archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 4
Jaargang 15
30 november 2017
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Mijn rode jeugd Arie de Jong

1504BS DreesMet het lezen van het proefschrift van Adriaan van Veldhuizen over het politieke leven in de vroege SDAP kwamen onvermijdelijk jeugdherinneringen boven. Die wil ik maar eens ophalen voor De Leunstoel. Mijn herinneringen zijn niet uniek, voor mij wel natuurlijk.

Ik ben geboren en opgegroeid in een rood nest. In een dorp, Boskoop. Dat was (en is nog steeds) een gemeenschap waar alles draaide om de boomkwekerij. In mijn jeugd had je honderden boomkwekers. Vaak begonnen jonge mannen als boomkwekersknecht, maar met het doel om als het even kon zelf een kwekerij te beginnen. Rondom die kwekers, veelal kleine bedrijven, had je het conglomeraat van reizigers (mannen die in Europese landen maanden rondgingen om voor een aantal kwekers boompjes te verkopen), tussenpersonen en dienstverleners voor van alles en nog wat (notarissen, verzekeringsagenten, dat werk), de veiling, de banken, de vervoerders, het onderwijs.

Bijna iedereen had wel wat te maken met de boomkwekerij en net als in andere tuindersgemeenten was het een heel christelijk dorp. De gemeenteraad werd daarom gedomineerd door de KVP en de Protestant Christelijke Combinatie. Daarnaast had je een kleine schil van sociaaldemocraten en liberalen. En die twee stromingen vonden elkaar in de Vereniging tot Bevordering van het Openbaar Onderwijs en in de oppositie in de gemeenteraad.

Mijn ouders waren twee van de ongeveer 60 leden van de PvdA. Mijn vader was lange tijd secretaris van de afdeling en daarnaast ook voorzitter van de plaatselijke VARA-afdeling, secretaris van de vakbond, en dan was hij ook nog secretaris van de harmonie Excelsior. Mijn moeder was secretaris van het Vrouwencontact in de PvdA. Er werd bij ons thuis vaak vergaderd, als kind moest ik vaak de ‘convocaties’ rondbrengen (de uitnodiging en agenda voor een bestuursvergadering). We lazen uiteraard Het Vrije Volk, we luisterden naar de VARA en hadden de VARA-gids, een deel van onze boodschappen werd geleverd door de Coöperatie uit Gouda (wekelijks kwam er een man op een gemotoriseerde bakfiets langs en die kreeg na aflevering van de boodschappen een lijstje mee voor de volgende week) en op zaterdagmiddag kwamen allerlei ophalers van contributie (en de huur) langs. Toen kregen werknemers als mijn vader nog elke week het loon in een envelop mee naar huis.

Zelfs in Boskoop hadden PvdA en NVV (de sociaaldemocratische vakvereniging) samen een eigen onderkomen, Ons Huis geheten. Een krot aan een doodlopend straatje aan de Gouwe. Dat ‘erfgoed’ is uiteraard al lang verdwenen. In Ons Huis werden vergaderingen gehouden. Regelmatig waren daar op woensdagmiddag leuke dingen voor de kinderen van de sociaaldemocratische zuil. Ik herinner me het vertonen van films van De Dikke en de Dunne. Zonder twijfel, er staat me nog wel iets van bij, hadden we een jaarlijks Sinterklaasfeest voor de kinderen, een mooie gelegenheid cadeautjes te geven vanuit een verheffingsideaal. Ik werd ook meegenomen naar de jaarlijkse 1 mei-viering. Daarvan herinner ik me het zingen van strijdliederen door de vrouwen van het Vrouwencontact (dat deden ze ook op de tweewekelijkse koffie-ochtenden), begeleid door de heer Van Veen op gitaar en mijn vader op de klarinet.

Wij gingen natuurlijk ook heel veel om met partijgenoten. Vaak ging dat om zakelijke contacten. Dan ging ik als kleine jongen mee achterop de fiets van mijn vader, als hij overleg had met de heer Noest, de voorzitter van de PvdA-afdeling. Maar men kwam natuurlijk ook informeel bij elkaar over de vloer. Hoe dat kon doorwerken, merkte ik, net gekozen in Provinciale Staten van Zuid-Holland, bij een spreekbeurt in Alphen aan den Rijn. De plaatselijke wethouder, Joop van der Vlies, was het niet met me eens en werd steeds bozer. Op een gegeven moment barstte hij uit: ‘Nou moet je eens even goed luisteren, Arie de Jong, jij hebt als kleine jongen nog op mijn knie paardje gereden!’ Ik geef toe, een overtuigend argument.

Omdat mijn vader voorzitter was van de VARA-afdeling Boskoop, hebben we ook een keer een geweldige oploop gehad voor de deur. In de jaren zestig had de VARA het populaire programma ‘Top of flop’. Dat trok door Nederland en het kwam ook in beurshal Florida, waar met een beetje moeite anderhalf duizend mensen in konden. De kaartverkoop zou op een zaterdag vanuit onze voordeur aan de Oranjestraat plaatsvinden. Toen het zo ver was, stond het zwart van de jongeren die er heen wilden, in de hoop op TV te komen. Bovendien zou Rob de Nijs optreden, toen de populairste artiest van Nederland. Die kaartverkoop was niet normaal. Dringen, dringen en dan stonden mijn vader en mijn zus, met een tafeltje ertussen, de kaarten te verkopen vanuit onze voordeur.

Toen het zo ver was, mocht ik mee naar de avond en ik zat zelfs op de voorste rij. Grote teleurstelling bij iedereen, want er werden geen opnamen gemaakt. Herman Stok, de presentator van Top of Flop, hield de sfeer goed. Na de pauze het optreden van Rob de Nijs met zijn band: ze braken de zaal af. Een maand later was het nog een keer, nu met Johnny Lion en de Jumping Jewels. En met een gastoptreden van Trea Dobbs.

Nou ja, zo krijg je met de paplepel een rode jeugd naar binnen.

---------
Het plaatje komt uit het rode archief van de schrijver.


© 2017 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Mijn rode jeugd Arie de Jong
1504BS DreesMet het lezen van het proefschrift van Adriaan van Veldhuizen over het politieke leven in de vroege SDAP kwamen onvermijdelijk jeugdherinneringen boven. Die wil ik maar eens ophalen voor De Leunstoel. Mijn herinneringen zijn niet uniek, voor mij wel natuurlijk.

Ik ben geboren en opgegroeid in een rood nest. In een dorp, Boskoop. Dat was (en is nog steeds) een gemeenschap waar alles draaide om de boomkwekerij. In mijn jeugd had je honderden boomkwekers. Vaak begonnen jonge mannen als boomkwekersknecht, maar met het doel om als het even kon zelf een kwekerij te beginnen. Rondom die kwekers, veelal kleine bedrijven, had je het conglomeraat van reizigers (mannen die in Europese landen maanden rondgingen om voor een aantal kwekers boompjes te verkopen), tussenpersonen en dienstverleners voor van alles en nog wat (notarissen, verzekeringsagenten, dat werk), de veiling, de banken, de vervoerders, het onderwijs.

Bijna iedereen had wel wat te maken met de boomkwekerij en net als in andere tuindersgemeenten was het een heel christelijk dorp. De gemeenteraad werd daarom gedomineerd door de KVP en de Protestant Christelijke Combinatie. Daarnaast had je een kleine schil van sociaaldemocraten en liberalen. En die twee stromingen vonden elkaar in de Vereniging tot Bevordering van het Openbaar Onderwijs en in de oppositie in de gemeenteraad.

Mijn ouders waren twee van de ongeveer 60 leden van de PvdA. Mijn vader was lange tijd secretaris van de afdeling en daarnaast ook voorzitter van de plaatselijke VARA-afdeling, secretaris van de vakbond, en dan was hij ook nog secretaris van de harmonie Excelsior. Mijn moeder was secretaris van het Vrouwencontact in de PvdA. Er werd bij ons thuis vaak vergaderd, als kind moest ik vaak de ‘convocaties’ rondbrengen (de uitnodiging en agenda voor een bestuursvergadering). We lazen uiteraard Het Vrije Volk, we luisterden naar de VARA en hadden de VARA-gids, een deel van onze boodschappen werd geleverd door de Coöperatie uit Gouda (wekelijks kwam er een man op een gemotoriseerde bakfiets langs en die kreeg na aflevering van de boodschappen een lijstje mee voor de volgende week) en op zaterdagmiddag kwamen allerlei ophalers van contributie (en de huur) langs. Toen kregen werknemers als mijn vader nog elke week het loon in een envelop mee naar huis.

Zelfs in Boskoop hadden PvdA en NVV (de sociaaldemocratische vakvereniging) samen een eigen onderkomen, Ons Huis geheten. Een krot aan een doodlopend straatje aan de Gouwe. Dat ‘erfgoed’ is uiteraard al lang verdwenen. In Ons Huis werden vergaderingen gehouden. Regelmatig waren daar op woensdagmiddag leuke dingen voor de kinderen van de sociaaldemocratische zuil. Ik herinner me het vertonen van films van De Dikke en de Dunne. Zonder twijfel, er staat me nog wel iets van bij, hadden we een jaarlijks Sinterklaasfeest voor de kinderen, een mooie gelegenheid cadeautjes te geven vanuit een verheffingsideaal. Ik werd ook meegenomen naar de jaarlijkse 1 mei-viering. Daarvan herinner ik me het zingen van strijdliederen door de vrouwen van het Vrouwencontact (dat deden ze ook op de tweewekelijkse koffie-ochtenden), begeleid door de heer Van Veen op gitaar en mijn vader op de klarinet.

Wij gingen natuurlijk ook heel veel om met partijgenoten. Vaak ging dat om zakelijke contacten. Dan ging ik als kleine jongen mee achterop de fiets van mijn vader, als hij overleg had met de heer Noest, de voorzitter van de PvdA-afdeling. Maar men kwam natuurlijk ook informeel bij elkaar over de vloer. Hoe dat kon doorwerken, merkte ik, net gekozen in Provinciale Staten van Zuid-Holland, bij een spreekbeurt in Alphen aan den Rijn. De plaatselijke wethouder, Joop van der Vlies, was het niet met me eens en werd steeds bozer. Op een gegeven moment barstte hij uit: ‘Nou moet je eens even goed luisteren, Arie de Jong, jij hebt als kleine jongen nog op mijn knie paardje gereden!’ Ik geef toe, een overtuigend argument.

Omdat mijn vader voorzitter was van de VARA-afdeling Boskoop, hebben we ook een keer een geweldige oploop gehad voor de deur. In de jaren zestig had de VARA het populaire programma ‘Top of flop’. Dat trok door Nederland en het kwam ook in beurshal Florida, waar met een beetje moeite anderhalf duizend mensen in konden. De kaartverkoop zou op een zaterdag vanuit onze voordeur aan de Oranjestraat plaatsvinden. Toen het zo ver was, stond het zwart van de jongeren die er heen wilden, in de hoop op TV te komen. Bovendien zou Rob de Nijs optreden, toen de populairste artiest van Nederland. Die kaartverkoop was niet normaal. Dringen, dringen en dan stonden mijn vader en mijn zus, met een tafeltje ertussen, de kaarten te verkopen vanuit onze voordeur.

Toen het zo ver was, mocht ik mee naar de avond en ik zat zelfs op de voorste rij. Grote teleurstelling bij iedereen, want er werden geen opnamen gemaakt. Herman Stok, de presentator van Top of Flop, hield de sfeer goed. Na de pauze het optreden van Rob de Nijs met zijn band: ze braken de zaal af. Een maand later was het nog een keer, nu met Johnny Lion en de Jumping Jewels. En met een gastoptreden van Trea Dobbs.

Nou ja, zo krijg je met de paplepel een rode jeugd naar binnen.

---------
Het plaatje komt uit het rode archief van de schrijver.
© 2017 Arie de Jong
powered by CJ2