archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 5
Jaargang 17
12 december 2019
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
... Californië: 'drive, drink, eat! Bram Schilperoord

1705BS DriveBijna elke Nederlander denkt dat de staat Californië een soort paradijs op aarde is. ‘Ga je naar Californië? Zo! Fantastisch zeg, ik wou dat ik meekon! Die ruimte, dat klimaat, die mensen!’ Wat men met ‘die mensen’ bedoelt is nogal vaag, maar vaak is men van mening dat Amerikanen aardiger, vriendelijker en behulpzamer zijn dan de gemiddelde Nederlander, die inmiddels alle normen en waarden aan zijn zolen lapt. Van die vriendelijkheid is bij aankomst op het San Francisco airport voorlopig nog niet veel te merken. Nog versuft van de elf uur durende ‘non-stop flight’ worden de passagiers van de Jumbojet (460 mannen, vrouwen, kinderen, baby's) als een kudde schapen bijeengedreven, waarna we op bevel van een bazige, vrouwelijke douaneambtenaar (die van geen tegenspraak gediend is) aansluiten in lange rijen voor de paar geopende stempelhokjes, waarin de dienstdoende ambtenaren allesbehalve haast maken met de formaliteiten tot toelating in de VS.

Tergend langzaam worden de paspoorten doorgebladerd en worden de reeds in het vliegtuig ingevulde formulieren met elkaar vergeleken. Vervolgens worden alle gegevens in een computer ingevoerd, maar ook als alles online in orde is bevonden volgt een persoonlijk verhoor dat er niet om liegt. Wat komt men eigenlijk doen in Amerika? En hoe lang dacht men wel te blijven? En dat verblijfadres dat we op dit formulier hebben ingevuld, wat is dat? Is dat een hotel? Of is het familie, of zijn dat kennissen? En hoe is het met onze financiën gesteld? Heeft men al deze discrete zaken deemoedig en nederig opgebiecht en volgt dan eindelijk de goedkeuring door middel van enkele vlekkerige stempels in het paspoort, dan wacht vijftig meter verder een volgende barricade in de gedaante van de ‘bagage-check’. Waag het niet om stiekem een appel of een peer het land in te voeren, want dan word je alsnog uitgewezen. Ruim twee uur na de landing stond ik voor de balie van een autoverhuurbedrijf, waar ik een gerieflijke four wheel drive huurde.

Ik verliet San Francisco airport in zuidelijke richting via Highway 101, een 12-baans snelweg. Aan beide zijden reden betontrucks en asfaltmachines heen en weer om de weg uit te breiden met nog eens twee banen. Ook op de negen kilometer lange zesbaans San Mateo bridge, waar ik enige tijd later overheen reed (bij de opening in 1929 de langste brug ter wereld), werd druk gewerkt aan twee extra rijstroken. Mooi om te zien, maar ik had meer trek in een biertje. Daar was ik namelijk erg aan toe na de lange vliegreis en de slopende douaneformaliteiten. Amerika is vergeven van de zogenaamde ‘familierestaurants’, meestal goedkoop ingerichte hamburger- en hotdogtenten. De naam wijst erop dat je geacht wordt er met je familie te gaan eten, wat ook weer betekent dat er absoluut geen alcohol wordt geschonken. Cafés zijn verboden terrein voor 20-jarigen. Maar op een immens parkeerterrein vond ik zowaar een biercafé met de intieme naam Mimi’s café. Het zag er uit als een bordkartonnen bouwdoos die zo uit een Hollywood decorfabriek kwam. Bier hadden ze en zonder mankeren kreeg ik een fles Budweiser uitgeschonken in een artistiek ontworpen langwerpige bloemenvaas.

Amerikanen zijn wel degelijk vriendelijk, vooral als je met winkelpersoneel te maken hebt. Is het in Nederland min of meer de gewoonte je de winkel uit te kijken, in de Amerikaanse supermarkt wordt de klant uitbundig welkom geheten. Uitvoerig wordt naar je gezondheidstoestand geïnformeerd en of de zaken naar het zin gaan. En passant wordt het weer becommentarieerd. Bij het afrekenen van de boodschappen krijg je de complimenten mee omtrent je goede keuze, wil men weten of je de boodschappen verpakt wil zien in papier of plastic en moet je alle overtuigingskracht gebruiken om te verhinderen dat die zak boodschappen door een speciaal daartoe aangestelde employee naar de auto wordt gedragen. Nu weet ik ook wel dat al die strijkages: ‘How are you today? How are you doing? Great to see you! Hope you have a fine day!’ niet al te persoonlijk moeten worden opgevat en er door het management zijn ingepompt. En op straffe van ontslag tegen iedereen moeten worden gebezigd, inclusief de dovemansoren van elke dronkenlap, die ‘s nachts om een uur of drie nog even een sixpack bier komt halen. Je moet je er maar niet al te veel van aantrekken en maar wat terug mompelen, maar dat lukt niet altijd. Vooral niet als de persoon die je al dat goeds toewenst maar blijft doorgaan, zoals de eigenaar van de snackbar, waar ik na het lessen van de dorst een sandwich bestelde.

Dat is op zich al een tijdrovend karwei, zo’n bestelling plaatsen. Het begint met de gewenste broodsoort: Sour Dough, Whole Wheat, Dutch Crunch, Wonder Bread? Wat zal het zijn? Vleeswaren is geen probleem, dat is vrijwel altijd minstens twee ons rosbief of ‘Turkey’. Maar dan de kaas erop (er is altijd kaas bij), moet dat Cheddar zijn of Jack Cheese, Provolone of Swiss? En dan de pickles? Hot or regular? Tomato erbij? Lettuce? Oil? Vinegar? Cucumber? Mayonaise? Musterd? Elke vraag moet beantwoord worden, men verlangt duidelijkheid. Pas als de gestelde vragen naar tevredenheid zijn beantwoord gaat men aan het werk. Na enige tijd wordt het bestelde met trots gepresenteerd: een halve kilo zware, monsterlijk grote sandwich. Nadat de snackbar-baas een keer of vijf, in telkens andere bewoordingen, geïnformeerd had naar mijn welzijn besloot ik - ten einde raad – geen antwoord meer te geven. Daarop pakte hij een bezem en begon denkbeeldige stof aan te vegen op de verder kraakheldere stenen vloer. Dat hield-ie niet lang vol. Hoe de sandwich smaakte, was nu de vraag. Of er wel genoeg pickles op zaten, misschien nog wat ketchup erbij?

Het broodje heb ik verder zwijgend opgegeten. Maar ik begrijp inmiddels hoe het komt dat sommige Amerikanen zo dik zijn. Zúlke konten!

------
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie op: www.petrabusstra.com


© 2019 Bram Schilperoord meer Bram Schilperoord - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
... Californië: 'drive, drink, eat! Bram Schilperoord
1705BS DriveBijna elke Nederlander denkt dat de staat Californië een soort paradijs op aarde is. ‘Ga je naar Californië? Zo! Fantastisch zeg, ik wou dat ik meekon! Die ruimte, dat klimaat, die mensen!’ Wat men met ‘die mensen’ bedoelt is nogal vaag, maar vaak is men van mening dat Amerikanen aardiger, vriendelijker en behulpzamer zijn dan de gemiddelde Nederlander, die inmiddels alle normen en waarden aan zijn zolen lapt. Van die vriendelijkheid is bij aankomst op het San Francisco airport voorlopig nog niet veel te merken. Nog versuft van de elf uur durende ‘non-stop flight’ worden de passagiers van de Jumbojet (460 mannen, vrouwen, kinderen, baby's) als een kudde schapen bijeengedreven, waarna we op bevel van een bazige, vrouwelijke douaneambtenaar (die van geen tegenspraak gediend is) aansluiten in lange rijen voor de paar geopende stempelhokjes, waarin de dienstdoende ambtenaren allesbehalve haast maken met de formaliteiten tot toelating in de VS.

Tergend langzaam worden de paspoorten doorgebladerd en worden de reeds in het vliegtuig ingevulde formulieren met elkaar vergeleken. Vervolgens worden alle gegevens in een computer ingevoerd, maar ook als alles online in orde is bevonden volgt een persoonlijk verhoor dat er niet om liegt. Wat komt men eigenlijk doen in Amerika? En hoe lang dacht men wel te blijven? En dat verblijfadres dat we op dit formulier hebben ingevuld, wat is dat? Is dat een hotel? Of is het familie, of zijn dat kennissen? En hoe is het met onze financiën gesteld? Heeft men al deze discrete zaken deemoedig en nederig opgebiecht en volgt dan eindelijk de goedkeuring door middel van enkele vlekkerige stempels in het paspoort, dan wacht vijftig meter verder een volgende barricade in de gedaante van de ‘bagage-check’. Waag het niet om stiekem een appel of een peer het land in te voeren, want dan word je alsnog uitgewezen. Ruim twee uur na de landing stond ik voor de balie van een autoverhuurbedrijf, waar ik een gerieflijke four wheel drive huurde.

Ik verliet San Francisco airport in zuidelijke richting via Highway 101, een 12-baans snelweg. Aan beide zijden reden betontrucks en asfaltmachines heen en weer om de weg uit te breiden met nog eens twee banen. Ook op de negen kilometer lange zesbaans San Mateo bridge, waar ik enige tijd later overheen reed (bij de opening in 1929 de langste brug ter wereld), werd druk gewerkt aan twee extra rijstroken. Mooi om te zien, maar ik had meer trek in een biertje. Daar was ik namelijk erg aan toe na de lange vliegreis en de slopende douaneformaliteiten. Amerika is vergeven van de zogenaamde ‘familierestaurants’, meestal goedkoop ingerichte hamburger- en hotdogtenten. De naam wijst erop dat je geacht wordt er met je familie te gaan eten, wat ook weer betekent dat er absoluut geen alcohol wordt geschonken. Cafés zijn verboden terrein voor 20-jarigen. Maar op een immens parkeerterrein vond ik zowaar een biercafé met de intieme naam Mimi’s café. Het zag er uit als een bordkartonnen bouwdoos die zo uit een Hollywood decorfabriek kwam. Bier hadden ze en zonder mankeren kreeg ik een fles Budweiser uitgeschonken in een artistiek ontworpen langwerpige bloemenvaas.

Amerikanen zijn wel degelijk vriendelijk, vooral als je met winkelpersoneel te maken hebt. Is het in Nederland min of meer de gewoonte je de winkel uit te kijken, in de Amerikaanse supermarkt wordt de klant uitbundig welkom geheten. Uitvoerig wordt naar je gezondheidstoestand geïnformeerd en of de zaken naar het zin gaan. En passant wordt het weer becommentarieerd. Bij het afrekenen van de boodschappen krijg je de complimenten mee omtrent je goede keuze, wil men weten of je de boodschappen verpakt wil zien in papier of plastic en moet je alle overtuigingskracht gebruiken om te verhinderen dat die zak boodschappen door een speciaal daartoe aangestelde employee naar de auto wordt gedragen. Nu weet ik ook wel dat al die strijkages: ‘How are you today? How are you doing? Great to see you! Hope you have a fine day!’ niet al te persoonlijk moeten worden opgevat en er door het management zijn ingepompt. En op straffe van ontslag tegen iedereen moeten worden gebezigd, inclusief de dovemansoren van elke dronkenlap, die ‘s nachts om een uur of drie nog even een sixpack bier komt halen. Je moet je er maar niet al te veel van aantrekken en maar wat terug mompelen, maar dat lukt niet altijd. Vooral niet als de persoon die je al dat goeds toewenst maar blijft doorgaan, zoals de eigenaar van de snackbar, waar ik na het lessen van de dorst een sandwich bestelde.

Dat is op zich al een tijdrovend karwei, zo’n bestelling plaatsen. Het begint met de gewenste broodsoort: Sour Dough, Whole Wheat, Dutch Crunch, Wonder Bread? Wat zal het zijn? Vleeswaren is geen probleem, dat is vrijwel altijd minstens twee ons rosbief of ‘Turkey’. Maar dan de kaas erop (er is altijd kaas bij), moet dat Cheddar zijn of Jack Cheese, Provolone of Swiss? En dan de pickles? Hot or regular? Tomato erbij? Lettuce? Oil? Vinegar? Cucumber? Mayonaise? Musterd? Elke vraag moet beantwoord worden, men verlangt duidelijkheid. Pas als de gestelde vragen naar tevredenheid zijn beantwoord gaat men aan het werk. Na enige tijd wordt het bestelde met trots gepresenteerd: een halve kilo zware, monsterlijk grote sandwich. Nadat de snackbar-baas een keer of vijf, in telkens andere bewoordingen, geïnformeerd had naar mijn welzijn besloot ik - ten einde raad – geen antwoord meer te geven. Daarop pakte hij een bezem en begon denkbeeldige stof aan te vegen op de verder kraakheldere stenen vloer. Dat hield-ie niet lang vol. Hoe de sandwich smaakte, was nu de vraag. Of er wel genoeg pickles op zaten, misschien nog wat ketchup erbij?

Het broodje heb ik verder zwijgend opgegeten. Maar ik begrijp inmiddels hoe het komt dat sommige Amerikanen zo dik zijn. Zúlke konten!

------
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie op: www.petrabusstra.com
© 2019 Bram Schilperoord
powered by CJ2