![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
|
![]() |
![]() |
![]() Nummer 17 Jaargang 1 8 juli 2004 |
![]() |
![]() |
|
![]() |
|||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
Beschouwingen > Het leven zelf | ||||
In dichtvorm | Marc van Caelenberg | |||
Onder de hazelaar Vond ik vandaag zo maar Tussen verdorde blaren En takjes die eens twijgen waren Een schedeltje. Misschien als prooi hierheen gebracht, Misschien hier op zijn dood gewacht; Te groot om muis of rat te zijn, Te klein om van een kat te zijn: Een wezeltje? Of anderzijds, het was al dagen Dat wij het diertje niet meer zagen Dat vrolijk over ’t grasveld liep Als ieder ander dier al sliep: Een egeltje. Maar dit is wat er over blijft En waar een dichter over schrijft: Tussen verdorde blaren En takjes die eens twijgen waren: Een schedeltje. |
||||
© 2004 Marc van Caelenberg | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
||
![]() |
powered by CJ2 |