archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 13
14 april 2016
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Ouwelullenpraat (2) Joop Quint

1312BS OuwelullenOp je 25ste in militaire dienst? Meestal ben je 18 of 19 als je moet opkomen, maar ik hoorde tot de jongens die eerst hun studie mochten afmaken. Dus mijn peloton rekruten bestond uit ingenieurs, HTS’ers, economen, jongens van de kweekschool etc. We namen dat militaire gedoe niet erg  serieus. Onze sergeanten, de opleiders, gelukkig ook niet. Na vier maanden was ik vaandrig, de laagste officiersrang. Normaal duurt de opleiding negen maanden.

Ik kan niet zeggen dat het zwaar was. Ik sliep gewoon thuis in Utrecht en ging elke dag, in de eerste klas coupé, in mijn burgerpakje naar kantoor in Den Haag. Dat kantoor was een vergissing. Ik deelde een enorme kamer met een hoofdcommies. Dat was in het ministerie van Defensie, aan de voorkant, met een prachtig uitzicht op het Plein. Links was de Tweede Kamer, rechts een rij fijne terrassen. De kamer naast mij was van een luitenant-generaal, ik zat in zijn staf, een verdieping hoger, recht boven mij, zat de minister. Ik kon mijn kamer aanwijzen op het suikerzakje van het ministerie.

Ik deed niets. Nou, niet helemaal niets. Mijn luitenant-generaal vergaderde eens per maand met twee andere generaals en een admiraal en ik maakte de notulen van die vergadering. Dat was het. Na ruim een half jaar moet het iemand opgevallen zijn dat ik wel een erg mooie kamer had. Ik werd overgeplaatst naar de afdeling sociaal-psychologische zaken van de landmacht. Die zat in een herenhuis ergens in de buurt van het Gemeentemuseum. (Frits H., die veel jonger is dan ik heeft er later ook gezeten.)

In dat herenhuis zaten we met een man of tien. We dronken koffie en deden bijna niets. De stilte werd doorbroken doordat ik de opdracht kreeg om een week naar Seedorf te gaan. Dat is in de buurt van Hamburg en Bremen. Nederland had daar toen een grote legerplaats. Voor die opdracht was een belangrijk reden.

Het zat zo. De landmacht had een nieuw programma gemaakt voor zogenoemde technisch specialisten. Dat waren jongens van een jaar of 17 die tekenden voor vier jaar. Ze kregen in die tijd een echte opleiding met een echt diploma: automonteur, vrachtwagenchauffeur e.d. Iedereen was daar erg enthousiast over. Het plan klopte, maar in de uitvoering ging iets fout. Er kwamen berichten in de krant. De technisch specialisten in Seedorf dronken te veel, ze studeerden niet, ze kregen te veel auto-ongelukken en ze gingen naar de hoeren.

Typisch een probleem voor de afdeling sociaal-psychologische zaken. Ik moest uitzoeken hoe het kwam. Voor een deel van de oorzaak hoefde ik niet naar Seedorf. Ik wist het van mijn broer. Als je in het buitenland gelegerd bent krijg je een extra toelage en de drank is goedkoper. Maar voor hoe het echt zat moest ik dus naar Seedorf. Er werd een majoor, een paar rangen hoger dan ik, aan mij toegevoegd. Hij regelde alles. Gesprekken met de hoogste baas, een generaal, een aalmoezenier, de jongens zelf natuurlijk en nog veel meer. We zijn niet naar Hamburg geweest.

De jongens thuis, van de afdeling sociaalpsychologische zaken, waren natuurlijk jaloers. Waarom hij wel en waarom wij niet? Ik wist het ook niet. Maar ik heb het goed gemaakt. In mijn rapport heb ik geschreven dat er nader onderzoek nodig was. Dan konden zij ook een keer naar Seedorf.

-----
De tekening is van Elène Klaren
-------
Bestel uw boeken en wat al niet
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2016 Joop Quint meer Joop Quint - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Ouwelullenpraat (2) Joop Quint
1312BS OuwelullenOp je 25ste in militaire dienst? Meestal ben je 18 of 19 als je moet opkomen, maar ik hoorde tot de jongens die eerst hun studie mochten afmaken. Dus mijn peloton rekruten bestond uit ingenieurs, HTS’ers, economen, jongens van de kweekschool etc. We namen dat militaire gedoe niet erg  serieus. Onze sergeanten, de opleiders, gelukkig ook niet. Na vier maanden was ik vaandrig, de laagste officiersrang. Normaal duurt de opleiding negen maanden.

Ik kan niet zeggen dat het zwaar was. Ik sliep gewoon thuis in Utrecht en ging elke dag, in de eerste klas coupé, in mijn burgerpakje naar kantoor in Den Haag. Dat kantoor was een vergissing. Ik deelde een enorme kamer met een hoofdcommies. Dat was in het ministerie van Defensie, aan de voorkant, met een prachtig uitzicht op het Plein. Links was de Tweede Kamer, rechts een rij fijne terrassen. De kamer naast mij was van een luitenant-generaal, ik zat in zijn staf, een verdieping hoger, recht boven mij, zat de minister. Ik kon mijn kamer aanwijzen op het suikerzakje van het ministerie.

Ik deed niets. Nou, niet helemaal niets. Mijn luitenant-generaal vergaderde eens per maand met twee andere generaals en een admiraal en ik maakte de notulen van die vergadering. Dat was het. Na ruim een half jaar moet het iemand opgevallen zijn dat ik wel een erg mooie kamer had. Ik werd overgeplaatst naar de afdeling sociaal-psychologische zaken van de landmacht. Die zat in een herenhuis ergens in de buurt van het Gemeentemuseum. (Frits H., die veel jonger is dan ik heeft er later ook gezeten.)

In dat herenhuis zaten we met een man of tien. We dronken koffie en deden bijna niets. De stilte werd doorbroken doordat ik de opdracht kreeg om een week naar Seedorf te gaan. Dat is in de buurt van Hamburg en Bremen. Nederland had daar toen een grote legerplaats. Voor die opdracht was een belangrijk reden.

Het zat zo. De landmacht had een nieuw programma gemaakt voor zogenoemde technisch specialisten. Dat waren jongens van een jaar of 17 die tekenden voor vier jaar. Ze kregen in die tijd een echte opleiding met een echt diploma: automonteur, vrachtwagenchauffeur e.d. Iedereen was daar erg enthousiast over. Het plan klopte, maar in de uitvoering ging iets fout. Er kwamen berichten in de krant. De technisch specialisten in Seedorf dronken te veel, ze studeerden niet, ze kregen te veel auto-ongelukken en ze gingen naar de hoeren.

Typisch een probleem voor de afdeling sociaal-psychologische zaken. Ik moest uitzoeken hoe het kwam. Voor een deel van de oorzaak hoefde ik niet naar Seedorf. Ik wist het van mijn broer. Als je in het buitenland gelegerd bent krijg je een extra toelage en de drank is goedkoper. Maar voor hoe het echt zat moest ik dus naar Seedorf. Er werd een majoor, een paar rangen hoger dan ik, aan mij toegevoegd. Hij regelde alles. Gesprekken met de hoogste baas, een generaal, een aalmoezenier, de jongens zelf natuurlijk en nog veel meer. We zijn niet naar Hamburg geweest.

De jongens thuis, van de afdeling sociaalpsychologische zaken, waren natuurlijk jaloers. Waarom hij wel en waarom wij niet? Ik wist het ook niet. Maar ik heb het goed gemaakt. In mijn rapport heb ik geschreven dat er nader onderzoek nodig was. Dan konden zij ook een keer naar Seedorf.

-----
De tekening is van Elène Klaren
-------
Bestel uw boeken en wat al niet
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2016 Joop Quint
powered by CJ2