archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 18
Jaargang 14
30 augustus 2017
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Het vermaledijde G-woord Frits Hoorweg

1418VG Eerste wandelaarFlip van Doorn schreef een hommage aan zijn oudoom Jacobus Craandijk, onder de titel: ‘De eerste wandelaar’, Thomas Rap 2017.  Voor wie het even kwijt is: Ds. Craandijk (1834-1912) leverde een belangrijke bijdrage aan het populair maken van wandelen. Dat deed hij vooral door het schrijven van acht delen ‘Wandelingen door Nederland met pen en potlood’. Wie het, net als ik, niet kan laten in antiquariaten en op boekenmarkten  rond te snuffelen moet er wel eens een zijn tegengekomen. De enigszins plechtig aandoende illustraties, van de hand van P.A. Schipperus, laten de boeken eruit springen.

Van Doorn wandelt in het spoor van zijn oudoom, citeert gretig uit zijn boeken en lardeert het geheel met biografische passages en familiegeschiedenis. Het boek maakte aanvankelijk een wat rommelige indruk op me, maar daar geeft de schrijver op bladzijde 110 een mooie draai aan. Bij een bezoek aan de St. Janskerk in Gouda (die van de Goudse Glazen, de prachtige gebrandschilderde ramen) heeft hij een visioen.

Als een gordijn schuift buiten een wolk opzij, het zonlicht duikelt naar binnen en smijt de kleuren van glas nr. 28 voor mijn voeten op de kerkvloer. Rood, geel, groen, azuurblauw, als scherven liggen de reflecties rondgestrooid en ik moet me beheersen ze niet op te rapen.
Ineens, daar midden in de Sint-Janskerk in Gouda, zie ik helder voor me hoe ik zijn omvangrijke oeuvre het best kan beschrijven, hoe ik het zelf aan moet pakken.
Een boek over Craandijk vraagt om een bijzondere vorm.
Een mozaïekvertelling.
Glas-in-lood.


Knap, maar wellicht ook een beetje ‘over the top’? Ach, zo is er natuurlijk altijd wel wat te klagen. Erger vind ik het dat hij al op bladzijde 19 de lezer overvalt met uitroepen als: ‘Wandelen is heel iets anders dan lopen’ en even verderop vergrijpt hij zich zelfs aan het vermaledijde G-woord: ‘Wandelen is genieten’. Flip van Doorn is een positivo. Een prachtige levenshouding, maar als literaire conventie heeft hij z’n beperkingen.

Nee dan ‘Ongebaande Paden’ van Sylvian Tesson, Arbeiderspers 2017. De schrijver trekt te voet dwars door Frankrijk, van het uiterste zuidoosten naar de noordwestkust. Niet via wandelwegen of zo, hij zoekt z´n eigen weg, maakt lange dagen en slaapt vaak in de open lucht. Het woord genieten komt in zijn vocabulaire niet voor. Hij wil iets presteren, iets dat hij zich heeft voorgenomen tijdens vier miserabele maanden in het ziekenhuis. Daar is hij terechtgekomen nadat hij in beschonken toestand van een dak was gevallen.

Ik was in het donker omlaag gedonderd en met een smak op de aarde beland. Het was een val van acht meter, genoeg om al mijn ribben, mijn ruggenwervels en mijn schedel1418VG Craandonck en Schipperus te breken. Vier maanden later stond ik weer op straat, wankel in de benen, met een gepijnigd lijf, het bloed van een ander in de aderen, een ingedeukte schedel, een slechte stoelgang, littekens op mijn longen, een ruggengraat vol ijzer en een misvormd gezicht.

Tesson is (of moet ik zeggen was?) een geharde loper. Hij maakte eerder tochten door onherbergzame gebieden in Siberië, maar nu is hij niet meer wie hij was. Met deze tocht lijkt hij aan te willen tonen dat hij z’n mannetje toch nog wel staat. Uiteindelijk lukt hem dat, al heeft hij het af en toe behoorlijk te kwaad. Zo krijgt hij ergens een epileptische aanval (mede als gevolg van zijn schedelbasisfracturen). Gelukkig gebeurt dat juist als hij een paar dagen vergezeld wordt door een vriend.

In de brandweerwagen die me naar Aurillac bracht kwam ik weer bij bewustzijn en zag ik het vriendelijke hoofd van Humann die zich in de hotsende auto over me heen boog.
‘Je lag te stuiptrekken in het gras,’ zei hij.
‘Het duurt nooit lang.’
‘Toch nog een halfuur.’
‘Geen leuk gezicht.’
‘Niet erg, nee.’
‘Het komt doordat we in een gebied met lavagesteente lopen,’ zei ik, ‘onder het basalt zit vuur. De bodem zendt een slechte straling uit. Vroeger gingen mensen in vulkanische streken dood aan epilepsie.’
‘Weer wat geleerd,’ zei Humann.

En de lezer zegt hem dat na. Als de schrijver het over zijn lichamelijke toestand heeft moet ik er ondanks alles ook vaak om lachen. Als hij ergens in een dorpje met een cafeetje binnenkomt  probeert hij daar regelmatig een of ander gebotteld bouillondrankje te krijgen. Meestal is dat niet voorradig en in mijn gedachten zie ik zo’n kroegje voor me. De vaste clientèle, drank in de aanslag, ziet belangstellend toe hoe deze vreemdeling met z’n scheve bek iets non-alcoholisch probeert te krijgen.

Als Tesson gewoon zin heeft om te kankeren, richt hij zijn pijlen meestal op de droevige toestand van het Franse ‘platteland´. De autoriteiten krijgen het links en rechts om de oren. De Europese Commissie maakt het boeren onmogelijk om op normale manier geld te verdienen, het land raakt ontvolkt en het antwoord van de Franse regering bestaat voornamelijk uit futiele digitaliseringsplannen. Hij gebruikt daarbij een opmerkelijke variatie aan diskwalificaties. Althans dat maak ik op uit de Nederlandse vertaling. Misschien moet ik vooral de vertaler daarmee complimenteren. Het zal vast niet meevallen om zo´n uitgebreid repertoire aan diskwalificaties van passende Nederlandse equivalenten te voorzien.

Mag ik mij daarom voor één keer ook van het vermaledijde G-woord bedienen?
Beste Eef Gratema: ik heb van je vertaling genoten!


© 2017 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Het vermaledijde G-woord Frits Hoorweg
1418VG Eerste wandelaarFlip van Doorn schreef een hommage aan zijn oudoom Jacobus Craandijk, onder de titel: ‘De eerste wandelaar’, Thomas Rap 2017.  Voor wie het even kwijt is: Ds. Craandijk (1834-1912) leverde een belangrijke bijdrage aan het populair maken van wandelen. Dat deed hij vooral door het schrijven van acht delen ‘Wandelingen door Nederland met pen en potlood’. Wie het, net als ik, niet kan laten in antiquariaten en op boekenmarkten  rond te snuffelen moet er wel eens een zijn tegengekomen. De enigszins plechtig aandoende illustraties, van de hand van P.A. Schipperus, laten de boeken eruit springen.

Van Doorn wandelt in het spoor van zijn oudoom, citeert gretig uit zijn boeken en lardeert het geheel met biografische passages en familiegeschiedenis. Het boek maakte aanvankelijk een wat rommelige indruk op me, maar daar geeft de schrijver op bladzijde 110 een mooie draai aan. Bij een bezoek aan de St. Janskerk in Gouda (die van de Goudse Glazen, de prachtige gebrandschilderde ramen) heeft hij een visioen.

Als een gordijn schuift buiten een wolk opzij, het zonlicht duikelt naar binnen en smijt de kleuren van glas nr. 28 voor mijn voeten op de kerkvloer. Rood, geel, groen, azuurblauw, als scherven liggen de reflecties rondgestrooid en ik moet me beheersen ze niet op te rapen.
Ineens, daar midden in de Sint-Janskerk in Gouda, zie ik helder voor me hoe ik zijn omvangrijke oeuvre het best kan beschrijven, hoe ik het zelf aan moet pakken.
Een boek over Craandijk vraagt om een bijzondere vorm.
Een mozaïekvertelling.
Glas-in-lood.


Knap, maar wellicht ook een beetje ‘over the top’? Ach, zo is er natuurlijk altijd wel wat te klagen. Erger vind ik het dat hij al op bladzijde 19 de lezer overvalt met uitroepen als: ‘Wandelen is heel iets anders dan lopen’ en even verderop vergrijpt hij zich zelfs aan het vermaledijde G-woord: ‘Wandelen is genieten’. Flip van Doorn is een positivo. Een prachtige levenshouding, maar als literaire conventie heeft hij z’n beperkingen.

Nee dan ‘Ongebaande Paden’ van Sylvian Tesson, Arbeiderspers 2017. De schrijver trekt te voet dwars door Frankrijk, van het uiterste zuidoosten naar de noordwestkust. Niet via wandelwegen of zo, hij zoekt z´n eigen weg, maakt lange dagen en slaapt vaak in de open lucht. Het woord genieten komt in zijn vocabulaire niet voor. Hij wil iets presteren, iets dat hij zich heeft voorgenomen tijdens vier miserabele maanden in het ziekenhuis. Daar is hij terechtgekomen nadat hij in beschonken toestand van een dak was gevallen.

Ik was in het donker omlaag gedonderd en met een smak op de aarde beland. Het was een val van acht meter, genoeg om al mijn ribben, mijn ruggenwervels en mijn schedel1418VG Craandonck en Schipperus te breken. Vier maanden later stond ik weer op straat, wankel in de benen, met een gepijnigd lijf, het bloed van een ander in de aderen, een ingedeukte schedel, een slechte stoelgang, littekens op mijn longen, een ruggengraat vol ijzer en een misvormd gezicht.

Tesson is (of moet ik zeggen was?) een geharde loper. Hij maakte eerder tochten door onherbergzame gebieden in Siberië, maar nu is hij niet meer wie hij was. Met deze tocht lijkt hij aan te willen tonen dat hij z’n mannetje toch nog wel staat. Uiteindelijk lukt hem dat, al heeft hij het af en toe behoorlijk te kwaad. Zo krijgt hij ergens een epileptische aanval (mede als gevolg van zijn schedelbasisfracturen). Gelukkig gebeurt dat juist als hij een paar dagen vergezeld wordt door een vriend.

In de brandweerwagen die me naar Aurillac bracht kwam ik weer bij bewustzijn en zag ik het vriendelijke hoofd van Humann die zich in de hotsende auto over me heen boog.
‘Je lag te stuiptrekken in het gras,’ zei hij.
‘Het duurt nooit lang.’
‘Toch nog een halfuur.’
‘Geen leuk gezicht.’
‘Niet erg, nee.’
‘Het komt doordat we in een gebied met lavagesteente lopen,’ zei ik, ‘onder het basalt zit vuur. De bodem zendt een slechte straling uit. Vroeger gingen mensen in vulkanische streken dood aan epilepsie.’
‘Weer wat geleerd,’ zei Humann.

En de lezer zegt hem dat na. Als de schrijver het over zijn lichamelijke toestand heeft moet ik er ondanks alles ook vaak om lachen. Als hij ergens in een dorpje met een cafeetje binnenkomt  probeert hij daar regelmatig een of ander gebotteld bouillondrankje te krijgen. Meestal is dat niet voorradig en in mijn gedachten zie ik zo’n kroegje voor me. De vaste clientèle, drank in de aanslag, ziet belangstellend toe hoe deze vreemdeling met z’n scheve bek iets non-alcoholisch probeert te krijgen.

Als Tesson gewoon zin heeft om te kankeren, richt hij zijn pijlen meestal op de droevige toestand van het Franse ‘platteland´. De autoriteiten krijgen het links en rechts om de oren. De Europese Commissie maakt het boeren onmogelijk om op normale manier geld te verdienen, het land raakt ontvolkt en het antwoord van de Franse regering bestaat voornamelijk uit futiele digitaliseringsplannen. Hij gebruikt daarbij een opmerkelijke variatie aan diskwalificaties. Althans dat maak ik op uit de Nederlandse vertaling. Misschien moet ik vooral de vertaler daarmee complimenteren. Het zal vast niet meevallen om zo´n uitgebreid repertoire aan diskwalificaties van passende Nederlandse equivalenten te voorzien.

Mag ik mij daarom voor één keer ook van het vermaledijde G-woord bedienen?
Beste Eef Gratema: ik heb van je vertaling genoten!
© 2017 Frits Hoorweg
powered by CJ2