archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 20
Jaargang 15
27 september 2018
Beschouwingen > Het zijn maar woorden delen printen terug
Voetbaltaal (2) * Arie de Jong

1520BS VoetbaltaalTer gelegenheid van het sportnummer van De Leunstoel, wil ik een tweede inkijkje geven in zogenaamde voetbaltaal. Deze keer ga ik niet al dat jargon uitleggen, maar ik plaats de gangbare uitdrukkingen in een breder perspectief.

Laat ik beginnen met de communicatie op het veld. Want stil is het niet op de meeste voetbalvelden. Sommige trainers of spelers schreeuwen bij voortduring aanwijzingen. Daar word je helemaal gek van. Ik heb een keer een keeper meegemaakt die twee maal drie kwartier liep te schreeuwen, vooral naar de spelers in de defensie. Of het veel hielp, geen idee. Non-verbale communicatie is wellicht effectiever. Zoals een speler die vrij staat en kan oprukken en dan zijn arm in de hoogte steekt, zodat zijn teamgenoot met de bal hem kan aanspelen. De tegenstander ziet dat ook, dus je moet er wel mee oppassen. Een echte goede spelverdeler doet daarom meestal wat anders dan wat voor de hand ligt en waar de tegenstander zich op instelt.

De mooiste kreet vind ik ‘los!’, als een keeper meent de bal makkelijk te kunnen pakken. Ook wel mooi is het ‘spelen van de lange bal’, waarbij een linie wordt overgeslagen. Persoonlijk ben ik ook een liefhebber van de ‘steekpaas’ (ik schrijf het op, zoals je het uitspreekt: een paas, want waarom zou je daar een pass van moeten maken?). Dat is het naar voren aanspelen van een medespeler, waarbij de bal tussen twee of meer tegenstanders door wordt geprikt, liefst naar een medespeler die ‘op snelheid’ ligt of ‘achter de man vandaan komt’. Heel effectief kan het zijn om vanuit de zijkant een ‘bal voor te trekken’, als je hem dan maar niet ‘achter de speler plaatst’ en goed in de gaten houdt of de bekwame kopper bij de ‘eerste paal’ of bij de ‘tweede paal’ staat. Vroeger hadden ze het er over dat een goede buitenspeler de bal dan bij de midvoor ‘op de stropdas’ kon plaatsen.

Als je zelf vanuit de zijkant richting doel gaat en de keeper wilt ‘verschalken’, dan moet je ‘de goede hoek uitzoeken’. Dat kan de ‘korte hoek’ zijn, maar soms is het beter om de bal ‘in de lange hoek’ te plaatsen. Het kan heel mooi zijn om te ‘pingelen’, maar als je dat te ver doorvoert, dan verlies je de bal en moet je beter doorhebben dat voetbal een ‘teamsport’ is en moet je niet ‘voor eigen succes’ gaan. Je moet ook weten hoe je medespelers aangespeeld willen worden. Sommigen vinden het prettig om ‘in de benen’ gespeeld te worden, vooral als ze er goed in zijn ‘een bal vasthouden’ (een vreemde uitdrukking, want ze houden de bal juist niet vast), maar bij anderen moet je ‘m ‘in de loop’ aanspelen. Een knappe middenvelder ziet ook kans de bal ‘over de verdediging heen te leggen’.

Als dat helpt om ‘aan de bal’ te blijven, dan is een ‘tikkie breed’ of ‘terug op de keeper’ wel te pruimen, maar verdedigers die dat voortdurend doen ‘leggen het spel dood’ en zijn aan het ‘breien’.
Als je wat tegen de scheidsrechter wil zeggen, dan noem je die ‘scheids’, en de grensrechter noem je ‘grens’. Het is niet verstandig op de arbiters te schelden, ook als de scheids er naast zit. Dat kost je immers een ‘kaart’ of ook wel een ‘prent’ en die heeft niet altijd ‘de juiste kleur’.

Op de tribune wordt net weer andere taal gebezigd dan in het veld. Ik zal het niet hebben over voetballiederen (die worden zelden meer gezongen) of al dan niet ophitserige yells. Je hebt kreten van aanmoediging, van frustratie, maar vooral veel kreten waaruit vooringenomenheid blijkt. Bijna altijd als steun aan het ene team, dat maakt de toeschouwer immers tot een supporter, en ontmoedigend naar het andere team, de tegenstander. Die vooringenomenheid is vooral duidelijk bij overtredingen. Als een overtreding wordt begaan door een speler van het team waar je achter staat, dan roep je: ‘niets aan de hand’, en als het gebeurt door een speler van het andere team, dan roep je: ‘kaart!’.

Veel kreten van ‘langs de lijn’ gaan in de richting van scheidsrechter en grensrechter. Als een grensrechter in de ogen van de supporters buitenspel verkeerd beoordeelt, dan krijgt hij van alles naar zijn hoofd: ‘ben je je bril vergeten’ is de vriendelijkste, ‘heb je stront in je ogen’ klinkt al minder vriendelijk. De meeste aandacht gaat echter uit naar de scheidsrechter. Dat kan een ‘thuisfluiter’ zijn of er wordt geïnformeerd ‘of hij thuis niks te zeggen heeft’.

Op de tribune wordt door de toeschouwers veel commentaar gegeven op het vertoonde spel. Of dat vroeger minder het geval was weet ik niet, maar soms bekruipt me het gevoel dat een overmaat aan het kijken naar voetbal op televisie aanstekelijk werkt. Dat werkt in elk geval imitatiegedrag in de hand: veel mensen gebruiken dezelfde uitdrukkingen als commentatoren op televisie.
Mij valt ook op hoe negatief dat commentaar vaak is, ook over het eigen team. Bij een keeper: ‘als je er uit komt, moet je ook zeker zijn dat je de bal hebt’, als hij de bal juist niet te pakken krijgt en de tegenstander een doelpunt maakt. Achteraf is de wijsheid nu eenmaal erg groot.

Vanaf de tribune worden ook wel pogingen gedaan de eigen spelers te coachen. Dan roept er iemand heel hard ‘achter je! of ‘naar voren met die bal’. Hulp wordt ook geboden met ‘naar de bal blijven kijken’ of ‘om je heen kijken, sufferd’. Al dan niet voorzien van trompetgeschal riepen supporters van het Nederlandse elftal vroeger graag ‘aanvalluh’.
Een keeper kan te horen krijgen: ‘blijf in je hok’. Voor het gehele elftal is de aanmoediging ‘we hebben ze liggen’ of ‘ze bennen moe’. Erg helder zijn dat soort uitingen niet, maar op de tribune vinden ze het wel leuk. Uiteraard ziet men op de tribune graag dat de eigen spelers ‘richting het doel van de tegenstander’ gaan, in plaats van ‘achteruit te voetballen’ of er een ‘slaapverwekkende vertoning’ van te maken, zo niet mee te helpen aan een ‘draak van een wedstrijd’.

Als de trainer van de tegenstander er moeite mee heeft op zijn stoel te blijven zitten, dan hoor je altijd ‘zitten!’ en als hij veel aanwijzingen het veld in roept ‘houd je kop’ of ‘laat die jongens toch gewoon voetballen’. Of: ‘weten ze het nou nog niet?’. Een klassieker is, als de tegenstander met een ‘nulletje of drie’ achter staat, om dan te schreeuwen: ‘het is stil aan de overkant’. Als de tegenstander een ‘afzwaaier’ produceert of een ‘rollertje’, dan willen er ook wel mensen roepen dat ze er ‘honderd’ van willen. Veel leuker is het als een speler van de tegenpartij ‘door de benen wordt gespeeld’, wat ook wel ‘poorten’ wordt genoemd.

Een doelpunt kan voortkomen uit een ‘kluts’, als de bal wat ongeorganiseerd en per ongeluk in ‘het net’ komt, er kan ook sprake zijn van een ‘mazzelgoal’ of een ‘zondagsschot’, terwijl het ook kan dat een schot ‘beter had verdiend’. De bal kan er ook ingaan via een ‘streep’, of het is juist een ‘dwarrelbal’, net onder de lat of naast de paal ‘past het precies’, en het kan ook dat de keeper ‘hem alleen heeft horen suizen’. Vooral als de tegenstander heeft gewonnen, kan het zijn dat ze dat ‘tegen de verhouding in’ hebben bereikt. Het is ook nooit goed.

En aan het einde van de wedstrijd is er altijd wel iemand die de scheidsrechter wil helpen: ‘Tijd!’.

------
Het plaatje is van Han Busstra


© 2018 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Het zijn maar woorden" -
Beschouwingen > Het zijn maar woorden
Voetbaltaal (2) * Arie de Jong
1520BS VoetbaltaalTer gelegenheid van het sportnummer van De Leunstoel, wil ik een tweede inkijkje geven in zogenaamde voetbaltaal. Deze keer ga ik niet al dat jargon uitleggen, maar ik plaats de gangbare uitdrukkingen in een breder perspectief.

Laat ik beginnen met de communicatie op het veld. Want stil is het niet op de meeste voetbalvelden. Sommige trainers of spelers schreeuwen bij voortduring aanwijzingen. Daar word je helemaal gek van. Ik heb een keer een keeper meegemaakt die twee maal drie kwartier liep te schreeuwen, vooral naar de spelers in de defensie. Of het veel hielp, geen idee. Non-verbale communicatie is wellicht effectiever. Zoals een speler die vrij staat en kan oprukken en dan zijn arm in de hoogte steekt, zodat zijn teamgenoot met de bal hem kan aanspelen. De tegenstander ziet dat ook, dus je moet er wel mee oppassen. Een echte goede spelverdeler doet daarom meestal wat anders dan wat voor de hand ligt en waar de tegenstander zich op instelt.

De mooiste kreet vind ik ‘los!’, als een keeper meent de bal makkelijk te kunnen pakken. Ook wel mooi is het ‘spelen van de lange bal’, waarbij een linie wordt overgeslagen. Persoonlijk ben ik ook een liefhebber van de ‘steekpaas’ (ik schrijf het op, zoals je het uitspreekt: een paas, want waarom zou je daar een pass van moeten maken?). Dat is het naar voren aanspelen van een medespeler, waarbij de bal tussen twee of meer tegenstanders door wordt geprikt, liefst naar een medespeler die ‘op snelheid’ ligt of ‘achter de man vandaan komt’. Heel effectief kan het zijn om vanuit de zijkant een ‘bal voor te trekken’, als je hem dan maar niet ‘achter de speler plaatst’ en goed in de gaten houdt of de bekwame kopper bij de ‘eerste paal’ of bij de ‘tweede paal’ staat. Vroeger hadden ze het er over dat een goede buitenspeler de bal dan bij de midvoor ‘op de stropdas’ kon plaatsen.

Als je zelf vanuit de zijkant richting doel gaat en de keeper wilt ‘verschalken’, dan moet je ‘de goede hoek uitzoeken’. Dat kan de ‘korte hoek’ zijn, maar soms is het beter om de bal ‘in de lange hoek’ te plaatsen. Het kan heel mooi zijn om te ‘pingelen’, maar als je dat te ver doorvoert, dan verlies je de bal en moet je beter doorhebben dat voetbal een ‘teamsport’ is en moet je niet ‘voor eigen succes’ gaan. Je moet ook weten hoe je medespelers aangespeeld willen worden. Sommigen vinden het prettig om ‘in de benen’ gespeeld te worden, vooral als ze er goed in zijn ‘een bal vasthouden’ (een vreemde uitdrukking, want ze houden de bal juist niet vast), maar bij anderen moet je ‘m ‘in de loop’ aanspelen. Een knappe middenvelder ziet ook kans de bal ‘over de verdediging heen te leggen’.

Als dat helpt om ‘aan de bal’ te blijven, dan is een ‘tikkie breed’ of ‘terug op de keeper’ wel te pruimen, maar verdedigers die dat voortdurend doen ‘leggen het spel dood’ en zijn aan het ‘breien’.
Als je wat tegen de scheidsrechter wil zeggen, dan noem je die ‘scheids’, en de grensrechter noem je ‘grens’. Het is niet verstandig op de arbiters te schelden, ook als de scheids er naast zit. Dat kost je immers een ‘kaart’ of ook wel een ‘prent’ en die heeft niet altijd ‘de juiste kleur’.

Op de tribune wordt net weer andere taal gebezigd dan in het veld. Ik zal het niet hebben over voetballiederen (die worden zelden meer gezongen) of al dan niet ophitserige yells. Je hebt kreten van aanmoediging, van frustratie, maar vooral veel kreten waaruit vooringenomenheid blijkt. Bijna altijd als steun aan het ene team, dat maakt de toeschouwer immers tot een supporter, en ontmoedigend naar het andere team, de tegenstander. Die vooringenomenheid is vooral duidelijk bij overtredingen. Als een overtreding wordt begaan door een speler van het team waar je achter staat, dan roep je: ‘niets aan de hand’, en als het gebeurt door een speler van het andere team, dan roep je: ‘kaart!’.

Veel kreten van ‘langs de lijn’ gaan in de richting van scheidsrechter en grensrechter. Als een grensrechter in de ogen van de supporters buitenspel verkeerd beoordeelt, dan krijgt hij van alles naar zijn hoofd: ‘ben je je bril vergeten’ is de vriendelijkste, ‘heb je stront in je ogen’ klinkt al minder vriendelijk. De meeste aandacht gaat echter uit naar de scheidsrechter. Dat kan een ‘thuisfluiter’ zijn of er wordt geïnformeerd ‘of hij thuis niks te zeggen heeft’.

Op de tribune wordt door de toeschouwers veel commentaar gegeven op het vertoonde spel. Of dat vroeger minder het geval was weet ik niet, maar soms bekruipt me het gevoel dat een overmaat aan het kijken naar voetbal op televisie aanstekelijk werkt. Dat werkt in elk geval imitatiegedrag in de hand: veel mensen gebruiken dezelfde uitdrukkingen als commentatoren op televisie.
Mij valt ook op hoe negatief dat commentaar vaak is, ook over het eigen team. Bij een keeper: ‘als je er uit komt, moet je ook zeker zijn dat je de bal hebt’, als hij de bal juist niet te pakken krijgt en de tegenstander een doelpunt maakt. Achteraf is de wijsheid nu eenmaal erg groot.

Vanaf de tribune worden ook wel pogingen gedaan de eigen spelers te coachen. Dan roept er iemand heel hard ‘achter je! of ‘naar voren met die bal’. Hulp wordt ook geboden met ‘naar de bal blijven kijken’ of ‘om je heen kijken, sufferd’. Al dan niet voorzien van trompetgeschal riepen supporters van het Nederlandse elftal vroeger graag ‘aanvalluh’.
Een keeper kan te horen krijgen: ‘blijf in je hok’. Voor het gehele elftal is de aanmoediging ‘we hebben ze liggen’ of ‘ze bennen moe’. Erg helder zijn dat soort uitingen niet, maar op de tribune vinden ze het wel leuk. Uiteraard ziet men op de tribune graag dat de eigen spelers ‘richting het doel van de tegenstander’ gaan, in plaats van ‘achteruit te voetballen’ of er een ‘slaapverwekkende vertoning’ van te maken, zo niet mee te helpen aan een ‘draak van een wedstrijd’.

Als de trainer van de tegenstander er moeite mee heeft op zijn stoel te blijven zitten, dan hoor je altijd ‘zitten!’ en als hij veel aanwijzingen het veld in roept ‘houd je kop’ of ‘laat die jongens toch gewoon voetballen’. Of: ‘weten ze het nou nog niet?’. Een klassieker is, als de tegenstander met een ‘nulletje of drie’ achter staat, om dan te schreeuwen: ‘het is stil aan de overkant’. Als de tegenstander een ‘afzwaaier’ produceert of een ‘rollertje’, dan willen er ook wel mensen roepen dat ze er ‘honderd’ van willen. Veel leuker is het als een speler van de tegenpartij ‘door de benen wordt gespeeld’, wat ook wel ‘poorten’ wordt genoemd.

Een doelpunt kan voortkomen uit een ‘kluts’, als de bal wat ongeorganiseerd en per ongeluk in ‘het net’ komt, er kan ook sprake zijn van een ‘mazzelgoal’ of een ‘zondagsschot’, terwijl het ook kan dat een schot ‘beter had verdiend’. De bal kan er ook ingaan via een ‘streep’, of het is juist een ‘dwarrelbal’, net onder de lat of naast de paal ‘past het precies’, en het kan ook dat de keeper ‘hem alleen heeft horen suizen’. Vooral als de tegenstander heeft gewonnen, kan het zijn dat ze dat ‘tegen de verhouding in’ hebben bereikt. Het is ook nooit goed.

En aan het einde van de wedstrijd is er altijd wel iemand die de scheidsrechter wil helpen: ‘Tijd!’.

------
Het plaatje is van Han Busstra
© 2018 Arie de Jong
powered by CJ2