archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 4 Jaargang 15 30 november 2017 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept | ||||
Tussen subliem en ridicuul | Willem Minderhout | |||
In de vorige Leunstoel deed ik een poging om de ‘verautobiografisering’ van de literatuur op TV, en in wat tegenwoordig voor literatuurkritiek moet doorgaan, belachelijk te maken. De aanleiding was de wat mallotige interviews met Charlotte Mutsaers in De Wereld Draait door en, zelfs, in het programma Boeken over haar boek Harnas van Hansaplast, waarin de belangrijkste vraag bleek te zijn of de auteur werkelijk de kinderporno van haar overleden broer had verkocht. Hoewel de roman waarschijnlijk gebaseerd is op allerlei ‘waargebeurde’ belevenissen, vind ik dat persoonlijk niet interessant. Waar het om gaat is of er uit al die belevenissen een goed boek, zo u wilt een ‘kunstwerk’, is ontstaan. Mijn criterium is daarbij de mate waarin een boek aanleiding geeft tot allerlei associatieve gedachten. Mijn meest geliefde boeken zijn die boeken die je net ontsnappen, die nog lang niet uit zijn als je ze uit hebt. Het Harnas hoort, zoals alles van Mutsaers, wat mij betreft in die categorie thuis. Harnas van Hansaplast is een zoektocht naar de reden waarom broer Barend er niet in slaagde iets van zijn leven te maken, maar in een zelfgekozen isolement verkommerde. Een zoektocht die tot falen gedoemd is, want we kunnen ons onmogelijk in iemand anders verplaatsen. Mutsaers haalt Thomas Nagel’s What is it like to be a bat aan dat de onmogelijkheid beschrijft om fysieke activiteiten van het brein te vertalen in subjectieve ervaringen van de geest, of andersom. Je kunt het brein van een vleermuis dus wel beschrijven, maar je weet pas wat een vleermuis beleeft als je een vleermuis bent. Misschien is het makkelijker om je in je broer te verplaatsen dan in een vleermuis, maar het bijft uiteindelijk je eigen verhaal, of in de woorden van Nagel: ‘Does it make sense, in other words, to ask what my experiences are really like, as opposed to how they appear to me?’ Mutsaers neemt ons daarom mee naar een oud huis in de magische stad Utrecht, waar nooit iets voor niets gebeurt omdat de stad gefundeerd is op een gigantische zeester met armen van minstens honderd meter. In dat huis wordt haar broer Barend geboren met twee snijtanden in zijn mondje. Net als Napoleon, schrijft Mutsaers. Net als Lodewijk XIV, las ik bij Panhuysen. Hugo de Groot schreef de profetische woorden: ‘Deze zuigeling scheurt zijn minnen aan flarden, buurlanden zullen deze woeste gulzigheid in de toekomst moeten gaan vrezen.’ Maar bij Barend werden de tandjes getrokken. Hij heeft twee dagen liggen gillen. Zo werd een wereldveroveraar in de knop gebroken. Later verwaarloost hij zijn gebit tot er slechts stompjes overblijven. Nooit zal hij van zich af bijten, of ergens zijn tanden in zetten. Niet alleen Napoleons babytandjes spelen een rol. Barends moeder citeert vaak zijn uitspraak ‘du sublime au ridicule, il n'y a qu'un pas’, het sublieme en het belachelijke zijn slechts één pas – of twee tandjes – van elkaar verwijderd. Barend kan de stap van het belachelijke naar het sublieme blijkbaar niet overbruggen. Of toch? Is zijn dood wellicht toch een sublieme afronding van zijn leven? Dat is de vraag waarmee de ik-persoon, en wij als lezers, achterblijven. En overigens vind ik ‘harnas van hansaplast’ een prachtige metafoor voor de bescherming van het reeds verwonde lichaam (geest?) tegen de boze buitenwereld. En overigens ben ik Charlotte Mutsaers zeer erkentelijk voor het feit dat zij me op de hoogte heeft gebracht van het bestaan van de ‘kaasduim’. Een ordentelijk huishouden kan eigenlijk niet zonder. |
||||
© 2017 Willem Minderhout | ||||
powered by CJ2 |