archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 5
Jaargang 14
15 december 2016
Bezigheden > Ergernissen delen printen terug
Onzinnige postpicturale kunst Kurt Willems

1405BZ Moderne kunst1Alom rebellie tegen elites
De Ierse toneelschrijver en theatercriticus Bernhard Shaw had het niet op geleerdheid of gewichtigdoenerij van nieuwe beroepsgroepen. Hij typeerde die als een ‘samenzwering tegen leken’. Tegenwoordig pikken leken het niet meer. De laatste jaren wantrouwt de gewone man elites; in zijn ogen alle functionarissen die iets over hem te zeggen zouden kunnen hebben. Om geen aandacht van bloggende of twitterende gifkikkers te trekken, moeten bestuurders, leraren, loketbeambten en zo meer, op eieren lopen. Hoe is het toch mogelijk dat kunstenaars en kunstofficials die leken werkelijk minachten en zelfs trouwe volgelingen in de maling nemen, tot nu toe gespaard bleven? Na de hoopjes sloopafval, plakwerken met restjes sperma en braaksel, een vloer vol pindakaas, opgezette haaien, werd er onlangs in een Nederlands moma *) een kolossale vaatdoek uitgespreid, die onder de schoenzolen van museumbezoekers eenmalige voetvegen moest gaan opleveren. Een beetje blogger zou zijn vingers er toch bij aflikken?

Begrijp goed dat ik niets heb tegen geinige speelmachines, zoals de vernuftige door zeewind aangedreven loopbeesten van Theo Jansen. Voor mijn part wordt het allemaal ingelijfd bij beeldende kunst, zolang het er maar goed uitziet en vakkundigheid verraadt. Nee, ik bedoel de uitwassen van de permanente opstand tegen esthetische conventies. De mallemolen dus waarin de eigentijdse kunst wel terecht moest komen door hardnekkig vast te houden aan een opdracht tot, het geeft niet welke, vernieuwing, als de toeschouwer er maar door geschokt raakt. Foute boel dat daar belastinggeld mee gemoeid is. Over particulier bekostigde (inpak)stunts hebben we niks te zeggen, mits het geen blijvende horizonvervuiling oplevert. Daarom blij dat de reusachtige badeend van Florentijn Hofman niet in eigen land, maar in de haven van Hong Kong terecht is gekomen. Aan de kolos van ‘Kabouter Buttplug’ (alias Santa Claus van de Amerikaan McCarthy) in Rotterdam, hebben we wel genoeg.

Bedrog?
Al weer honderd jaar geleden dolde de Dadaïst Marcel Duchamp een selectiecommissie in New York met een onder pseudoniem ingezonden pisbak. Hij haalde de expositie er niet mee, maar zijn daad is naderhand gecanoniseerd als één van de grote kunstdoorbraken. De metamorfose van een flutding tot cult object, louter door onderdompeling in gewijde museale sfeer, werd een truc die sindsdien voortdurend is herhaald en uitgemolken. Betrokken partijen weten in het begin drommels goed dat het om bubbels gaat, maar de truc werkt nog steeds en intussen zijn er veel belangen mee gemoeid. Geen wonder dat betrokkenen erin zijn gaan geloven. Zwendel? Alleen uit het standpunt van de afvallige die het kunstje kent, want bekeerlingen zijn er graag van overtuigd het licht te hebben gezien.

Waarom geen opschudding?
Af en toe komt er van buiten het kunstcircuit wel kritiek, van opiniemakers en wetenschappers. De inmiddels overleden columnist Hofland suggereerde bijvoorbeeld om voortaan maar van ‘vondstenaars’ te spreken in plaats van kunstenaar. Alsof kunstrecensenten om nieuwe woorden verlegen zitten. Tot een finale afwijzing kwam het niet, zoals vakgeleerden die ook schuwen. Heel af en toe is er wel eens een kunstenaar zelf (bijv. Kraaijpoel) die de zaak hekelt. Nee, dan op verjaardagen en partijen. Over het gepruts en de gezwollen verkooppraatjes kan het hoog oplopen, al zit men het feest dan ook gewoon uit. Niemand die er echt eens wat tegen doet. Alleen vervalsingen komen voor de rechter. Niet zo lang geleden werd een restaurateur van het met mes beschadigde rode paneel van Barnett Newman wegens fraude veroordeeld. Hoe bestaat het? En waarom moet je voor woede gestoord zijn? Waarom bij anderen geen verontwaardiging als effen gekleurd canvas nieuwsgierigheid moet wekken?

Gewone man komt niet bij eigentijdse kunst
De stilte uit de hoek van giftweets laat zich eenvoudig verklaren doordat de gewone man ongewone kunst mijdt, vooral die in moma’s. Wat niet weet wat niet deert. Het bleef bij het ‘dat kan mijn kind ook’, uit de jaren ’50. Bij exposities met uitvergroot kinderspeelgoed denk je wel eens: zou de elite dan toch aan de gewone man hebben gedacht? In ieder geval ontbreken verse protesten. Neerlands populisme maakt zich er niet druk over, al moet het niets van kunstsubsidies hebben. Als er kunst van straat verdwijnt, gaat het om koperdieven en traditionele beelden. Waarom is die beeldende kunst eigenlijk zo ver op drift geraakt?
 
Schilderkunst: van oudsher gezichtsbedrog
Tot ver in de 19e eeuw waren schilders de meesters die met perspectief, kleurgebruik, anatomische kennis en suggestieve verfstreek, levensechte taferelen op een vlak doek wisten te toveren. Die kunsten zijn weliswaar door foto en film ingehaald en geschilderde propaganda voor god, vorst en vaderland hoeft ook niet meer, maar de magie van schilderkunst was niet zomaar uitgewerkt. Toen schilders de vaardigheden onder de knie kregen, zeg maar rond 1500, versleutelden ze ook nog eens diepzinnige – voor leken onbegrijpelijke – boodschappen in toch al overvolle schilderijen. In de 19e eeuw gingen schilders zich er zelfs op toeleggen. Naarmate schilderijen onder het modernisme minder te zien gaven, kwam er wel steeds meer bij kijken. De moma’s moesten zelf op verkenning uit, want in de traditionele kunsthandel hing het niet meer. En de bezoeker wil dan ook wel weten hoe moeilijk de kunstenaar het heeft gehad, hoe je de eigen lijn moet herkennen, en wat ermee bedoeld kan zijn. Genoeg werk voor nieuwe specialisten, allemaal gehaaid in het ik-zie-ik-zie-wat-jij-niet-ziet.
Magritte wees eind jaren ’20 vorige eeuw nog maar eens op het bedrog van de geschilderde voorstelling: beste kijker, wat je ziet is geen pijp. Tevergeefs. De liefhebber wil maar wat graag iets zien wat er niet echt is. In oude kunst dus diepte, licht en actie, in vernieuwende kunst: een diepere betekenis.

Brein kan veel visuele chaos aan
Waar muziek en theater minstens nog door vakmensen uitvoerbaar moet blijven en proza dat breekt met verhalende conventies niet meer te volgen is, bestaat er bij visuele uitingen meer ruimte voor Spielerei. Het incasseringsvermogen bij kunst kijken is gewoonweg groter. In woest aangebrachte kleurvegen weet het brein een patroon te vinden. In veel huizen mogen ze best boven de bank hangen. Door flashbacks in films is de huidige beeldconsument gewend even na te moeten denken, bij moderne kunst moet dit aan een stuk. Die reeds buitengewone verdraagzaamheid is in de kunstprofessie opgevat als vrijbrief om steeds maar weer een stapje verder te gaan. Nog eens uitproberen hoeveel nonsens tot ‘reflectie’ blijft aansporen. Zo pubert de momaclub steeds maar door, terwijl dit bij andere disciplines wel uitgewerkt lijkt.

Compensatie voor slachtofferschap van voorgangers
Na de oorlog ontstond er in Nederland een ongekend gulle overheidsteun, gevoed door schaamte over het lot van onbegrepen pioniers van moderne kunst. Vincent van Gogh was hiervoor het symbool. Dat mocht een beschaafd land niet opnieuw laten gebeuren. Nederland bedacht een breed sociaal vangnet, dat werkte als tombola: wie schilderend niet aan de bak kwam, kon zijn werk tegen een uitkering bij de overheid kwijt (BKR). Het werkte als onbedoelde uitnodiging, zodat steeds meer personen kunstenaarsbloed voelden kriebelen en er steeds meer onbegrepen artiesten rondliepen. Meer dan de mythe aankon, want die moet het van een enkele martelaar hebben, jong gestoven, als het even kan.
Het modernisme schoot wel goed wortel. Abstracte en non-figuratieve expressionistische richtingen brachten het tot officiële kunststijl, vooral omdat deze ‘Entartete Kunst’ onder de nazi-bezetting verboden was geweest. Wat volstrekt foute lieden verbieden, moet wel goed zijn, zodat abstractie1405BZ Moderne kunst2 en vrije expressie als correcte en progressieve kunst de wind mee kreeg. De enige soort die in moma’s nog te zien kwam. Opstandige kunst, dat moest het zijn, en dat bleef het ook toen Popart de zalen veroverde en daarna concepten, ‘performances’ en postmoderne trivialiteiten aan de beurt kwamen. Onveranderd ook de opgave om toeschouwers op het verkeerde been te zetten. Natuurlijk zelf wel braaf in de pas blijven met gerenommeerde buitenlandse moma’s. Nederland heeft zo niets hoeven missen, niet van het gênant narcisme van het duo Gilbert en George, niet van de opgeblazen kitsch van Jeff Koons.
Zonder overheidssteun, begonnen als Wiedergutmachung en uit vrees voor kortzichtigheid, had die ongein nooit kans gekregen. Waarom lieten ook verstandige lieden dit zomaar gebeuren?

Thorbecke en uitingsvrijheid als vrijbrief
Thorbecke’s conclusie: ‘de overheid is geen oordelaar van kunst en wetenschap’, is naderhand zo breed uitgelegd dat de staat niet aansprakelijk is voor enigerlei inhoud van door haar gesubsidieerde producten. Wel merkwaardig in het geval ‘tot haat aanzettende’ elementen onderdeel zijn van werk dat er zonder overheidsteun niet zou zijn gekomen. Uiteindelijk beslissend is de praktisch onaantastbaar gebleken uitingsvrijheid voor de kunstzinnige verbeelding.

Angst voor demonisering
Figuratieve kunst zit sinds Popart en de erkenning van fotografie tot kunstuiting, niet meer in het verdomhoekje. Dat mag allemaal voorbij zijn, maar wee degene die uitwassen van artistieke vrijheid durft te veroordelen. ‘Droogstoppel’, ‘niet-met-je-tijd-mee-kunnen’, is wel het minste wat je boven het hoofd hangt. Grote kans nog steeds om van nazisympathieën beticht te worden, speciaal door de kwaliteitspers, de waakhond van de uitingsvrijheid. Ja, die vrije blikverruimende kunst. Stel dat je Damien Hirst had moeten missen en zijn met diamanten versierde schedel, die patjepeeërs zo goed bevalt. Zelfs de poenerige, autocratische oliestaten willen erbij horen en zelf ook moma’s uit de grond stampen.

Ongenaakbare reputaties aan flarden?
Ondanks de genoemde vrijbrief, zijn overheden en door overheden gesteunde moma’s volop partij geweest bij het verzamelen en voortbestaan van eigentijds kunst, ook dus bij de uitwassen. Dat geldt in de gehele westerse wereld. Bij gerechtelijke stappen ertegen zou een rij van politici en oud-bewindslieden opgeroepen moeten worden. Gevestigde belangen van metropolen met hun massale cultuurpelgrimage komen er ook bij in het geding. Reputaties bovendien. Aan kunsttempels zijn de namen verbonden van schatrijke erflaters. Van staatshoofden ook, die - uit op eeuwige roem - kort voor hun aftreden nog gauw opdracht gaven voor een nieuw moma onder de pannen van een architecturaal hoogstandje.

Geen bruikbare maatstaven, geen benadeelden
Als men vermaledijde conventies overboord zet, zijn er geen maatstaven meer om werk te beoordelen op een manier die voor derden inzichtelijk is. Het moet dan van intuïtie en vooral geloof komen. Stel dat je uitkomsten juridisch wilt aanvechten, dan moet aantoonbaar zijn dat talentenjagers, adviseurs, museale collectioneurs, niet integer handelden. Terwijl zij tot het eind toe zullen volhouden, oprecht in de kwaliteit van hun ontdekkingen te geloven. Geloof dus. Welke wereldvreemde gaat hier een geloof vervolgen? In een grijs verleden gebeurde dit alleen met ketters. Juristen zouden meteen vragen wie er dan wel onder de zaak geleden mag hebben.

Medeplichtigheid van publieksgroepen
Verlichte geesten verwachten tegenwoordig in musea gesticht te worden. Alleen daar stellen ze zich nog open voor mystiek en mythe. Bezoekers die daar ver in gaan en stichtelijk aangeprezen flauwekul voor lief nemen, zijn geen slachtoffers maar medeplichtigen. Onderzoek van de Erasmusuniversiteit heeft bevestigd dat de flirt van bezoekers met eigentijdse kunst meestal niet op kennis van zaken stoelt, maar hoofdzakelijk op een verlangen erbij te mogen horen. Uit externe statuskenmerken, uit de manier dus waarop artefacten worden aangeprezen en uitgestald, leidt men af wat ware moderne kunst zou moeten zijn en wat niet.

Waar te beginnen?
Waar is het mis gelopen? Bij de eerste die de truc van Duchamp nog maar eens met eigen bedenksels wilde nabootsen? Hoort een flink deel van die best leuke Popart daar dan niet bij? Of ging het kort na 1900 al mis, toen een schilderij van Kadinsky geruime tijd ondersteboven werd geëxposeerd? Geen begin van consensus bij de kwestie welke kunstenaars en officials het kunstvak hielpen opblazen. Als je net denkt in een nuchtere deskundige een medestander gevonden te hebben, gebeurt het je geregeld dat deze favorieten noemt, die jijzelf nu uitgerekend dwaallichten vindt. Geen beginnen aan dus. De kwestie zal je telkens door de vingers glippen, als een paling in een - nog te musealiseren - emmer snot.

*) Deze afkorting voor het bekende Museum of Modern Art in New York, zal ik voortaan gebruiken voor de aanduiding van: musea voor moderne resp. eigentijdse kunst, als regel voor de Nederlandse. Dat scheelt weer wat woorden.

----
De tekeningen zijn van Via Dit
Meer informatie op: www.viadit.nl

© 2016 Kurt Willems meer Kurt Willems - meer "Ergernissen"
Bezigheden > Ergernissen
Onzinnige postpicturale kunst Kurt Willems
1405BZ Moderne kunst1Alom rebellie tegen elites
De Ierse toneelschrijver en theatercriticus Bernhard Shaw had het niet op geleerdheid of gewichtigdoenerij van nieuwe beroepsgroepen. Hij typeerde die als een ‘samenzwering tegen leken’. Tegenwoordig pikken leken het niet meer. De laatste jaren wantrouwt de gewone man elites; in zijn ogen alle functionarissen die iets over hem te zeggen zouden kunnen hebben. Om geen aandacht van bloggende of twitterende gifkikkers te trekken, moeten bestuurders, leraren, loketbeambten en zo meer, op eieren lopen. Hoe is het toch mogelijk dat kunstenaars en kunstofficials die leken werkelijk minachten en zelfs trouwe volgelingen in de maling nemen, tot nu toe gespaard bleven? Na de hoopjes sloopafval, plakwerken met restjes sperma en braaksel, een vloer vol pindakaas, opgezette haaien, werd er onlangs in een Nederlands moma *) een kolossale vaatdoek uitgespreid, die onder de schoenzolen van museumbezoekers eenmalige voetvegen moest gaan opleveren. Een beetje blogger zou zijn vingers er toch bij aflikken?

Begrijp goed dat ik niets heb tegen geinige speelmachines, zoals de vernuftige door zeewind aangedreven loopbeesten van Theo Jansen. Voor mijn part wordt het allemaal ingelijfd bij beeldende kunst, zolang het er maar goed uitziet en vakkundigheid verraadt. Nee, ik bedoel de uitwassen van de permanente opstand tegen esthetische conventies. De mallemolen dus waarin de eigentijdse kunst wel terecht moest komen door hardnekkig vast te houden aan een opdracht tot, het geeft niet welke, vernieuwing, als de toeschouwer er maar door geschokt raakt. Foute boel dat daar belastinggeld mee gemoeid is. Over particulier bekostigde (inpak)stunts hebben we niks te zeggen, mits het geen blijvende horizonvervuiling oplevert. Daarom blij dat de reusachtige badeend van Florentijn Hofman niet in eigen land, maar in de haven van Hong Kong terecht is gekomen. Aan de kolos van ‘Kabouter Buttplug’ (alias Santa Claus van de Amerikaan McCarthy) in Rotterdam, hebben we wel genoeg.

Bedrog?
Al weer honderd jaar geleden dolde de Dadaïst Marcel Duchamp een selectiecommissie in New York met een onder pseudoniem ingezonden pisbak. Hij haalde de expositie er niet mee, maar zijn daad is naderhand gecanoniseerd als één van de grote kunstdoorbraken. De metamorfose van een flutding tot cult object, louter door onderdompeling in gewijde museale sfeer, werd een truc die sindsdien voortdurend is herhaald en uitgemolken. Betrokken partijen weten in het begin drommels goed dat het om bubbels gaat, maar de truc werkt nog steeds en intussen zijn er veel belangen mee gemoeid. Geen wonder dat betrokkenen erin zijn gaan geloven. Zwendel? Alleen uit het standpunt van de afvallige die het kunstje kent, want bekeerlingen zijn er graag van overtuigd het licht te hebben gezien.

Waarom geen opschudding?
Af en toe komt er van buiten het kunstcircuit wel kritiek, van opiniemakers en wetenschappers. De inmiddels overleden columnist Hofland suggereerde bijvoorbeeld om voortaan maar van ‘vondstenaars’ te spreken in plaats van kunstenaar. Alsof kunstrecensenten om nieuwe woorden verlegen zitten. Tot een finale afwijzing kwam het niet, zoals vakgeleerden die ook schuwen. Heel af en toe is er wel eens een kunstenaar zelf (bijv. Kraaijpoel) die de zaak hekelt. Nee, dan op verjaardagen en partijen. Over het gepruts en de gezwollen verkooppraatjes kan het hoog oplopen, al zit men het feest dan ook gewoon uit. Niemand die er echt eens wat tegen doet. Alleen vervalsingen komen voor de rechter. Niet zo lang geleden werd een restaurateur van het met mes beschadigde rode paneel van Barnett Newman wegens fraude veroordeeld. Hoe bestaat het? En waarom moet je voor woede gestoord zijn? Waarom bij anderen geen verontwaardiging als effen gekleurd canvas nieuwsgierigheid moet wekken?

Gewone man komt niet bij eigentijdse kunst
De stilte uit de hoek van giftweets laat zich eenvoudig verklaren doordat de gewone man ongewone kunst mijdt, vooral die in moma’s. Wat niet weet wat niet deert. Het bleef bij het ‘dat kan mijn kind ook’, uit de jaren ’50. Bij exposities met uitvergroot kinderspeelgoed denk je wel eens: zou de elite dan toch aan de gewone man hebben gedacht? In ieder geval ontbreken verse protesten. Neerlands populisme maakt zich er niet druk over, al moet het niets van kunstsubsidies hebben. Als er kunst van straat verdwijnt, gaat het om koperdieven en traditionele beelden. Waarom is die beeldende kunst eigenlijk zo ver op drift geraakt?
 
Schilderkunst: van oudsher gezichtsbedrog
Tot ver in de 19e eeuw waren schilders de meesters die met perspectief, kleurgebruik, anatomische kennis en suggestieve verfstreek, levensechte taferelen op een vlak doek wisten te toveren. Die kunsten zijn weliswaar door foto en film ingehaald en geschilderde propaganda voor god, vorst en vaderland hoeft ook niet meer, maar de magie van schilderkunst was niet zomaar uitgewerkt. Toen schilders de vaardigheden onder de knie kregen, zeg maar rond 1500, versleutelden ze ook nog eens diepzinnige – voor leken onbegrijpelijke – boodschappen in toch al overvolle schilderijen. In de 19e eeuw gingen schilders zich er zelfs op toeleggen. Naarmate schilderijen onder het modernisme minder te zien gaven, kwam er wel steeds meer bij kijken. De moma’s moesten zelf op verkenning uit, want in de traditionele kunsthandel hing het niet meer. En de bezoeker wil dan ook wel weten hoe moeilijk de kunstenaar het heeft gehad, hoe je de eigen lijn moet herkennen, en wat ermee bedoeld kan zijn. Genoeg werk voor nieuwe specialisten, allemaal gehaaid in het ik-zie-ik-zie-wat-jij-niet-ziet.
Magritte wees eind jaren ’20 vorige eeuw nog maar eens op het bedrog van de geschilderde voorstelling: beste kijker, wat je ziet is geen pijp. Tevergeefs. De liefhebber wil maar wat graag iets zien wat er niet echt is. In oude kunst dus diepte, licht en actie, in vernieuwende kunst: een diepere betekenis.

Brein kan veel visuele chaos aan
Waar muziek en theater minstens nog door vakmensen uitvoerbaar moet blijven en proza dat breekt met verhalende conventies niet meer te volgen is, bestaat er bij visuele uitingen meer ruimte voor Spielerei. Het incasseringsvermogen bij kunst kijken is gewoonweg groter. In woest aangebrachte kleurvegen weet het brein een patroon te vinden. In veel huizen mogen ze best boven de bank hangen. Door flashbacks in films is de huidige beeldconsument gewend even na te moeten denken, bij moderne kunst moet dit aan een stuk. Die reeds buitengewone verdraagzaamheid is in de kunstprofessie opgevat als vrijbrief om steeds maar weer een stapje verder te gaan. Nog eens uitproberen hoeveel nonsens tot ‘reflectie’ blijft aansporen. Zo pubert de momaclub steeds maar door, terwijl dit bij andere disciplines wel uitgewerkt lijkt.

Compensatie voor slachtofferschap van voorgangers
Na de oorlog ontstond er in Nederland een ongekend gulle overheidsteun, gevoed door schaamte over het lot van onbegrepen pioniers van moderne kunst. Vincent van Gogh was hiervoor het symbool. Dat mocht een beschaafd land niet opnieuw laten gebeuren. Nederland bedacht een breed sociaal vangnet, dat werkte als tombola: wie schilderend niet aan de bak kwam, kon zijn werk tegen een uitkering bij de overheid kwijt (BKR). Het werkte als onbedoelde uitnodiging, zodat steeds meer personen kunstenaarsbloed voelden kriebelen en er steeds meer onbegrepen artiesten rondliepen. Meer dan de mythe aankon, want die moet het van een enkele martelaar hebben, jong gestoven, als het even kan.
Het modernisme schoot wel goed wortel. Abstracte en non-figuratieve expressionistische richtingen brachten het tot officiële kunststijl, vooral omdat deze ‘Entartete Kunst’ onder de nazi-bezetting verboden was geweest. Wat volstrekt foute lieden verbieden, moet wel goed zijn, zodat abstractie1405BZ Moderne kunst2 en vrije expressie als correcte en progressieve kunst de wind mee kreeg. De enige soort die in moma’s nog te zien kwam. Opstandige kunst, dat moest het zijn, en dat bleef het ook toen Popart de zalen veroverde en daarna concepten, ‘performances’ en postmoderne trivialiteiten aan de beurt kwamen. Onveranderd ook de opgave om toeschouwers op het verkeerde been te zetten. Natuurlijk zelf wel braaf in de pas blijven met gerenommeerde buitenlandse moma’s. Nederland heeft zo niets hoeven missen, niet van het gênant narcisme van het duo Gilbert en George, niet van de opgeblazen kitsch van Jeff Koons.
Zonder overheidssteun, begonnen als Wiedergutmachung en uit vrees voor kortzichtigheid, had die ongein nooit kans gekregen. Waarom lieten ook verstandige lieden dit zomaar gebeuren?

Thorbecke en uitingsvrijheid als vrijbrief
Thorbecke’s conclusie: ‘de overheid is geen oordelaar van kunst en wetenschap’, is naderhand zo breed uitgelegd dat de staat niet aansprakelijk is voor enigerlei inhoud van door haar gesubsidieerde producten. Wel merkwaardig in het geval ‘tot haat aanzettende’ elementen onderdeel zijn van werk dat er zonder overheidsteun niet zou zijn gekomen. Uiteindelijk beslissend is de praktisch onaantastbaar gebleken uitingsvrijheid voor de kunstzinnige verbeelding.

Angst voor demonisering
Figuratieve kunst zit sinds Popart en de erkenning van fotografie tot kunstuiting, niet meer in het verdomhoekje. Dat mag allemaal voorbij zijn, maar wee degene die uitwassen van artistieke vrijheid durft te veroordelen. ‘Droogstoppel’, ‘niet-met-je-tijd-mee-kunnen’, is wel het minste wat je boven het hoofd hangt. Grote kans nog steeds om van nazisympathieën beticht te worden, speciaal door de kwaliteitspers, de waakhond van de uitingsvrijheid. Ja, die vrije blikverruimende kunst. Stel dat je Damien Hirst had moeten missen en zijn met diamanten versierde schedel, die patjepeeërs zo goed bevalt. Zelfs de poenerige, autocratische oliestaten willen erbij horen en zelf ook moma’s uit de grond stampen.

Ongenaakbare reputaties aan flarden?
Ondanks de genoemde vrijbrief, zijn overheden en door overheden gesteunde moma’s volop partij geweest bij het verzamelen en voortbestaan van eigentijds kunst, ook dus bij de uitwassen. Dat geldt in de gehele westerse wereld. Bij gerechtelijke stappen ertegen zou een rij van politici en oud-bewindslieden opgeroepen moeten worden. Gevestigde belangen van metropolen met hun massale cultuurpelgrimage komen er ook bij in het geding. Reputaties bovendien. Aan kunsttempels zijn de namen verbonden van schatrijke erflaters. Van staatshoofden ook, die - uit op eeuwige roem - kort voor hun aftreden nog gauw opdracht gaven voor een nieuw moma onder de pannen van een architecturaal hoogstandje.

Geen bruikbare maatstaven, geen benadeelden
Als men vermaledijde conventies overboord zet, zijn er geen maatstaven meer om werk te beoordelen op een manier die voor derden inzichtelijk is. Het moet dan van intuïtie en vooral geloof komen. Stel dat je uitkomsten juridisch wilt aanvechten, dan moet aantoonbaar zijn dat talentenjagers, adviseurs, museale collectioneurs, niet integer handelden. Terwijl zij tot het eind toe zullen volhouden, oprecht in de kwaliteit van hun ontdekkingen te geloven. Geloof dus. Welke wereldvreemde gaat hier een geloof vervolgen? In een grijs verleden gebeurde dit alleen met ketters. Juristen zouden meteen vragen wie er dan wel onder de zaak geleden mag hebben.

Medeplichtigheid van publieksgroepen
Verlichte geesten verwachten tegenwoordig in musea gesticht te worden. Alleen daar stellen ze zich nog open voor mystiek en mythe. Bezoekers die daar ver in gaan en stichtelijk aangeprezen flauwekul voor lief nemen, zijn geen slachtoffers maar medeplichtigen. Onderzoek van de Erasmusuniversiteit heeft bevestigd dat de flirt van bezoekers met eigentijdse kunst meestal niet op kennis van zaken stoelt, maar hoofdzakelijk op een verlangen erbij te mogen horen. Uit externe statuskenmerken, uit de manier dus waarop artefacten worden aangeprezen en uitgestald, leidt men af wat ware moderne kunst zou moeten zijn en wat niet.

Waar te beginnen?
Waar is het mis gelopen? Bij de eerste die de truc van Duchamp nog maar eens met eigen bedenksels wilde nabootsen? Hoort een flink deel van die best leuke Popart daar dan niet bij? Of ging het kort na 1900 al mis, toen een schilderij van Kadinsky geruime tijd ondersteboven werd geëxposeerd? Geen begin van consensus bij de kwestie welke kunstenaars en officials het kunstvak hielpen opblazen. Als je net denkt in een nuchtere deskundige een medestander gevonden te hebben, gebeurt het je geregeld dat deze favorieten noemt, die jijzelf nu uitgerekend dwaallichten vindt. Geen beginnen aan dus. De kwestie zal je telkens door de vingers glippen, als een paling in een - nog te musealiseren - emmer snot.

*) Deze afkorting voor het bekende Museum of Modern Art in New York, zal ik voortaan gebruiken voor de aanduiding van: musea voor moderne resp. eigentijdse kunst, als regel voor de Nederlandse. Dat scheelt weer wat woorden.

----
De tekeningen zijn van Via Dit
Meer informatie op: www.viadit.nl
© 2016 Kurt Willems
powered by CJ2