archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 16
Jaargang 13
23 juni 2016
Vermaak en Genot > Misdaadboeken delen printen terug
De handen van meneer Ottermole * Frits Hoorweg

1316VG HandenHet plaatje is gemaakt door Linda Hulshof.
De schrijver liet zich erdoor inspireren tot het volgende verhaal.
----------------

Er is een tijd geweest dat verhalen een voorname plaats innamen in de misdaadliteratuur; in de literatuur in z’n algemeenheid trouwens. Het had iets te maken met de populariteit van tijdschriften als The Strand in Engeland. Boeken uitgeven en aan de man brengen was te duur, misschien omdat het pocketboek nog moest worden uitgevonden.

In mijn boekenkast staan enkele dikke pillen met hoogtepunten uit die tijd. Het begon, zeggen de mensen die geacht worden het te weten, allemaal met ‘The murders in the Rue Morgue’ van Edgar Allen Poe, dat een tijd lang model stond voor hoe zo’n verhaal in elkaar hoort te zitten: er heeft ergens een moord plaatsgevonden en een slimme speurder vindt uit wie dat gedaan heeft, met welk motief en hoe. Het werd op den duur zozeer een sjabloon dat schrijvers hun best begonnen te doen om iets anders te verzinnen.

Iemand die daar nogal spectaculair in slaagde was Thomas Burke (1886-1945). In ‘De handen van meneer Ottermole’ wordt namelijk gemoord zonder motief en dan heeft de speurder, voor zover daar al sprake van is, ineens wel erg weinig aanknopingspunten. Het verhaal begint met iemand (Mr. Whybrow) die na z’n werk naar huis loopt. We zijn natuurlijk in zo’n arbeidersbuurtje in Londen en hoewel het er niet expliciet bij vermeld wordt weet de lezer dat het mistig is. Hij verheugt zich op zijn ‘evening-tea’, maar zover zal het niet komen, laat de schrijver meteen al weten. Er is iemand die hem volgt, niet omdat hij iets van hem wil hebben, of omdat hij een rekening met hem te vereffenen heeft, maar ‘gewoon’ omdat hij zin heeft om een moord te plegen.

‘De man met de grote witte handen was net zozeer klaar voor zijn thee als Mr. Whybrow, maar hij had nog iets te doen voor hij daaraan toe was.’ ‘Hij was geen slechte man.’ Zo analyseert de schrijver de dader in spé en hij slaagt erin te suggereren dat er veel meer misdadigers zijn waar je hetzelfde over zou kunnen zeggen. Dan schakelt hij weer over naar de man, die samen met zijn vrouw, het slachtoffer zal worden van de eerste moord. Zijn stijl krijgt iets hijgerigs.

‘Loop dan maar door Mr. Whybrow en kijk terwijl je loopt voor de laatste keer naar de bekende dingen van je nachtelijk tocht.’ ‘Je bent ten dode opgeschreven.’ Niet direct stijlbloempjes, maar niet te ontkennen valt dat er een beklemmende werking van uitgaat. ‘Nog één minuut Mr. Whybrow en je zult alles weten van ‘the horror of human hands’’.

Op de eerste moord volgen er in korte tijd nog twee, die betrekkelijk beknopt worden behandeld door de schrijver. De stad raakt in rep en roer, de politie doet veel vruchteloos onderzoek en de pers probeert er zijn voordeel mee te doen. Dan gaat het verhaal een nieuwe fase in. De camera zwenkt als het ware naar een jonge journalist die besluit zijn eigen koers te varen. Niet langer zijn tijd te verdoen met in groepsverband te luisteren naar een sergeant van politie die we heden ten dage voorlichter zouden noemen, maar zelf op onderzoek uit te gaan. Na nog twee moorden lijkt hij nog geen stap verder te zijn, maar dan heeft hij, een pub-sandwich etend, een brainwave.

Hij besluit de persoon die hij op het oog heeft zelf te benaderen. Het verhaal is tenslotte voor hem belangrijker dan de openbare orde. ‘Sergeant Ottermole’ vraagt hij hem ‘waarom doodde U deze onschuldigen?’. De suggestie is sterk dat het om dezelfde man gaat die de verzamelde pers bezig heeft gehouden met allerlei nutteloze beschouwingen, maar het staat er niet. Het antwoord van de sergeant is dat hij dat ook niet weet. ‘Zou het niet zo kunnen zijn dat er delen van ons lichaam zijn die eigenlijk niet van ons zijn?’ En dan laat hij hem zijn grote handen met witte handschoenen zien en pleegt daarmee de laatste van de ‘London Strangling Horrors’.

Thomas Burke, The Hands of Mr.Ottermole, uit The Pleasantries of old Quong (Constable & Co, London 1931); herdrukt in: Great Stories of Crime Detection II, The Folio Society 2002


© 2016 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Misdaadboeken" -
Vermaak en Genot > Misdaadboeken
De handen van meneer Ottermole * Frits Hoorweg
1316VG HandenHet plaatje is gemaakt door Linda Hulshof.
De schrijver liet zich erdoor inspireren tot het volgende verhaal.
----------------

Er is een tijd geweest dat verhalen een voorname plaats innamen in de misdaadliteratuur; in de literatuur in z’n algemeenheid trouwens. Het had iets te maken met de populariteit van tijdschriften als The Strand in Engeland. Boeken uitgeven en aan de man brengen was te duur, misschien omdat het pocketboek nog moest worden uitgevonden.

In mijn boekenkast staan enkele dikke pillen met hoogtepunten uit die tijd. Het begon, zeggen de mensen die geacht worden het te weten, allemaal met ‘The murders in the Rue Morgue’ van Edgar Allen Poe, dat een tijd lang model stond voor hoe zo’n verhaal in elkaar hoort te zitten: er heeft ergens een moord plaatsgevonden en een slimme speurder vindt uit wie dat gedaan heeft, met welk motief en hoe. Het werd op den duur zozeer een sjabloon dat schrijvers hun best begonnen te doen om iets anders te verzinnen.

Iemand die daar nogal spectaculair in slaagde was Thomas Burke (1886-1945). In ‘De handen van meneer Ottermole’ wordt namelijk gemoord zonder motief en dan heeft de speurder, voor zover daar al sprake van is, ineens wel erg weinig aanknopingspunten. Het verhaal begint met iemand (Mr. Whybrow) die na z’n werk naar huis loopt. We zijn natuurlijk in zo’n arbeidersbuurtje in Londen en hoewel het er niet expliciet bij vermeld wordt weet de lezer dat het mistig is. Hij verheugt zich op zijn ‘evening-tea’, maar zover zal het niet komen, laat de schrijver meteen al weten. Er is iemand die hem volgt, niet omdat hij iets van hem wil hebben, of omdat hij een rekening met hem te vereffenen heeft, maar ‘gewoon’ omdat hij zin heeft om een moord te plegen.

‘De man met de grote witte handen was net zozeer klaar voor zijn thee als Mr. Whybrow, maar hij had nog iets te doen voor hij daaraan toe was.’ ‘Hij was geen slechte man.’ Zo analyseert de schrijver de dader in spé en hij slaagt erin te suggereren dat er veel meer misdadigers zijn waar je hetzelfde over zou kunnen zeggen. Dan schakelt hij weer over naar de man, die samen met zijn vrouw, het slachtoffer zal worden van de eerste moord. Zijn stijl krijgt iets hijgerigs.

‘Loop dan maar door Mr. Whybrow en kijk terwijl je loopt voor de laatste keer naar de bekende dingen van je nachtelijk tocht.’ ‘Je bent ten dode opgeschreven.’ Niet direct stijlbloempjes, maar niet te ontkennen valt dat er een beklemmende werking van uitgaat. ‘Nog één minuut Mr. Whybrow en je zult alles weten van ‘the horror of human hands’’.

Op de eerste moord volgen er in korte tijd nog twee, die betrekkelijk beknopt worden behandeld door de schrijver. De stad raakt in rep en roer, de politie doet veel vruchteloos onderzoek en de pers probeert er zijn voordeel mee te doen. Dan gaat het verhaal een nieuwe fase in. De camera zwenkt als het ware naar een jonge journalist die besluit zijn eigen koers te varen. Niet langer zijn tijd te verdoen met in groepsverband te luisteren naar een sergeant van politie die we heden ten dage voorlichter zouden noemen, maar zelf op onderzoek uit te gaan. Na nog twee moorden lijkt hij nog geen stap verder te zijn, maar dan heeft hij, een pub-sandwich etend, een brainwave.

Hij besluit de persoon die hij op het oog heeft zelf te benaderen. Het verhaal is tenslotte voor hem belangrijker dan de openbare orde. ‘Sergeant Ottermole’ vraagt hij hem ‘waarom doodde U deze onschuldigen?’. De suggestie is sterk dat het om dezelfde man gaat die de verzamelde pers bezig heeft gehouden met allerlei nutteloze beschouwingen, maar het staat er niet. Het antwoord van de sergeant is dat hij dat ook niet weet. ‘Zou het niet zo kunnen zijn dat er delen van ons lichaam zijn die eigenlijk niet van ons zijn?’ En dan laat hij hem zijn grote handen met witte handschoenen zien en pleegt daarmee de laatste van de ‘London Strangling Horrors’.

Thomas Burke, The Hands of Mr.Ottermole, uit The Pleasantries of old Quong (Constable & Co, London 1931); herdrukt in: Great Stories of Crime Detection II, The Folio Society 2002
© 2016 Frits Hoorweg
powered by CJ2