gewoon niet. Je loste je zaakjes gewoon zelf op.

Arme, arme jeugd van tegenwoordig. Omringd door volwassen welzijnswerkers, medewerkers van Halt-bureaus, meevoelende ambtenaren en straathoekwerkers staan ze eenzaam en alleen. Volwassenen zijn slimmer geworden in hun omgang met lastige jongeren. Volwassenen bepalen de regels voor de jeugd tegenwoordig als nooit tevoren. Een hele bedrijfstak is inmiddels ontstaan om jongerenoverlast in te dammen. Gesubsidieerd jongerenwerk. Graffity-bestendige coatings, een leger van goed betaalde, begrijpende decanen, begeleiders en raadgevers. Zelfs de politie is nog steeds je beste kameraad als je niet oppast.
Repressieve tolerantie noemden we dat vroeger.
Mijn rechtse bevliegingen waren na deze overpeinzingen gelukkig weer snel over.

-------
Het plaatje is van Han Busstra


© 2020 Julius Pasgeld meer Julius Pasgeld - meer "Ergernissen" -
Bezigheden > Ergernissen
Bespiegelingen rond een gestolen fiets Julius Pasgeld
1708BZ Gestolen fietsFietsen waren twintig jaar geleden in de Randstad openbaar eigendom. Dat weet ik heus wel. Daarom had ik de mijne met een ‘kryptonite’ slot in de voortuin aan een betonnen paal gekluisterd. Kinderachtig en egoïstisch natuurlijk. Maar ik was nogal op mijn fiets gesteld. Temeer omdat die fiets bij uitstek geschikt was om Junior (toen 8 jaar oud) kennis te laten maken met de wereld. Drieduizend kilometer ontdekkingstocht hadden we er inmiddels samen opzitten. Junior voorop, ik zwoegend aan de trappers. Zijn eerste woordjes sprak Junior op de fiets. Zijn wereldbeeld is rijdend ontstaan.

Ik had mijn fiets dus aan die betonnen paal verankerd. Maar ineens was hij weg. Gestolen.
Na aanvankelijke verbijstering had ik de keuze tussen ergernis en rechts worden. Dat is ongeveer hetzelfde. Het enige verschil is, dat ergernis slecht is voor de bloeddruk en dat je met rechtse opvattingen heel oud kan worden. Ik koos dus voor het laatste.
‘Die verdomde maatschappij van tegenwoordig’, kreet ik tegen mevrouw Pasgeld. ‘Laat ze cellen bouwen in plaats van voorzieningen voor de jeugd. Laat ze het gajes opsluiten in plaats van subsidiëren!’.
Mevrouw Pasgeld hoorde het gelaten aan. Mijn toenemende verrechtsing baarde haar zorgen. ‘Vergeet je eigen jeugd niet’, zei ze.
Waarop ik reageerde met de mededeling, dat ik vroeger nooit fietsen had gestolen. ‘Vroeger was heus niet alles beter’, zei ik. ‘Maar wel bijna alles. Vroeger zaten we te ganzenborden in plaats van stiekem naar porno te kijken. Vroeger maakten we touwbruggen op de padvinderij, in plaats van ons vol te spuiten met gif’.

Dat mocht dan misschien wel zo zijn, maar ineens schoot me te binnen dat ik vroeger, toen ik zelf jong was, een enorme hekel had aan ganzenborden en de padvinderij. Eigenlijk had ik toen een hekel aan alles wat met volwassenen te maken had. Hoe leuk was het eigenlijk om met een stel leeftijdgenoten zomaar wat rond te hangen op straat. Wat leerden we er veel. En wat voor bewondering hadden we in ons hart voor leeftijdgenoten die het gezag wisten te trotseren.

Aldus zette de diefstal van mijn fiets me aan tot overpeinzing.
Was de jeugd vroeger beter dan nu? Nee, natuurlijk niet.
Waren ze anders?
Ja. Ik denk het wel. Onze minachting voor het maatschappelijke systeem van de volwassenen was vroeger zo groot, dat we er niks mee te maken wilden hebben. Alles wat ook maar enigszins naar volwassen bemoeienis rook, meden we als de pest. Het idee, dat je met je ouders een redelijk gesprek diende aan te gaan vervulde ons met afschuw. Een dialoog met de politie over mogelijke oplossingen van onze moeilijkheden en wensen was ondenkbaar. Zoiets deed je gewoon niet. Je loste je zaakjes gewoon zelf op.

Arme, arme jeugd van tegenwoordig. Omringd door volwassen welzijnswerkers, medewerkers van Halt-bureaus, meevoelende ambtenaren en straathoekwerkers staan ze eenzaam en alleen. Volwassenen zijn slimmer geworden in hun omgang met lastige jongeren. Volwassenen bepalen de regels voor de jeugd tegenwoordig als nooit tevoren. Een hele bedrijfstak is inmiddels ontstaan om jongerenoverlast in te dammen. Gesubsidieerd jongerenwerk. Graffity-bestendige coatings, een leger van goed betaalde, begrijpende decanen, begeleiders en raadgevers. Zelfs de politie is nog steeds je beste kameraad als je niet oppast.
Repressieve tolerantie noemden we dat vroeger.
Mijn rechtse bevliegingen waren na deze overpeinzingen gelukkig weer snel over.

-------
Het plaatje is van Han Busstra
© 2020 Julius Pasgeld
powered by CJ2