archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 13
25 februari 2016
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Congresseren is vakwerk! Peter Schröder

1309BS OveralIk studeerde sociologie en werkte op een ministerie. Van de sociologische congressen die ik bezocht kan ik me bijna niets herinneren. Ik was nog jong. Horen wetenschappelijke congressen/conferenties nieuws (nieuwe wetenschappelijke vindingen) te brengen? Ik maakte het niet mee. Het was vóór de uitvinding van PowerPoint. Een overvloed aan ‘congrespapers’, keynote speakers  en parallelsessies in eenvoudige zaaltjes en na een paar minuten was ik de draad geheel kwijt. Daarna de lunch met broodjes, (karne)melk etc.

Ik herinner me een congres van de VU waarop Erving Goffman keynoter was (hij sprak over de positie van vrouwen in het dagelijks leven). Hij liet in rap tempo Amerikaanse advertenties zien met mooie foto’s waarop systematisch de mannen minstens een hoofd boven de vrouwen uitstaken: duidelijk de bazen. Soms stak er een vrouw boven een man uit, dan was de man aan het stuntelen in het huishouden (krabbend op het hoofd bij een wasmachine of een fornuis) en moest de vrouw hem (als een soort kleuterjuf) te hulp komen. Mooi.

Ik heb interessante inleidingen gehoord van Norbert Elias (moeilijke zinnen), Joop Goudsblom (zeer helder, maar erg compact) en Peter Gleichmann (vage presentatie) die ik vooral achteraf op papier begreep en bijzonder kon vinden. U begrijpt dat ik bij de discussies en de vraagstellerij weinig te melden had (als het podium verzocht om vragen, hoorde ik meestal bij de achteruitkijkers). Mijn probleem was duidelijk een kwestie van gebrek aan betrokkenheid en focus. Ik had geen eigen paper, zat in die zaaltjes als consument en liet alles, zoals ongeveer in de bioscoop, over me heen komen. Fout!

Doel en middelen
Vanwege het ministerie werd ik later wel naar conferenties gestuurd die meestal wat zakelijker waren opgezet. Daar werd je geacht zelf iets belangrijks te berde te brengen, liefst in gunstige zin op te vallen en moest je met resultaten, en tenminste een begrijpelijk verslag, naar huis komen. Achteraf merkte ik dat aan deze redelijke voorwaarden door weinigen werd voldaan en dat vooral de bezoeken aan congressen in een aantrekkelijk buitenland behoorden tot de secundaire arbeidsvoorwaarden (denk aan ‘bewust belonen’ of een kerstpakket). Er waren collega’s die niets liever deden dan de wijde wereld te bereizen (meestal wisten ze ook wel  ‘buitenland portefeuilles’ te bemachtigen), maar de meeste collega’s hoorden eigenlijk tot de thuisblijvers (en bleken vaak ook geen verstaanbaar buitenlands te kunnen spreken).  Gaandeweg werd de internationale relevantie van mijn portefeuille groter en ging ik steeds vaker op stap voor ‘de minister’. Bijna 10 jaar geleden leidde dat al tot een bespiegeling in Jrg4, Nr1. In de traditie van de  nationale universitaire topeconoom zal ik mezelf hier herhalen:

Buizenpost (de logistiek)
‘Vorige week was ik in Washington om een presentatie te geven op een conferentie over beleid voor en management van gegevensbestanden voor wetenschappelijk onderzoek. Conferenties zijn de knooppunten van een wereldomspannend verkeerscircuit. Een afgeschermde buizenpost voor praatjesmakers, een netwerk van airconditioned buizen die treinstations, luchthavens, hotels en vergaderzalen verbinden, vandaag de dag ook begeleid door Internet. Je stapt ergens in, je wordt in half comateuze toestand geëxpedieerd en stapt ergens uit – waar het er op het eerste gezicht precies zo uitziet (zelfde oude en nieuwe bekenden, zelfde Samsonite trolleys en stoelen, zelfde hapjes en douches, zelfde kostuums en PowerPoint presentaties). ‘Reizen, maar dan op jouw manier?’

Vaak lijkt onze geglobaliseerde wereld in je achtertuin te passen. De toegenomen informatisering van de wereld heeft gezorgd voor een meer omvattend, gedetailleerd en systematisch aanbod aan kennis en informatie en dat bracht een zekere ‘ontvreemding’ van het buitenland. Tegelijkertijd is het aanzien van de verschillende werelddelen steeds verder gelijkgeschakeld – ‘Oost-West, overal hetzelfde; Best?’. Valt er voor de amateurreiziger /congresbezoeker aan het bestaande informatieaanbod iets wetenswaardigs toe te voegen? Iets behartenswaardigs over Washington, hoofdstad van de Verenigde Staten? Er helemaal uit in iets heel anders?  

Een inherente eigenschap van een ‘reis’ blijft toch het betreden van een enigszins onbekende sociale ordening. De vanzelfsprekendheid van gangbare zeden en gewoonten, verwachtingen en reacties zal op losse schroeven komen te staan – ook als we vervoerd worden in de vertrouwde buizenpost. De verwikkelingen, het dragen van ongepaste kleding, het dansen met verkeerde types, het wachten voor verkeerde loketten, de intrigerende taalkundige misverstanden, het gedoe met rare stopcontacten, de vreemde beleefdheidscodes, kortom: de pogingen tot aanpassingen aan andere verhoudingen vragen bij reizen permanente aandacht. Veel reisberichten gaan vooral over onverwachte sociale knopen en het ontwarren ervan.
Hoe zit het met de verhouding doel/middelen? Gaat het om kennisoverdracht of toerisme? Wat is het doel eigenlijk? Voorwaar een existentiële vraag. Kan er gesproken worden van een onderscheid tussen overhead en productie? Als het doel de kennismaking met een nieuwe wereld is, zijn dan de beslommeringen niet het doel van de reis? Is het doel niet zozeer een ‘product’, maar veeleer een ‘proces’? Voorwaar stof voor een nieuwe conferentie”.

Serieus werken
Naarmate ik ouder werd en vaker deelnam aan internationale conferenties op het gebied van wetenschap, kreeg ik er meer aardigheid in. Ik zat vaak in de Nederlandse delegatie van het comité voor wetenschap en technologie van de vanuit Parijs opererende OESO (Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling:  34 deelnemende landen en nog wat waarnemers). Het comité werkte met een meerjarenplan en hield jaarlijks twee plenaire zittingen in Parijs en een stuk of vier internationale conferenties in een van de deelnemende landen over centrale onderwerpen op de agenda. Daar kon ik uiteindelijk meer verstandigs tot stand brengen dan ik in de rest van mijn ambtenarenwerk voor elkaar kreeg. Het lag niet aan mijn rijpende intelligentie, maar vooral aan de ondersteuning (de facto het management) van een goed professioneel secretariaat. Delegaties van 34 verschillende landen die allemaal op pad zijn gestuurd om in Parijs hun sporen na te laten, het risico van eindeloos heen en weer geklets is levensgroot. Dus werd de agenda gelukkig  systematisch voorgekauwd door het deskundige secretariaat (waarin ook de belangrijkste deelnemers van de partij waren). De werkwijze was gesystematiseerd gezond verstand:  elke inbreng beginnen met een systematische notitie waar ter vergadering alle ballast (cut the crap!) uit werd geschrapt, vooral feiten en cijfers werden opgevoerd en via een logisch traject (inclusief planning en begroting) een haalbare gezamenlijke actie. Binnen het secretariaat werden ‘en petit comité’ de noodzakelijk W-vragen (Wat, Wie, Waarom, Waar en Hoe) snel doorgewerkt  en werden de nationale gevoeligheden gesondeerd. Ter vergadering kon het voltallige comité dan binnen het tijdschema  ter zake komen.

Cut the crap
In de OESO waren de VS en Japan de belangrijkste financiers, de Amerikanen hadden zeer veel te vertellen. Zonder afstemming met de US delegatie kwam je niet ver, maar gelukkig was hun technische sturing zeer heilzaam. Wilden de wensen en gedachten van de anderen nogal eens vaag blijven en uitmonden in het voorstel weer een commissie in het leven te roepen om het vraagstuk nader te bestuderen, dan kwam van Amerikaanse zijde snel de even heldere als dodelijke reactie: ‘Maakt het vraagstuk  een commissie noodzakelijk? Valt het niet binnen de bestaande organisaties aan te pakken?  Zo ja: welke van de bestaande commissies schaffen we af om hier plaats te maken voor iets nieuws?’ Als het allemaal goed liep leidde een initiatief uiteindelijk tot een officiële internationale Aanbeveling of een Richtlijn. Daar werd de praktische strategie van ‘Comply or Explain’ gevolgd: Geen trekken aan onhaalbare internationale verdragen, niet proberen al die landen, van Spanje tot Nieuw Zeeland, van Israël, van Zwitserland tot Turkije te dwingen tot gedetailleerde wettelijke verplichtingen, maar iedereen committeren aan Hoofdregels en in uitzonderingsgevallen uitleggen waarom niet, en daarna  regelmatig op de plenaire vergadering rapporteren over de maatregelen die zijn genomen om alsnog aan de  Richtlijnen te kunnen voldoen. Op die manier heeft de OESO eindelijk beweging gebracht in bijvoorbeeld de internationale bestrijding van Witwassen en Belastingparadijzen. Op het terrein van wetenschappelijk onderzoek werden misstanden op het gebied van de toegankelijkheid van onderzoeksdata aangepakt. Een belangrijk Nederlands initiatief leidde, flink wat congressen en conferenties met nationale stakeholders later, tot de OECD Principles and Guidelines for Access to Research Data from Public Funding. De Principes en Richtlijnen zijn in vele landen dankbaar ingepast in wet- en regelgeving, in Nederland zijn ze geruisloos  in een ontoegankelijke ambtelijke la verdwenen.

En het toerisme?
Waar blijft het toerisme nou? Verdorie, het is zoekgeraakt. Verontschuldigingen. Hoewel, reis en verblijf in Parijs heeft wat mij betreft altijd zeer goede toeristische bijwerkingen. Tips: zorg dat je organisatie een goed reisbureautje/een goede reisagent heeft (zodat je niet in de middelste stoel van zo’n rij van 3x vijf stoelen terechtkomt bij een vlucht naar Nieuw Zeeland, en je niet om 5 uur in de ochtend vertrekt of vijf uur in een uithoek moet wachten op een verbinding), kijk goed om je heen om te zien wie er behalve nuttig aardig zijn (loop niet het risico een avond te moeten doorbrengen met een zwijgzame Noor). Drink genoeg om goed te kunnen meepraten, maar drink (en eet) niet teveel. Laat de keuze van het juiste hotel in de juiste omgeving aan je bekwame reisagent over. Neem geen vreemde gewoonten over zoals in Polen het ontbijten met flink wat Wodka, en in Beijing het eten van rauwe groeten, ga vooral op stap met deelnemers uit andere landen en blijf niet plakken tussen de Nederlanders. Oriënteer je in steden in landen met geheimtaal als in China en Japan op de Metro. ‘Reizen, maar dan op jouw manier?‘ Ach wat, gebruik je gezonde verstand.

----------
Het plaatje komt uit de collectie
van de schrijver en werd eerder
gebruikt in nummer 0401.
---------------
Bestel uw boeken en wat al niet
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2016 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Congresseren is vakwerk! Peter Schröder
1309BS OveralIk studeerde sociologie en werkte op een ministerie. Van de sociologische congressen die ik bezocht kan ik me bijna niets herinneren. Ik was nog jong. Horen wetenschappelijke congressen/conferenties nieuws (nieuwe wetenschappelijke vindingen) te brengen? Ik maakte het niet mee. Het was vóór de uitvinding van PowerPoint. Een overvloed aan ‘congrespapers’, keynote speakers  en parallelsessies in eenvoudige zaaltjes en na een paar minuten was ik de draad geheel kwijt. Daarna de lunch met broodjes, (karne)melk etc.

Ik herinner me een congres van de VU waarop Erving Goffman keynoter was (hij sprak over de positie van vrouwen in het dagelijks leven). Hij liet in rap tempo Amerikaanse advertenties zien met mooie foto’s waarop systematisch de mannen minstens een hoofd boven de vrouwen uitstaken: duidelijk de bazen. Soms stak er een vrouw boven een man uit, dan was de man aan het stuntelen in het huishouden (krabbend op het hoofd bij een wasmachine of een fornuis) en moest de vrouw hem (als een soort kleuterjuf) te hulp komen. Mooi.

Ik heb interessante inleidingen gehoord van Norbert Elias (moeilijke zinnen), Joop Goudsblom (zeer helder, maar erg compact) en Peter Gleichmann (vage presentatie) die ik vooral achteraf op papier begreep en bijzonder kon vinden. U begrijpt dat ik bij de discussies en de vraagstellerij weinig te melden had (als het podium verzocht om vragen, hoorde ik meestal bij de achteruitkijkers). Mijn probleem was duidelijk een kwestie van gebrek aan betrokkenheid en focus. Ik had geen eigen paper, zat in die zaaltjes als consument en liet alles, zoals ongeveer in de bioscoop, over me heen komen. Fout!

Doel en middelen
Vanwege het ministerie werd ik later wel naar conferenties gestuurd die meestal wat zakelijker waren opgezet. Daar werd je geacht zelf iets belangrijks te berde te brengen, liefst in gunstige zin op te vallen en moest je met resultaten, en tenminste een begrijpelijk verslag, naar huis komen. Achteraf merkte ik dat aan deze redelijke voorwaarden door weinigen werd voldaan en dat vooral de bezoeken aan congressen in een aantrekkelijk buitenland behoorden tot de secundaire arbeidsvoorwaarden (denk aan ‘bewust belonen’ of een kerstpakket). Er waren collega’s die niets liever deden dan de wijde wereld te bereizen (meestal wisten ze ook wel  ‘buitenland portefeuilles’ te bemachtigen), maar de meeste collega’s hoorden eigenlijk tot de thuisblijvers (en bleken vaak ook geen verstaanbaar buitenlands te kunnen spreken).  Gaandeweg werd de internationale relevantie van mijn portefeuille groter en ging ik steeds vaker op stap voor ‘de minister’. Bijna 10 jaar geleden leidde dat al tot een bespiegeling in Jrg4, Nr1. In de traditie van de  nationale universitaire topeconoom zal ik mezelf hier herhalen:

Buizenpost (de logistiek)
‘Vorige week was ik in Washington om een presentatie te geven op een conferentie over beleid voor en management van gegevensbestanden voor wetenschappelijk onderzoek. Conferenties zijn de knooppunten van een wereldomspannend verkeerscircuit. Een afgeschermde buizenpost voor praatjesmakers, een netwerk van airconditioned buizen die treinstations, luchthavens, hotels en vergaderzalen verbinden, vandaag de dag ook begeleid door Internet. Je stapt ergens in, je wordt in half comateuze toestand geëxpedieerd en stapt ergens uit – waar het er op het eerste gezicht precies zo uitziet (zelfde oude en nieuwe bekenden, zelfde Samsonite trolleys en stoelen, zelfde hapjes en douches, zelfde kostuums en PowerPoint presentaties). ‘Reizen, maar dan op jouw manier?’

Vaak lijkt onze geglobaliseerde wereld in je achtertuin te passen. De toegenomen informatisering van de wereld heeft gezorgd voor een meer omvattend, gedetailleerd en systematisch aanbod aan kennis en informatie en dat bracht een zekere ‘ontvreemding’ van het buitenland. Tegelijkertijd is het aanzien van de verschillende werelddelen steeds verder gelijkgeschakeld – ‘Oost-West, overal hetzelfde; Best?’. Valt er voor de amateurreiziger /congresbezoeker aan het bestaande informatieaanbod iets wetenswaardigs toe te voegen? Iets behartenswaardigs over Washington, hoofdstad van de Verenigde Staten? Er helemaal uit in iets heel anders?  

Een inherente eigenschap van een ‘reis’ blijft toch het betreden van een enigszins onbekende sociale ordening. De vanzelfsprekendheid van gangbare zeden en gewoonten, verwachtingen en reacties zal op losse schroeven komen te staan – ook als we vervoerd worden in de vertrouwde buizenpost. De verwikkelingen, het dragen van ongepaste kleding, het dansen met verkeerde types, het wachten voor verkeerde loketten, de intrigerende taalkundige misverstanden, het gedoe met rare stopcontacten, de vreemde beleefdheidscodes, kortom: de pogingen tot aanpassingen aan andere verhoudingen vragen bij reizen permanente aandacht. Veel reisberichten gaan vooral over onverwachte sociale knopen en het ontwarren ervan.
Hoe zit het met de verhouding doel/middelen? Gaat het om kennisoverdracht of toerisme? Wat is het doel eigenlijk? Voorwaar een existentiële vraag. Kan er gesproken worden van een onderscheid tussen overhead en productie? Als het doel de kennismaking met een nieuwe wereld is, zijn dan de beslommeringen niet het doel van de reis? Is het doel niet zozeer een ‘product’, maar veeleer een ‘proces’? Voorwaar stof voor een nieuwe conferentie”.

Serieus werken
Naarmate ik ouder werd en vaker deelnam aan internationale conferenties op het gebied van wetenschap, kreeg ik er meer aardigheid in. Ik zat vaak in de Nederlandse delegatie van het comité voor wetenschap en technologie van de vanuit Parijs opererende OESO (Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling:  34 deelnemende landen en nog wat waarnemers). Het comité werkte met een meerjarenplan en hield jaarlijks twee plenaire zittingen in Parijs en een stuk of vier internationale conferenties in een van de deelnemende landen over centrale onderwerpen op de agenda. Daar kon ik uiteindelijk meer verstandigs tot stand brengen dan ik in de rest van mijn ambtenarenwerk voor elkaar kreeg. Het lag niet aan mijn rijpende intelligentie, maar vooral aan de ondersteuning (de facto het management) van een goed professioneel secretariaat. Delegaties van 34 verschillende landen die allemaal op pad zijn gestuurd om in Parijs hun sporen na te laten, het risico van eindeloos heen en weer geklets is levensgroot. Dus werd de agenda gelukkig  systematisch voorgekauwd door het deskundige secretariaat (waarin ook de belangrijkste deelnemers van de partij waren). De werkwijze was gesystematiseerd gezond verstand:  elke inbreng beginnen met een systematische notitie waar ter vergadering alle ballast (cut the crap!) uit werd geschrapt, vooral feiten en cijfers werden opgevoerd en via een logisch traject (inclusief planning en begroting) een haalbare gezamenlijke actie. Binnen het secretariaat werden ‘en petit comité’ de noodzakelijk W-vragen (Wat, Wie, Waarom, Waar en Hoe) snel doorgewerkt  en werden de nationale gevoeligheden gesondeerd. Ter vergadering kon het voltallige comité dan binnen het tijdschema  ter zake komen.

Cut the crap
In de OESO waren de VS en Japan de belangrijkste financiers, de Amerikanen hadden zeer veel te vertellen. Zonder afstemming met de US delegatie kwam je niet ver, maar gelukkig was hun technische sturing zeer heilzaam. Wilden de wensen en gedachten van de anderen nogal eens vaag blijven en uitmonden in het voorstel weer een commissie in het leven te roepen om het vraagstuk nader te bestuderen, dan kwam van Amerikaanse zijde snel de even heldere als dodelijke reactie: ‘Maakt het vraagstuk  een commissie noodzakelijk? Valt het niet binnen de bestaande organisaties aan te pakken?  Zo ja: welke van de bestaande commissies schaffen we af om hier plaats te maken voor iets nieuws?’ Als het allemaal goed liep leidde een initiatief uiteindelijk tot een officiële internationale Aanbeveling of een Richtlijn. Daar werd de praktische strategie van ‘Comply or Explain’ gevolgd: Geen trekken aan onhaalbare internationale verdragen, niet proberen al die landen, van Spanje tot Nieuw Zeeland, van Israël, van Zwitserland tot Turkije te dwingen tot gedetailleerde wettelijke verplichtingen, maar iedereen committeren aan Hoofdregels en in uitzonderingsgevallen uitleggen waarom niet, en daarna  regelmatig op de plenaire vergadering rapporteren over de maatregelen die zijn genomen om alsnog aan de  Richtlijnen te kunnen voldoen. Op die manier heeft de OESO eindelijk beweging gebracht in bijvoorbeeld de internationale bestrijding van Witwassen en Belastingparadijzen. Op het terrein van wetenschappelijk onderzoek werden misstanden op het gebied van de toegankelijkheid van onderzoeksdata aangepakt. Een belangrijk Nederlands initiatief leidde, flink wat congressen en conferenties met nationale stakeholders later, tot de OECD Principles and Guidelines for Access to Research Data from Public Funding. De Principes en Richtlijnen zijn in vele landen dankbaar ingepast in wet- en regelgeving, in Nederland zijn ze geruisloos  in een ontoegankelijke ambtelijke la verdwenen.

En het toerisme?
Waar blijft het toerisme nou? Verdorie, het is zoekgeraakt. Verontschuldigingen. Hoewel, reis en verblijf in Parijs heeft wat mij betreft altijd zeer goede toeristische bijwerkingen. Tips: zorg dat je organisatie een goed reisbureautje/een goede reisagent heeft (zodat je niet in de middelste stoel van zo’n rij van 3x vijf stoelen terechtkomt bij een vlucht naar Nieuw Zeeland, en je niet om 5 uur in de ochtend vertrekt of vijf uur in een uithoek moet wachten op een verbinding), kijk goed om je heen om te zien wie er behalve nuttig aardig zijn (loop niet het risico een avond te moeten doorbrengen met een zwijgzame Noor). Drink genoeg om goed te kunnen meepraten, maar drink (en eet) niet teveel. Laat de keuze van het juiste hotel in de juiste omgeving aan je bekwame reisagent over. Neem geen vreemde gewoonten over zoals in Polen het ontbijten met flink wat Wodka, en in Beijing het eten van rauwe groeten, ga vooral op stap met deelnemers uit andere landen en blijf niet plakken tussen de Nederlanders. Oriënteer je in steden in landen met geheimtaal als in China en Japan op de Metro. ‘Reizen, maar dan op jouw manier?‘ Ach wat, gebruik je gezonde verstand.

----------
Het plaatje komt uit de collectie
van de schrijver en werd eerder
gebruikt in nummer 0401.
---------------
Bestel uw boeken en wat al niet
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2016 Peter Schröder
powered by CJ2