archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 6
Jaargang 2
20 januari 2005
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De koloniale jeugd van Elspeth Huxley Jan Dekker

0206 Elspeth Huxley
Ik heb een zwak voor oude hotels met een koloniale geschiedenis; veel hout- en latwerk, de kamers met hoge plafonds en open haard en natuurlijk een grote, goedverzorgde tuin. Shepheard’s Hotel in Cairo schijnt het mooiste in zijn soort te zijn geweest, maar het is helaas afgebrand tijdens anti-Britse relletjes in 1952. Het mooiste exemplaar waar ik zelf heb gelogeerd was in Nuwara Eliya op Sri Lanka. Het Grand Hotel ligt in het bergachtige gebied midden op het eiland tussen de groene theevelden, met twee verdiepingen – zoals het hoort – en een prachtige biljartkamer met bediende in wit gewaad, sjerp en tulband. Hij was wel bereid een potje pool te spelen, maar sleepte toch ijverig met krijt, keu en voorzetstukken wanneer het mijn beurt was. Later bleek de schoorsteen van de open haard verstopt te zijn en stond mijn kamer plotseling vol met rook.

Het Norfolk Hotel in Nairobi hoort ook in het rijtje thuis hoewel een deel van de voorkant werd opgeblazen in 1980 bij een mysterieuze bomaanslag, waarschijnlijk gericht tegen de joodse eigenaar waarbij 16 mensen omkwamen, toen al. De bom was geplaatsts in een van de kamers boven de eetzaal, kleine kamers waar ik vaak had gelogeerd totdat de prijzen verhoogd werden en het te duur werd voor mijn dagvergoeding. Het Blue Posts Hotel in Thika, dat een belangrijke rol speelt in de boeken waarin Elspeth Huxley haar jeugd in Kenya beschrijft, bleek echter een tegenvaller. Het is niet meer dan een verzameling lage gebouwen met weinig allure en wordt vooral gebruikt voor daguitstapjes uit Nairobi om te lunchen, de speeltuin te gebruiken en naar de Chania waterval te kijken; een tijd lang was het een favoriet oord voor directeuren die hun secretaresses beter wilden leren kennen. Blue Posts heeft helaas de aansluiting met het moderne toerisme gemist en dat zou de oorspronkelijke eigenaar niet verbazen, want die klaagde al over gebrek aan gasten.

Elspeth Huxley (1907-1997) heeft met The Flame Trees of Thika (1959) en The Mottled Lizard (1962; beiden herdrukt in Penguin) twee klassiekers geschreven. De gefictionaliseerde herinneringen zijn gebaseerd op het leven van haar ouders, Jos and Nelly Grant, die in 1912 naar Kenya emigreerden. Ze hadden goede maatschappelijke connecties maar weinig middelen en waren in die zin exemplarisch voor hun soort. Het land dat ze verwierven in Thika, ongeveer 50 km ten Noorden van Nairobi, was niet bijzonder vruchtbaar; het beste land was al vergeven. De settlers in Kenya zijn vooral bekend om hun uitspattingen en extravagante levensstijl maar dit betrof toch een betrekkelijk kleine groep, de meeste settlers werkten en de Eerste Wereld Oorlog en de depressie van de jaren ’30 hebben velen de das om gedaan. Het verhaal wordt verteld vanuit het oogpunt van een vroegwijs kind dat scherp observeert, en die met verwondering en bewondering kijkt naar de vele merkwaardige karakters die haar wereld bevolken (Huxley ’s eerste publicatie was op veertienjarige leeftijd in de krant de Standard). The Flame Trees beschrijft de periode voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog; The Mottled Lizard van het eind van de oorlog tot het jaar waarin Elspeth naar Engeland afreist voor verdere studie.

De boeken zijn een genot om te lezen en maken duidelijk – als dat al nodig was – wat het zo aantrekkelijk maakte op te groeien in een pioniersgezin met een leven vol met dieren, exotische inwoners, jacht op wilde dieren, safari’s en logeerpartijen (en grotendeels vrij van schooldiscipline). Die kinderen zijn er overigens heden ten dage nog, nu zijn het kinderen van ontwikkelingswerkers en onderzoekers die enkele jaren opgroeien in afgelegen plaatsen in de tropen en die zich later identificeren met deze omgeving, zoals mijn zoon die nog jaren lang vond dat hij eigenlijk in Kenya thuishoorde.

De boeken van Huxley stijgen ver uit boven de gebruikelijke jeugdherinneringen niet alleen door de stijl maar ook omdat de schrijfster de verhalen in hun historische context weet te plaatsen. Twintig jaar eerder had Huxley reeds de officieuze geschiedenis van de settlers in Kenya geschreven (White Man’s Country 1935). In die tijd bestonden reeds gegronde twijfels over deze vorm van bestuur maar Huxley slaagde erin een geïnspireerde verdediging te geven van de blanke settlers en hun invloed op de lokale bevolking. Sommige passages in dit boek worden haar nu nog kwalijk genomen door critici. Huxley kwam later wel tot het inzicht kwam dat het koloniale experiment onhoudbaar was. Toch heeft ze zich nooit afgezet tegen de individuele settlers, alhoewel dit lange tijd bon ton is geweest.

Door de historische context weet ze echter wel een ongewone diepgang te geven aan haar jeugdherinneringen. Als voorbeeld: het chronisch gebrek aan landarbeiders in die tijd, iets wat een kind niet snel op zou vallen, maar wel een bottleneck die heeft geleid tot diverse dwangmaatregelen die veel kwaad bloed hebben gezet bij de oorspronkelijke bevolking. Maar ze schetst ook de andere kant van de medaille, namelijk hoe snel die lokale bevolking leerde van de nieuwkomers te profiteren. Een illustratief verhaal is dat van de lokale veedieven die niet de moeite namen om het vee weg te drijven maar een veewagen huurden op rekening van de oorspronkelijke eigenaar.

C.S.Nicholls heeft inmiddels de biografie van deze grande dame geschreven (Elspeth Huxley: A Biography, HarperCollins 2002). Tot mijn verbazing blijkt Huxley betrekkelijk kort in Kenya te hebben gewoond, van haar vijfde jaar tot haar achttiende, alhoewel ze later wel vaak haar ouders bezocht die in Kenya bleven wonen. Haar ouders zijn later gescheiden. Nelly was een daadkrachtige en energieke vrouw, maar Jos was minder sterk van karakter en vaak afhankelijk van anderen om in zijn bestaan te voorzien. De ouders van Huxley waren bepaald niet welvarend, ze begonnen een tweede boerenbedrijf in Njoro, en probeerden verder met allerlei nevenactiviteiten het hoofd boven water te houden, uiteindelijk met weinig succes. Tot het eind hield haar moeder wanhopig vast aan het laatste stukje land dat ze nog in bezit had.

Nadat ze haar universitaire graad had behaald en o.a. bij de BBC had gewerkt werd Huxley wat nu een ‘ontwikkelingsdeskundige’ zou worden genoemd. Ze koos voor een leven in Engeland met echtgenoot en kind en schreef in totaal meer dan 40 boeken waaronder romans, detectives en reisverslagen. Al lang voordat de term werd bedacht was het politiek niet correct om positieve dingen te zeggen over kolonialisme en blanke settlers en dat is nu nog niet anders. Maar we kunnen blij zijn met haar sympathieke schetsen van een wereld die niet meer bestaat.


© 2005 Jan Dekker meer Jan Dekker - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De koloniale jeugd van Elspeth Huxley Jan Dekker
0206 Elspeth Huxley
Ik heb een zwak voor oude hotels met een koloniale geschiedenis; veel hout- en latwerk, de kamers met hoge plafonds en open haard en natuurlijk een grote, goedverzorgde tuin. Shepheard’s Hotel in Cairo schijnt het mooiste in zijn soort te zijn geweest, maar het is helaas afgebrand tijdens anti-Britse relletjes in 1952. Het mooiste exemplaar waar ik zelf heb gelogeerd was in Nuwara Eliya op Sri Lanka. Het Grand Hotel ligt in het bergachtige gebied midden op het eiland tussen de groene theevelden, met twee verdiepingen – zoals het hoort – en een prachtige biljartkamer met bediende in wit gewaad, sjerp en tulband. Hij was wel bereid een potje pool te spelen, maar sleepte toch ijverig met krijt, keu en voorzetstukken wanneer het mijn beurt was. Later bleek de schoorsteen van de open haard verstopt te zijn en stond mijn kamer plotseling vol met rook.

Het Norfolk Hotel in Nairobi hoort ook in het rijtje thuis hoewel een deel van de voorkant werd opgeblazen in 1980 bij een mysterieuze bomaanslag, waarschijnlijk gericht tegen de joodse eigenaar waarbij 16 mensen omkwamen, toen al. De bom was geplaatsts in een van de kamers boven de eetzaal, kleine kamers waar ik vaak had gelogeerd totdat de prijzen verhoogd werden en het te duur werd voor mijn dagvergoeding. Het Blue Posts Hotel in Thika, dat een belangrijke rol speelt in de boeken waarin Elspeth Huxley haar jeugd in Kenya beschrijft, bleek echter een tegenvaller. Het is niet meer dan een verzameling lage gebouwen met weinig allure en wordt vooral gebruikt voor daguitstapjes uit Nairobi om te lunchen, de speeltuin te gebruiken en naar de Chania waterval te kijken; een tijd lang was het een favoriet oord voor directeuren die hun secretaresses beter wilden leren kennen. Blue Posts heeft helaas de aansluiting met het moderne toerisme gemist en dat zou de oorspronkelijke eigenaar niet verbazen, want die klaagde al over gebrek aan gasten.

Elspeth Huxley (1907-1997) heeft met The Flame Trees of Thika (1959) en The Mottled Lizard (1962; beiden herdrukt in Penguin) twee klassiekers geschreven. De gefictionaliseerde herinneringen zijn gebaseerd op het leven van haar ouders, Jos and Nelly Grant, die in 1912 naar Kenya emigreerden. Ze hadden goede maatschappelijke connecties maar weinig middelen en waren in die zin exemplarisch voor hun soort. Het land dat ze verwierven in Thika, ongeveer 50 km ten Noorden van Nairobi, was niet bijzonder vruchtbaar; het beste land was al vergeven. De settlers in Kenya zijn vooral bekend om hun uitspattingen en extravagante levensstijl maar dit betrof toch een betrekkelijk kleine groep, de meeste settlers werkten en de Eerste Wereld Oorlog en de depressie van de jaren ’30 hebben velen de das om gedaan. Het verhaal wordt verteld vanuit het oogpunt van een vroegwijs kind dat scherp observeert, en die met verwondering en bewondering kijkt naar de vele merkwaardige karakters die haar wereld bevolken (Huxley ’s eerste publicatie was op veertienjarige leeftijd in de krant de Standard). The Flame Trees beschrijft de periode voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog; The Mottled Lizard van het eind van de oorlog tot het jaar waarin Elspeth naar Engeland afreist voor verdere studie.

De boeken zijn een genot om te lezen en maken duidelijk – als dat al nodig was – wat het zo aantrekkelijk maakte op te groeien in een pioniersgezin met een leven vol met dieren, exotische inwoners, jacht op wilde dieren, safari’s en logeerpartijen (en grotendeels vrij van schooldiscipline). Die kinderen zijn er overigens heden ten dage nog, nu zijn het kinderen van ontwikkelingswerkers en onderzoekers die enkele jaren opgroeien in afgelegen plaatsen in de tropen en die zich later identificeren met deze omgeving, zoals mijn zoon die nog jaren lang vond dat hij eigenlijk in Kenya thuishoorde.

De boeken van Huxley stijgen ver uit boven de gebruikelijke jeugdherinneringen niet alleen door de stijl maar ook omdat de schrijfster de verhalen in hun historische context weet te plaatsen. Twintig jaar eerder had Huxley reeds de officieuze geschiedenis van de settlers in Kenya geschreven (White Man’s Country 1935). In die tijd bestonden reeds gegronde twijfels over deze vorm van bestuur maar Huxley slaagde erin een geïnspireerde verdediging te geven van de blanke settlers en hun invloed op de lokale bevolking. Sommige passages in dit boek worden haar nu nog kwalijk genomen door critici. Huxley kwam later wel tot het inzicht kwam dat het koloniale experiment onhoudbaar was. Toch heeft ze zich nooit afgezet tegen de individuele settlers, alhoewel dit lange tijd bon ton is geweest.

Door de historische context weet ze echter wel een ongewone diepgang te geven aan haar jeugdherinneringen. Als voorbeeld: het chronisch gebrek aan landarbeiders in die tijd, iets wat een kind niet snel op zou vallen, maar wel een bottleneck die heeft geleid tot diverse dwangmaatregelen die veel kwaad bloed hebben gezet bij de oorspronkelijke bevolking. Maar ze schetst ook de andere kant van de medaille, namelijk hoe snel die lokale bevolking leerde van de nieuwkomers te profiteren. Een illustratief verhaal is dat van de lokale veedieven die niet de moeite namen om het vee weg te drijven maar een veewagen huurden op rekening van de oorspronkelijke eigenaar.

C.S.Nicholls heeft inmiddels de biografie van deze grande dame geschreven (Elspeth Huxley: A Biography, HarperCollins 2002). Tot mijn verbazing blijkt Huxley betrekkelijk kort in Kenya te hebben gewoond, van haar vijfde jaar tot haar achttiende, alhoewel ze later wel vaak haar ouders bezocht die in Kenya bleven wonen. Haar ouders zijn later gescheiden. Nelly was een daadkrachtige en energieke vrouw, maar Jos was minder sterk van karakter en vaak afhankelijk van anderen om in zijn bestaan te voorzien. De ouders van Huxley waren bepaald niet welvarend, ze begonnen een tweede boerenbedrijf in Njoro, en probeerden verder met allerlei nevenactiviteiten het hoofd boven water te houden, uiteindelijk met weinig succes. Tot het eind hield haar moeder wanhopig vast aan het laatste stukje land dat ze nog in bezit had.

Nadat ze haar universitaire graad had behaald en o.a. bij de BBC had gewerkt werd Huxley wat nu een ‘ontwikkelingsdeskundige’ zou worden genoemd. Ze koos voor een leven in Engeland met echtgenoot en kind en schreef in totaal meer dan 40 boeken waaronder romans, detectives en reisverslagen. Al lang voordat de term werd bedacht was het politiek niet correct om positieve dingen te zeggen over kolonialisme en blanke settlers en dat is nu nog niet anders. Maar we kunnen blij zijn met haar sympathieke schetsen van een wereld die niet meer bestaat.
© 2005 Jan Dekker
powered by CJ2