archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 15
15 februari 2018
Bezigheden > Recht en onrecht delen printen terug
Rare redeneringen (3): 'The invisible hand' Arie de Jong

1508BZ Adam SmithDe economische wetenschap is een rijke bron voor rare redeneringen. Meestal zijn ze niet zo raar, zo lang de echte wetenschappers erover gaan. Ze worden pas raar als ze gebruikt worden door mensen die selectief winkelen, zoals: burgers, politici, belangenbehartigers en ander onguur volk.

De aller-raarste redenering die ik in de economie ken, is die van Adam Smith, over de ‘onzichtbare hand’. Nu begeef ik me daarbij op glad ijs, want dit ‘leerstuk’ uit de economische wetenschap is het drijfijs waar de moderne Westerse economie zich op bevindt. Nou ja, met een hoop nuances, maar eerst de kern van de zaak, de onzichtbare hand.

Adam Smith (1723-1790) was een Schotse econoom die ‘The Wealth of Nations’ schreef. Dat boek dateert van 1776 en Smith was er een jaar of tien mee bezig geweest. Het boek trok direct de aandacht, is goed geschreven en voor die tijd een buitengewoon goed boek over de economie. De ‘onzichtbare hand’ komt voort uit de volgende sleutelpassage in dat boek, met dank aan Wikipedia: ‘[E]very individual who employs his capital in the support of domestic industry, necessarily endeavours so to direct that industry that its produce may be of the greatest possible value (...). By preferring the support of domestic to that of foreign industry, he intends only his own security; and by directing that industry in such a manner as its produce may be of the greatest value, he intends only his own gain, and he is in this, as in many other cases, led by an invisible hand to promote an end which was no part of his intention.’

Hoewel de meeste lezers de Engelse tekst kunnen begrijpen, geef ik er zekerheidshalve mijn, ietwat vrije, Nederlandse vertaling bij: ‘Iedereen die zijn kapitaal steekt in het ondersteunen van de binnenlandse bedrijvigheid, streeft daarmee rechtstreeks na dat die bedrijvigheid de grootst mogelijke waarde veroorzaakt. Door de binnenlandse bedrijvigheid te stimuleren en niet die uit het buitenland, streeft hij het eigen belang na; door die binnenlandse bedrijvigheid te richten op de grootste waarde die het voor hem heeft, is dat niet alleen in zijn eigen belang, maar leidt het ook door een onzichtbare hand tot het bereiken van doelen waar het hem niet om ging.’

Zoals zo vaak is het nuttig en verhelderend de oorspronkelijke bron te raadplegen. Immers, de betekenis die aan deze passage is toegekend, is gaandeweg geworden dat wie het eigenbelang nastreeft daarmee bijdraagt aan de economie als geheel. Daar ga ik het zo over hebben, maar eerst nog een blik op wat Adam Smith zelf schreef. Hij maakt onderscheid tussen het bevorderen van de binnenlandse economie en die uit het buitenland. Wie geïmporteerde goederen koopt of zijn geld steekt in een buitenlandse onderneming, streeft wel het eigenbelang na, maar draagt niet echt bij aan de economie waar hij deel van uitmaakt. Ook een waarheid als een koe, maar minder algemeen dan de latere interpretaties.
Hoe dan ook, die onzichtbare hand is onnavolgbaar. Want hoe werkt het dan precies? Dat blijft onhelder.

Terug naar de redenering die aan Adam Smith ontleend is. Dat wie het eigenbelang nastreeft in de economie, ook macro-economisch een positieve bijdrage levert. Het heeft wat weg van een geloofsartikel en staat aan de basis van de volgende redenering. Wie uit eigenbelang iets economisch doet (meestal richt het zich op het ondernemen van iets, maar het kan net zo goed slaan op elke economische activiteit) draagt bij aan de ‘economische koek’. Hoe groter die is, hoe beter het voor iedereen is. Daar valt heel wat tegenin te brengen, hoe zeer de bewering op het eerste gezicht ook aanspreekt.

Zo kan een investering vooral een korte termijn belang dienen, terwijl op langere termijn het om een contraproductieve activiteit kan gaan. Wie roofbouw pleegt op het land dat je benut (om rijst te verbouwen, koeien te houden), kan in de toekomst niets meer uitvoeren (door erosie, uitputting van de grond, verzilting, noem maar op). Het kan ook gaan om ongewenste activiteiten, bijvoorbeeld drugshandel. Natuurlijk een bijdrage aan de economie, maar maatschappelijk ongewenst.

In de derde plaats kan dat eigenbelang ontaarden in graaigedrag (al heb je een stroming, geïnitieerd door Ayn Rand, die als motto heeft: ‘graaien is goed’), zodat van een enigszins rechtvaardige verdeling in de samenleving niets terecht komt. Ook dat is uiteraard een keuze, maar als tegelijkertijd weinigen een grote rijkdom kennen en dat ten koste laten gaan van vele mensen die in diepe armoede leven of fiks worden uitgebuit, dan leidt de onzichtbare hand tot zichtbaar onrecht.

Als je deze tegenwerpingen bij elkaar optelt, kun je moeilijk zeggen dat het nastreven van eigenbelang altijd via een onzichtbare hand leidt tot een goede uitkomst, en zeker niet in morele zin. Dat maakt de redenering tot een rare redenering.

Ik laat het hierbij, een andere keer moeten we het nog maar eens hebben over de modellen van het Centraal Planbureau, het idee dat economische groei altijd goed is, de accumulatietheorie van Karl Marx of de zegeningen van de afschaffing van de dividendbelasting door het kabinet Rutte III.


© 2018 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Recht en onrecht" -
Bezigheden > Recht en onrecht
Rare redeneringen (3): 'The invisible hand' Arie de Jong
1508BZ Adam SmithDe economische wetenschap is een rijke bron voor rare redeneringen. Meestal zijn ze niet zo raar, zo lang de echte wetenschappers erover gaan. Ze worden pas raar als ze gebruikt worden door mensen die selectief winkelen, zoals: burgers, politici, belangenbehartigers en ander onguur volk.

De aller-raarste redenering die ik in de economie ken, is die van Adam Smith, over de ‘onzichtbare hand’. Nu begeef ik me daarbij op glad ijs, want dit ‘leerstuk’ uit de economische wetenschap is het drijfijs waar de moderne Westerse economie zich op bevindt. Nou ja, met een hoop nuances, maar eerst de kern van de zaak, de onzichtbare hand.

Adam Smith (1723-1790) was een Schotse econoom die ‘The Wealth of Nations’ schreef. Dat boek dateert van 1776 en Smith was er een jaar of tien mee bezig geweest. Het boek trok direct de aandacht, is goed geschreven en voor die tijd een buitengewoon goed boek over de economie. De ‘onzichtbare hand’ komt voort uit de volgende sleutelpassage in dat boek, met dank aan Wikipedia: ‘[E]very individual who employs his capital in the support of domestic industry, necessarily endeavours so to direct that industry that its produce may be of the greatest possible value (...). By preferring the support of domestic to that of foreign industry, he intends only his own security; and by directing that industry in such a manner as its produce may be of the greatest value, he intends only his own gain, and he is in this, as in many other cases, led by an invisible hand to promote an end which was no part of his intention.’

Hoewel de meeste lezers de Engelse tekst kunnen begrijpen, geef ik er zekerheidshalve mijn, ietwat vrije, Nederlandse vertaling bij: ‘Iedereen die zijn kapitaal steekt in het ondersteunen van de binnenlandse bedrijvigheid, streeft daarmee rechtstreeks na dat die bedrijvigheid de grootst mogelijke waarde veroorzaakt. Door de binnenlandse bedrijvigheid te stimuleren en niet die uit het buitenland, streeft hij het eigen belang na; door die binnenlandse bedrijvigheid te richten op de grootste waarde die het voor hem heeft, is dat niet alleen in zijn eigen belang, maar leidt het ook door een onzichtbare hand tot het bereiken van doelen waar het hem niet om ging.’

Zoals zo vaak is het nuttig en verhelderend de oorspronkelijke bron te raadplegen. Immers, de betekenis die aan deze passage is toegekend, is gaandeweg geworden dat wie het eigenbelang nastreeft daarmee bijdraagt aan de economie als geheel. Daar ga ik het zo over hebben, maar eerst nog een blik op wat Adam Smith zelf schreef. Hij maakt onderscheid tussen het bevorderen van de binnenlandse economie en die uit het buitenland. Wie geïmporteerde goederen koopt of zijn geld steekt in een buitenlandse onderneming, streeft wel het eigenbelang na, maar draagt niet echt bij aan de economie waar hij deel van uitmaakt. Ook een waarheid als een koe, maar minder algemeen dan de latere interpretaties.
Hoe dan ook, die onzichtbare hand is onnavolgbaar. Want hoe werkt het dan precies? Dat blijft onhelder.

Terug naar de redenering die aan Adam Smith ontleend is. Dat wie het eigenbelang nastreeft in de economie, ook macro-economisch een positieve bijdrage levert. Het heeft wat weg van een geloofsartikel en staat aan de basis van de volgende redenering. Wie uit eigenbelang iets economisch doet (meestal richt het zich op het ondernemen van iets, maar het kan net zo goed slaan op elke economische activiteit) draagt bij aan de ‘economische koek’. Hoe groter die is, hoe beter het voor iedereen is. Daar valt heel wat tegenin te brengen, hoe zeer de bewering op het eerste gezicht ook aanspreekt.

Zo kan een investering vooral een korte termijn belang dienen, terwijl op langere termijn het om een contraproductieve activiteit kan gaan. Wie roofbouw pleegt op het land dat je benut (om rijst te verbouwen, koeien te houden), kan in de toekomst niets meer uitvoeren (door erosie, uitputting van de grond, verzilting, noem maar op). Het kan ook gaan om ongewenste activiteiten, bijvoorbeeld drugshandel. Natuurlijk een bijdrage aan de economie, maar maatschappelijk ongewenst.

In de derde plaats kan dat eigenbelang ontaarden in graaigedrag (al heb je een stroming, geïnitieerd door Ayn Rand, die als motto heeft: ‘graaien is goed’), zodat van een enigszins rechtvaardige verdeling in de samenleving niets terecht komt. Ook dat is uiteraard een keuze, maar als tegelijkertijd weinigen een grote rijkdom kennen en dat ten koste laten gaan van vele mensen die in diepe armoede leven of fiks worden uitgebuit, dan leidt de onzichtbare hand tot zichtbaar onrecht.

Als je deze tegenwerpingen bij elkaar optelt, kun je moeilijk zeggen dat het nastreven van eigenbelang altijd via een onzichtbare hand leidt tot een goede uitkomst, en zeker niet in morele zin. Dat maakt de redenering tot een rare redenering.

Ik laat het hierbij, een andere keer moeten we het nog maar eens hebben over de modellen van het Centraal Planbureau, het idee dat economische groei altijd goed is, de accumulatietheorie van Karl Marx of de zegeningen van de afschaffing van de dividendbelasting door het kabinet Rutte III.
© 2018 Arie de Jong
powered by CJ2