archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 16
16 mei 2019
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Met de Franse slag Hans Knegtmans

1614VG Bain1Er verschijnen zo veel Franstalige films die ik met genoegen bekijk dat ik soms vergeet dat die Fransen ook in staat zijn de meest slechte en flauwe rommel uit te brengen. Die komt in de regel de landsgrenzen niet over, dus daar hebben we geen last van. Behalve dan wanneer de film in Frankrijk financieel zo’n doorslaand succes was dat een Nederlandse distributeur er ook wel brood in ziet.

Neem de hit Intouchables. Toen die in 2012 hier uitkwam, was ik als gevolg van een medische ingreep niet voldoende kwiek om de bioscoop te bezoeken. En dat terwijl Jan en Alleman mij verzekerde dat het hier een superieure komedie betrof waar ik niet omheen kon. Ik popelde dus om mijn gebruikelijke mobiliteit te hervinden, zodat ik met eigen ogen het meesterwerk zou kunnen zien. Nou, dat viel vies tegen. (Nog steeds mijd ik films met Omar Sy in de hoofdrol, niet omdat hij zwart is, maar vanwege het irritante street wise personage dat hij in Intouchables moet uitbeelden.)

En nu krijgen we de Franse hit Le grand bain te zien. Op zichzelf begrijpelijk: het bezoekersaantal is niet zo astronomisch hoog als van Intouchables, maar behoort in het moederland zeker tot de toppers van 2018, met tot nog toe 4,2 miljoen kijkers. Verder, heeft de Nederlandse distributeur ongetwijfeld gedacht, lijkt hij thematisch voldoende op zijn voorganger om ook hier volle zalen te trekken: het zijn allebei feel-good komedies.

Le grand bain behandelt de sport synchroonzwemmen. (Eerlijk gezegd heb ik een hekel aan elke sport waarbij je punten verdient door – individueel of collectief – elegantie en beheersing van het menselijk lichaam te tonen. Ook kan ik weinig begrip opbrengen voor mensen die hun hart aan paard dressuur hebben verpand.) Hoofdpersoon Bertrand (Mathieu Amalric) worstelt met een depressie die nu al twee jaar in beslag neemt. Op een dag leest hij in de krant een advertentie waarin mannelijke schoonzwemmers worden gevraagd. Ervaring daarmee heeft hij niet en hij kan zich voorstellen dat de andere deelnemers jonger zijn dan zijn vijftig plus. Maar de docente Delphine (de mooie Virginie Efira, over wie ik in Leunstoel XXX mijn enthousiasme de vrije loop liet) ziet geen been in zijn aanmelding. (Later begrijpen we dat zij zelf probeert haar alcoholisme in te tomen. Dat lukt nog niet erg,1614VG Bain2 maar het maakt invoelbaar dat zij de behoeftige medemens met een positieve grondhouding tegemoet treedt.) Het werven van andere leden levert ook geen onoverkomelijke problemen op. Zo spant hij Laurent (gescheiden) voor zijn karretje, evenals Marcus (bijna failliete zwembadverkoper) en Simon (een afgegleden rockgitarist).

Dit had best een aardige film kunnen opleveren. Maar dan had het wel grappig moeten zijn en dat was niet zo. Ik kan me vrijwel geen komisch moment herinneren en afgaande op de benauwende stilte in de zaal hadden ook de overige bezoekers geen plezier. In de enige bijna-grap die me is bijgebleven haalt de invalide assistent-trainer (een heel eng wijf) een van de zwemmers dusdanig het bloed onder de nagels vandaan dat hij haar met rolstoel en al het water in kiepert. De overige teamleden beseffen dat ze moeten ingrijpen voordat het kind verzuipt en ze gaan dan ook als één man te water. Een magere oogst voor een lachfilm van ruim twee uur.

Dit is extra bizar omdat wel vier van de mannelijke zwemmers in hun professionele leven tot de top van de Franse filmregisseurs en -scenaristen behoren: Mathieu Amalric, Guillaume Canet, Benoît Poelvoorde en Jean-Hugues Anglade. De doorknede professionals hadden zich kennelijk ingehouden bij de stortvloed van flauwiteiten die ze moesten uitkramen.

Het verhaal – voor zover je daarvan kunt spreken – vertelt hoe een groepje middelbare mannen zich met vallen en opstaan opwerkt tot onvervalste topatleten. Zo goed zijn ze, dat ze als het nationale team van Frankrijk naar het wereldkampioenschap in Oslo worden afgevaardigd. En reken maar dat ze daar de gouden medaille veroveren! Hoewel, in de Franse kranten die ze de volgende dag in een café op weg naar huis raadplegen, wordt met geen woord gerept over hun topprestatie. Hoe zou dat nu komen? De geruststellende voice-over verschaft hierover geen duidelijkheid. Maar de kijker die zich de onbegrijpelijke beginscène nog kan herinneren – en dat zullen er niet al te veel zijn – zal zeker tevreden zijn met de non-verklaring van de wonderbaarlijke gebeurtenissen. Samenvattend: Franse films zijn – zeker wanneer ze bij ons de grens over komen – veelal zeer de moeite waard. Maar hoed u voor Franse komedies.

-----
De plaatjes komen van Filmdepot


© 2019 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Met de Franse slag Hans Knegtmans
1614VG Bain1Er verschijnen zo veel Franstalige films die ik met genoegen bekijk dat ik soms vergeet dat die Fransen ook in staat zijn de meest slechte en flauwe rommel uit te brengen. Die komt in de regel de landsgrenzen niet over, dus daar hebben we geen last van. Behalve dan wanneer de film in Frankrijk financieel zo’n doorslaand succes was dat een Nederlandse distributeur er ook wel brood in ziet.

Neem de hit Intouchables. Toen die in 2012 hier uitkwam, was ik als gevolg van een medische ingreep niet voldoende kwiek om de bioscoop te bezoeken. En dat terwijl Jan en Alleman mij verzekerde dat het hier een superieure komedie betrof waar ik niet omheen kon. Ik popelde dus om mijn gebruikelijke mobiliteit te hervinden, zodat ik met eigen ogen het meesterwerk zou kunnen zien. Nou, dat viel vies tegen. (Nog steeds mijd ik films met Omar Sy in de hoofdrol, niet omdat hij zwart is, maar vanwege het irritante street wise personage dat hij in Intouchables moet uitbeelden.)

En nu krijgen we de Franse hit Le grand bain te zien. Op zichzelf begrijpelijk: het bezoekersaantal is niet zo astronomisch hoog als van Intouchables, maar behoort in het moederland zeker tot de toppers van 2018, met tot nog toe 4,2 miljoen kijkers. Verder, heeft de Nederlandse distributeur ongetwijfeld gedacht, lijkt hij thematisch voldoende op zijn voorganger om ook hier volle zalen te trekken: het zijn allebei feel-good komedies.

Le grand bain behandelt de sport synchroonzwemmen. (Eerlijk gezegd heb ik een hekel aan elke sport waarbij je punten verdient door – individueel of collectief – elegantie en beheersing van het menselijk lichaam te tonen. Ook kan ik weinig begrip opbrengen voor mensen die hun hart aan paard dressuur hebben verpand.) Hoofdpersoon Bertrand (Mathieu Amalric) worstelt met een depressie die nu al twee jaar in beslag neemt. Op een dag leest hij in de krant een advertentie waarin mannelijke schoonzwemmers worden gevraagd. Ervaring daarmee heeft hij niet en hij kan zich voorstellen dat de andere deelnemers jonger zijn dan zijn vijftig plus. Maar de docente Delphine (de mooie Virginie Efira, over wie ik in Leunstoel XXX mijn enthousiasme de vrije loop liet) ziet geen been in zijn aanmelding. (Later begrijpen we dat zij zelf probeert haar alcoholisme in te tomen. Dat lukt nog niet erg,1614VG Bain2 maar het maakt invoelbaar dat zij de behoeftige medemens met een positieve grondhouding tegemoet treedt.) Het werven van andere leden levert ook geen onoverkomelijke problemen op. Zo spant hij Laurent (gescheiden) voor zijn karretje, evenals Marcus (bijna failliete zwembadverkoper) en Simon (een afgegleden rockgitarist).

Dit had best een aardige film kunnen opleveren. Maar dan had het wel grappig moeten zijn en dat was niet zo. Ik kan me vrijwel geen komisch moment herinneren en afgaande op de benauwende stilte in de zaal hadden ook de overige bezoekers geen plezier. In de enige bijna-grap die me is bijgebleven haalt de invalide assistent-trainer (een heel eng wijf) een van de zwemmers dusdanig het bloed onder de nagels vandaan dat hij haar met rolstoel en al het water in kiepert. De overige teamleden beseffen dat ze moeten ingrijpen voordat het kind verzuipt en ze gaan dan ook als één man te water. Een magere oogst voor een lachfilm van ruim twee uur.

Dit is extra bizar omdat wel vier van de mannelijke zwemmers in hun professionele leven tot de top van de Franse filmregisseurs en -scenaristen behoren: Mathieu Amalric, Guillaume Canet, Benoît Poelvoorde en Jean-Hugues Anglade. De doorknede professionals hadden zich kennelijk ingehouden bij de stortvloed van flauwiteiten die ze moesten uitkramen.

Het verhaal – voor zover je daarvan kunt spreken – vertelt hoe een groepje middelbare mannen zich met vallen en opstaan opwerkt tot onvervalste topatleten. Zo goed zijn ze, dat ze als het nationale team van Frankrijk naar het wereldkampioenschap in Oslo worden afgevaardigd. En reken maar dat ze daar de gouden medaille veroveren! Hoewel, in de Franse kranten die ze de volgende dag in een café op weg naar huis raadplegen, wordt met geen woord gerept over hun topprestatie. Hoe zou dat nu komen? De geruststellende voice-over verschaft hierover geen duidelijkheid. Maar de kijker die zich de onbegrijpelijke beginscène nog kan herinneren – en dat zullen er niet al te veel zijn – zal zeker tevreden zijn met de non-verklaring van de wonderbaarlijke gebeurtenissen. Samenvattend: Franse films zijn – zeker wanneer ze bij ons de grens over komen – veelal zeer de moeite waard. Maar hoed u voor Franse komedies.

-----
De plaatjes komen van Filmdepot
© 2019 Hans Knegtmans
powered by CJ2