archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 19 Jaargang 16 12 september 2019 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Een omweg waard | ||||
Zaken zijn zaken (2) | Gerbrand Muller | |||
O Stedelijk Museum! Twaalf jaar geleden schreef ik in dit tijdschrift: ‘Wat een feest zou het zijn in de zalen van het Stedelijk of van het Gemeentemuseum werk te zien van Jörg Remé, Rik Lina, Jan Schlechter en van nog zo veel andere door de officiële kunstwereld veronachtzaamde uitzonderlijke kunstenaars!’ In mijn vorige stukje beloofde ik daar nog eens op terug te komen. Bij ‘moderne kunst’ zullen veel mensen denken aan – ja waaraan al niet? Een stapel kruislings op elkaar gestapelde kratten, een tweekoppige pop met de gezichten van Theresa May en Donald Trump, een stel aaneengelaste motorhelmen, een bemodderde Gucci-kimono, een berg stenen, om maar willekeurig iets te noemen. Waar ze aan denken hangt misschien af van wat ze het laatst op een tentoonstelling gezien hebben. Hun is verteld dat zulke maaksels ‘kunst’ zijn en serieus genomen moeten worden. Dat doen ze vaak ook oprecht en soms vinden ze iets nog mooi ook. Die stapel kratten bijvoorbeeld: als je langer kijkt zie je dat de kunstenaar echt subtiel te werk is gegaan om ze zo quasi toevallig inderhaast op elkaar gestapeld te laten lijken, en die motorhelmen hebben door de manier waarop ze aan elkaar zijn gelast een meerwaarde gekregen. Maar de meeste van deze zelfde mensen zullen toch meer worden aangetrokken door kunst van korter of langer geleden. Tentoonstellingen van de avant-gardes van de 19e en 20e eeuw, de Hollandse meesters van de 16e en 17e eeuw of de Vlaamse en Italiaanse van de Renaissance trekken onveranderd grote aantallen bezoekers, en dat is geen toeval. Veel bezoekers worden oprecht gegrepen door wat ze er zien, de uit de luidsprekertjes in hun oren gesproken toelichtingen zijn daarvoor misschien wel nauwelijks nodig. Stel je nu voor dat de lieden die ik twaalf jaar geleden nog vriendelijk ‘de officiële kunstwereld’ noemde als bij toverslag van de aardbodem verdwenen en de musea hun zalen openstelden voor de echte avant-garde van deze tijd. Oprechte kunstliefhebbers – niet in de laatste plaats de boven aangeduide groep liefhebbers – zouden er hun weg wel heen weten te vinden. De avant-gardisten van de vorige eeuw hadden tenslotte ook niet over belangstelling te klagen. Stedelijk Museum! Herinnert u zich misschien nog de expositie binnen uw muren van de Chileense schilder en surrealist Robert Matta iets meer dan een halve eeuw geleden? Of, nog geen twintig jaar terug, die van de Russische avant-gardisten? Beide keren had u over de bezoekersaantallen geen klagen! Daarom, stel uw zalen open voor de huidige avant-garde, maar dan de werkelijke, dus bijvoorbeeld… ja met wie te beginnen? Waarom niet met Rik Lina en Jörg Remé, beiden deels werkzaam in Amsterdam? De bezoeker die in de grote zaal van het Stedelijk voor het eerst oog in oog staat met schilderijen van Rik Lina zal daarin misschien verwantschap menen te onderkennen met de bovengenoemde Roberto Matta, zeker als hij vele jaren terug in deze zelfde zaal voor diens schilderijen heeft gestaan. In een onlangs in het tijdschrift VOYZX Art gepubliceerd interview beaamt Lina dat Matta hem heeft geïnspireerd – naast onder meer Arp, Max Ernst en Wilfredo Lam, maar pas geruime tijd nadat hij al was begonnen met schilderen. Wat hem beweegt heeft Lina zelf op meer dan een plaats treffend onder woorden gebracht. Tijdens een van zijn verblijven op Saba, waar de ongerepte, wilde natuur nog – in de poëtische woorden van Laurens Vancrevel – ‘een onbeschreven blad is vol onheuglijke vormen in al hun onvoorstelbare schakeringen’ noteerde hij in een schetsboek: ‘Hoewel ik voor mijn landschappen uitga van bestaande, door mij herhaaldelijk bezochte plaatsen, waarvan ik vaak al schetsen maakte, zijn het geen afbeeldingen maar eerder parallelle werelden waar de verbeelding vrij spel heeft, ondanks het feit dat ze soms heel goed herkenbaar zijn voor andere bezoekers. […] Op die wijze probeer ik via het bekende het onbekende te betreden, maar zonder dit te willen definiëren. Het “verslag” dat ik maak is evenzeer realiteit als verbeelding. Dat ik hiervoor bij voorkeur onbegaanbare en nauwelijks verkende terreinen opzoek, waar ik mij overigens bijzonder goed thuis voel, hangt samen met het feit dat jungles en woestijnen, metaforen van de onbekende terreinen van de geest, de mens altijd met zichzelf confronteren, hem op zoek laten gaan naar de jungle in hemzelf.’ In Rik Lina’s parallelle wereld verschijnt (zie de reproducties hiernaast) de wilde, onstuimige natuur in wonderbaarlijke, uiterst gecompliceerde figuraties, die dikwijls nog slechts bezig lijken te ontstaan, maar ook (misschien tegelijkertijd) deel zouden kunnen uitmaken van een nog veel groter geheel dat zich tot ver buiten de omlijsting van het schilderij uitstrekt. Als ik er, licht verbijsterd, mijn ogen langs laat gaan dringt zich heel vaak de vraag aan me op: wat is dit? De figuraties zijn tot in de fijnste details een lust voor het oog, al kijkend heb ik het gevoel alsof zich iets bezig is voor me te ontvouwen en ik een glimp krijg te zien van, ja wat? Een harmonie die in haar geheel wel altijd voor je verborgen zal blijven. Misschien past het om hier André Breton te citeren: ‘Alles draagt ertoe bij te geloven dat er een bepaald geestelijk punt bestaat waarop leven en dood, het werkelijke en het denkbeeldige, het verleden en de toekomst, het mededeelbare en het onzeglijke, het hoge en het lage, niet langer als tegenstellingen worden ervaren.’ ‘Het werkelijke gevaar dat een schilder bedreigt is de modieuze smaak.’ schreef Jörg Remé in zijn Gedanken über Malerei (zie de reproducties aan het begin van dit artikel). Dat gevaar heeft Remé geen moment gelopen. De door hem op het doek en papier gebrachte taferelen lijken uit een andere wereld tevoorschijn geroepen. Taferelen, toverachtig, soms lieflijk, soms grimmig en beangstigend. Opgeroepen als uit een andere wereld, maar daarom niet minder reëel. ‘Zijn doeken tonen de wereld niet alleen als een meeslepend vergezicht dat een paradijs belooft, maar vaak ook als een bedreigend strijdperk van verwoesting en dood.’ schrijft Laurens Vancrevel in zijn mooie, buitengewoon lezenswaardige beschouwing in het door de Remé Art Foundation uitgegeven grote overzichtswerk Jörg Remé. In zijn Gedanken über Malerei schreef Remé: ‘Geschilderde voorstellingen zijn net gedachten – alleen zijn ze zichtbaar.’ Laurens Vancrevel voegt daaraan toe: ‘Daarin stemt hij volledig overeen met René Magritte, die schreef: “Mijn schilderijen zijn zichtbare gedachten.” Magritte beschouwde schilderkunst als de meest geschikte “taal om zo precies mogelijk mee te beschrijven” dat de werkelijkheid een “absoluut mysterie” is, zoals hij het noemde.’ Mij lijkt de door Remé’s verbeelde wereld vol van verhalen. Verhalen waaruit in zijn schilderijen en tekeningen steeds maar een enkel treffend moment wordt weergegeven, maar die erom vragen van het begin tot het eind verteld te worden. Maar duizend schrijvers zouden daarvoor aan duizend jaar nog niet genoeg hebben. Stedelijk Museum! Laat uw bezoekers eindelijk ook kennis maken met deze grote schilder! In gedachten loop ik de grote stenen trap op en ga de grote zaal binnen waar zijn schilderijen aan alle wanden hangen. Literatuur: VOYZX Art. Volume II, mei-augustus 2019. Rik Lina, Het parallelle eiland, Sabaanse schetsen. Tekst Laurens Vancrevel, Global Reflexion, Amsterdam 2003. Hans Sizoo, Laurens Vancrevel, Jörg Remé, Stichting Remé Art Foundation, Amsterdam, 2003. Citaat van André Breton uit het Tweede Surrealistisch Manifest overgenomen uit Het parallelle eiland. Zie ook mijn vroegere stukjes in dit tijdschrift, jg. 4, nrs 15 en 16. --------- De plaatjes zijn aangeleverd door de schrijver |
||||
© 2019 Gerbrand Muller | ||||
powered by CJ2 |