archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 7
Jaargang 2
3 februari 2005
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Leunen tegen de wind Frits Hoorweg

Het land werd geteisterd door storm. In de krant stond een foto van wandelaars die op een zeewering stonden, leunend tegen de wind. Zou het niet beter zijn mijn plan om van Spijkenisse naar Hellevoetsluis te lopen te herzien? Als het hard waait moet je de beschutting van de bossen opzoeken. Maar ja, ik had nu eenmaal in mijn kop zitten dat ik op Voorne-Putten zou gaan wandelen en het boekje met een beschrijving van de wandeling zat al in mijn rugzak. Het was mentaal een te grote stap om iets anders te bedenken. Bovendien scheen de zon en dat zou hij blijven doen tot het eind van de middag volgens het weerbericht.

De Rotterdamse Metro bracht me bij het eindpunt in Spijkenisse dat de Akkers heet. Langs de westelijke grens van deze groeistad liep ik een paar kilometer in noordelijke richting. Toen kruiste ik het tracé waarover vroeger de tram van Rotterdam naar ‘Hellevoet’ reed. Op die ondergrond is een dubbel fietspad aangelegd en daarover liep ik in westelijke richting tot in Hellevoetsluis. De topografische kaart en de beschrijving heb ik verder in mijn jaszak kunnen laten zitten.

Als ik omkeek zag ik aan de horizon de flats van Spijkenisse, maar om mij heen lag ‘mijn vlakke land’. Het vergeelde riet met pluimen dat in een bepaald soort boeken altijd wuift, kreeg daarvoor nu de kans niet. De zuidwester storm zorgde ervoor dat de pluimen permanent achterover leunden. Wat ze overigens moeiteloos leken te doen; taai goedje is het. Alles leek er trouwens afgestemd op het soepel verwerken van de aanslagen van de wind. De boerderijen met schuine daken ogenschijnlijk tot vlakbij de grond, zagen eruit als dieren die zich onzichtbaar proberen te maken. De wintertarwe was nog maar net boven de grond en had al helemaal geen last. De boerenkool die nog van het land gehaald moest worden ving wel wind, maar gaf geen krimp.

Op een bord naast de akker stond te lezen dat één boerenkoolplant goed is voor een halve kilo gesneden boerenkool. Het bord, en andere van hetzelfde soort, is geplaatst door een organisatie die zich ‘De boeren en tuinders van Voorne-Putten’ noemt. Aardig initiatief is dat natuurlijk wel, maar toch ook een waar ik een beetje wee gevoel van in mijn maag krijg. Ik stel mij een vergadering voor waarin iemand, bij de rondvraag, aandacht vraagt voor de noodzaak meer aan PR te doen. De voorzitter, die naar huis wil, zegt dat het bestuur erover na zal denken. Er wordt iemand ingehuurd en die bedenkt dat er borden met uitleg langs de akkers moeten komen. Tel uit je winst.

Ik werd voorbijgereden door een jongen op een fiets. Zijn aanwezigheid op school (in Spijkenisse neem ik aan) was blijkbaar niet langer vereist. Op de heenweg had hij zich lekker voor de wind kunnen laten gaan, maar nu moest hij hard werken. In tegenstelling0207 Leunen tegen de wind tot de ganzen in de Biertpolder. Het lijkt wel of die altijd vakantie hebben: een beetje kwekken met elkaar, als er iemand aankomt met z’n allen even de lucht in, een paar rondjes draaien en dan weer neerstrijken.

Aan de rand van Zuidland heeft men nieuwe huizen neergezet die brutaal hoog de lucht insteken en in kleuren zijn uitgevoerd die doen denken aan een subtropisch vakantieoord. Op een zomerdag zal het er vast feestelijk uitzien, maar op deze winderige dag leek dit wijkje op een bewuste provocatie van de weergoden. Het veel kleinere Oudenhoorn, dat weer vijf kilometer verderop ligt, zag er veel authentieker uit. Helaas bleek de snackbar, die de beschrijving in het vooruitzicht had gesteld, overdag niet geopend. Gelukkig stond er op het plaatsje voor de snackbar wel een bank, waar ik even op kon gaan zitten.Vooral op doordeweekse dagen moet je altijd voorbereid zijn op dergelijke tegenvallers. Ik at mijn boterhammen op en dronk wat water.

Van Oudenhoorn was het nog maar een klein stukje naar Hellevoetsluis. Daar stuitte ik op het Kanaal door Voorne. Ene Kornelis Hoorweg (landbouwer en landmeter) is nog betrokken geweest bij de aanleg van dat kanaal. Hij heeft ook publicaties op zijn naam staan, waaronder: ‘Bezwaren van een wijsgeer tegen de christelijken godsdienst’. Dat zijn toch dingen die een mens met een zekere trots vervullen. Maar het is natuurlijk niets vergeleken met de trots die je moet voelen als je Blanken heet.

Jan Blanken was verantwoordelijk voor de aanleg van het droogdok dat nu nog te bewonderen is in Hellevoetsluis. De eerste schets van een plan maakte hij in 1787, maar de kans om het te realiseren ontstond pas in de Franse Tijd. In 1802 was er een feestelijke ingebruikneming, maar het duurde tot 1825 voor het helemaal af was. Er was altijd wat, vaak veroorzaakt door wat hij denigrerend ‘lieden van den pen’ noemde. Onderwijl was Blanken trouwens druk met andere projecten. De sporen daarvan zijn door het hele land te vinden. Hij bracht het tot Inspecteur-Generaal van de Waterstaat. Het Rijksmuseum in Amsterdam wijdde in 1987 een tentoonstelling aan hem en bij die gelegenheid werd een boek uitgegeven waar ik nu mijn kennis uit haal.

Bij de haven stonden een paar oude mannetjes in het water te staren. De wind was een beetje gaan liggen. In plaats daarvan dreigde het te gaan regenen. Ik kocht brood bij een bakkerswinkel annex tearoom. Op mijn vraag waar de bushalte was werd ik raar aangekeken. “Neen, hier binnen de vesting komt geen bus.” Daarvoor moest ik terug naar de buitenwijken en dat was volgens zeggen een heel eind lopen. Na de 17 kilometer die ik al achter de rug had kon dat er ook nog wel bij. Bovendien had ik voor het eerst die dag de wind achter.




© 2005 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Leunen tegen de wind Frits Hoorweg
Het land werd geteisterd door storm. In de krant stond een foto van wandelaars die op een zeewering stonden, leunend tegen de wind. Zou het niet beter zijn mijn plan om van Spijkenisse naar Hellevoetsluis te lopen te herzien? Als het hard waait moet je de beschutting van de bossen opzoeken. Maar ja, ik had nu eenmaal in mijn kop zitten dat ik op Voorne-Putten zou gaan wandelen en het boekje met een beschrijving van de wandeling zat al in mijn rugzak. Het was mentaal een te grote stap om iets anders te bedenken. Bovendien scheen de zon en dat zou hij blijven doen tot het eind van de middag volgens het weerbericht.

De Rotterdamse Metro bracht me bij het eindpunt in Spijkenisse dat de Akkers heet. Langs de westelijke grens van deze groeistad liep ik een paar kilometer in noordelijke richting. Toen kruiste ik het tracé waarover vroeger de tram van Rotterdam naar ‘Hellevoet’ reed. Op die ondergrond is een dubbel fietspad aangelegd en daarover liep ik in westelijke richting tot in Hellevoetsluis. De topografische kaart en de beschrijving heb ik verder in mijn jaszak kunnen laten zitten.

Als ik omkeek zag ik aan de horizon de flats van Spijkenisse, maar om mij heen lag ‘mijn vlakke land’. Het vergeelde riet met pluimen dat in een bepaald soort boeken altijd wuift, kreeg daarvoor nu de kans niet. De zuidwester storm zorgde ervoor dat de pluimen permanent achterover leunden. Wat ze overigens moeiteloos leken te doen; taai goedje is het. Alles leek er trouwens afgestemd op het soepel verwerken van de aanslagen van de wind. De boerderijen met schuine daken ogenschijnlijk tot vlakbij de grond, zagen eruit als dieren die zich onzichtbaar proberen te maken. De wintertarwe was nog maar net boven de grond en had al helemaal geen last. De boerenkool die nog van het land gehaald moest worden ving wel wind, maar gaf geen krimp.

Op een bord naast de akker stond te lezen dat één boerenkoolplant goed is voor een halve kilo gesneden boerenkool. Het bord, en andere van hetzelfde soort, is geplaatst door een organisatie die zich ‘De boeren en tuinders van Voorne-Putten’ noemt. Aardig initiatief is dat natuurlijk wel, maar toch ook een waar ik een beetje wee gevoel van in mijn maag krijg. Ik stel mij een vergadering voor waarin iemand, bij de rondvraag, aandacht vraagt voor de noodzaak meer aan PR te doen. De voorzitter, die naar huis wil, zegt dat het bestuur erover na zal denken. Er wordt iemand ingehuurd en die bedenkt dat er borden met uitleg langs de akkers moeten komen. Tel uit je winst.

Ik werd voorbijgereden door een jongen op een fiets. Zijn aanwezigheid op school (in Spijkenisse neem ik aan) was blijkbaar niet langer vereist. Op de heenweg had hij zich lekker voor de wind kunnen laten gaan, maar nu moest hij hard werken. In tegenstelling0207 Leunen tegen de wind tot de ganzen in de Biertpolder. Het lijkt wel of die altijd vakantie hebben: een beetje kwekken met elkaar, als er iemand aankomt met z’n allen even de lucht in, een paar rondjes draaien en dan weer neerstrijken.

Aan de rand van Zuidland heeft men nieuwe huizen neergezet die brutaal hoog de lucht insteken en in kleuren zijn uitgevoerd die doen denken aan een subtropisch vakantieoord. Op een zomerdag zal het er vast feestelijk uitzien, maar op deze winderige dag leek dit wijkje op een bewuste provocatie van de weergoden. Het veel kleinere Oudenhoorn, dat weer vijf kilometer verderop ligt, zag er veel authentieker uit. Helaas bleek de snackbar, die de beschrijving in het vooruitzicht had gesteld, overdag niet geopend. Gelukkig stond er op het plaatsje voor de snackbar wel een bank, waar ik even op kon gaan zitten.Vooral op doordeweekse dagen moet je altijd voorbereid zijn op dergelijke tegenvallers. Ik at mijn boterhammen op en dronk wat water.

Van Oudenhoorn was het nog maar een klein stukje naar Hellevoetsluis. Daar stuitte ik op het Kanaal door Voorne. Ene Kornelis Hoorweg (landbouwer en landmeter) is nog betrokken geweest bij de aanleg van dat kanaal. Hij heeft ook publicaties op zijn naam staan, waaronder: ‘Bezwaren van een wijsgeer tegen de christelijken godsdienst’. Dat zijn toch dingen die een mens met een zekere trots vervullen. Maar het is natuurlijk niets vergeleken met de trots die je moet voelen als je Blanken heet.

Jan Blanken was verantwoordelijk voor de aanleg van het droogdok dat nu nog te bewonderen is in Hellevoetsluis. De eerste schets van een plan maakte hij in 1787, maar de kans om het te realiseren ontstond pas in de Franse Tijd. In 1802 was er een feestelijke ingebruikneming, maar het duurde tot 1825 voor het helemaal af was. Er was altijd wat, vaak veroorzaakt door wat hij denigrerend ‘lieden van den pen’ noemde. Onderwijl was Blanken trouwens druk met andere projecten. De sporen daarvan zijn door het hele land te vinden. Hij bracht het tot Inspecteur-Generaal van de Waterstaat. Het Rijksmuseum in Amsterdam wijdde in 1987 een tentoonstelling aan hem en bij die gelegenheid werd een boek uitgegeven waar ik nu mijn kennis uit haal.

Bij de haven stonden een paar oude mannetjes in het water te staren. De wind was een beetje gaan liggen. In plaats daarvan dreigde het te gaan regenen. Ik kocht brood bij een bakkerswinkel annex tearoom. Op mijn vraag waar de bushalte was werd ik raar aangekeken. “Neen, hier binnen de vesting komt geen bus.” Daarvoor moest ik terug naar de buitenwijken en dat was volgens zeggen een heel eind lopen. Na de 17 kilometer die ik al achter de rug had kon dat er ook nog wel bij. Bovendien had ik voor het eerst die dag de wind achter.


© 2005 Frits Hoorweg
powered by CJ2