archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 17
Jaargang 12
9 juli 2015
Beschouwingen > Buitenlandse zaken delen printen terug
Wij zijn allen Grieken Paul Bordewijk

1217BS GriekenHet nieuws werd begin juli gedomineerd door het Griekse referendum. Accepteren de Grieken dat Europa hun voorschrijft welke nieuwe ‘hervormingen’ de Griekse economie moet ondergaan, of riskeren ze een verdere verlaging van het levenspeil als Griekenland nergens meer kan lenen?

Op een zijtoneel van het Griekse drama werd er ook nog een Nederlandse klucht opgevoerd: de strijd om de belastingherziening. Daar komt weinig van terecht, omdat D66 en CDA meer letten op hun electorale positie (die gebaat is bij negatieve beeldvorming rond het kabinet) dan op resultaten. Dat is jammer voor de VVD, maar de PvdA zou het niet slecht uit moeten komen. Die wordt zo verlost van medeverantwoordelijkheid voor een hogere BTW op fietsreparaties, boeken en openbaar vervoer en voor de verplichting aan gemeenten om een ingezetenenbelasting te heffen. Toen het kabinet Rutte-Wilders de BTW op toneel- en filmvoorstellingen naar 19% wilde brengen, werd er schande gesproken van deze cultuurbarbaren en werd de maatregel na de val van dat kabinet snel ongedaan gemaakt. Maar nu is ook de PvdA voor zo’n verhoging naar 21%, althans niet tegen. Dankzij de weigering van D66 en CDA constructief mee te denken is dat gelukkig weer van tafel.

Blijft over een verlaging van de inkomstenbelasting waar alleen werkenden van profiteren, terwijl ook AOW’ers en andere uitkeringsontvangers in 2012 getroffen werden door de BTW-verhoging van 19 naar 21%. Het zou echter wel eens kunnen zijn dat dat ook niet doorgaat, omdat het niet zou mogen van Brussel. Dat is niet omdat Brussel opkomt voor mensen met een uitkering, maar omdat de financiële positie van Nederland nog te zwak zou zijn om zich zo’n aderlating van de schatkist te permitteren, wanneer dat niet gekoppeld is aan ‘hervormingen’. En daarmee bedoelt men niet de doelstellingen van de vroegere NVSH, maar het afbreken van de verzorgingsstaat en het organiseren van de economie volgens de beginselen van het neoliberalisme. Daarmee lijkt onze situatie toch een beetje op die van de Grieken. Natuurlijk, we staan er financieel en economisch veel beter voor, maar ook wij ervaren dat de door ons gekozen parlementariërs niet zelf mogen beslissen wat zij het beste vinden voor het land. En dat terwijl Nederland niet met leningen uit het buitenland op de been moet worden gehouden. Integendeel, door ons pensioenstelsel hebben we een groot overschot op de betalingsbalans dat we in het buitenland beleggen.

Hoewel politici het liever ontkenden, hebben we in de paniek van de financiële crisis veel soevereiniteit weggegeven aan Europa. En hoewel sommige verlichte geesten soevereiniteit als een gedateerde hobby van kleinburgers beschouwen, betekent het inleveren van soevereiniteit het inleveren van democratie. En die democratie krijgen we niet terug op het niveau van Europa, zoals diezelfde verlichte geesten ons willen doen geloven. Europa kent weliswaar een parlement, maar dat heeft niet de bevoegdheden van een nationaal parlement en heeft niet de controle over een regering. De opkomst bij de Europese verkiezingen is dan ook stelselmatig veel lager. Het zijn typisch tweede-orde verkiezingen, waarbij de kiezer zich laat leiden door zijn oordeel over de nationale politiek. Er dringt weinig door van wat daar besloten wordt, bij gebrek aan Europese media.
Nu zijn er mensen die denken dat dat allemaal wel goed komt wanneer we van Europa een nationale staat maken. Of in ieder geval de resterende economische bevoegdheden van de landen overdragen aan een Europese economische regering. Dat was de essentie van een pamflet van de Belgische liberaal Guy Verhofstadt en de vroegere gauchist Daniel Cohn-Bendit. Het is ook wat de vijf ‘presidenten’ van Europa voorstellen, een functioneel gezien curieus gezelschap bestaande uit de voorzitters van de Europese Raad, de Europese Commissie, het Europese Parlement, de Europese Centrale Bank en de Eurogroep (de ministers van financiën van de EMU). Je vraagt je af wanneer dit presidentiële gezelschap zijn eigen voorzitter krijgt.

Ooit waren de meeste mensen in Nederland voor één Europese regering. Dat bleek bij consultatieve referenda in de jaren ’50 van de vorige eeuw. De praktijk van de Europese integratie heeft dat vertrouwen echter ondergraven. Europa bleek te staan voor sjoemelende parlementariërs, geneuzel met subsidies en regeltjes en het beleidsfiasco van de euro. Niemand is meer bang voor een nieuwe Frans-Duitse oorlog.

Er is een grote tegenstelling ontstaan tussen de Europistische community in Brussel en de rest van Europa. Die community bestaat uit de leden van de Europese Commissie, de ambtenaren, de parlementariërs van de partijen die het voor het zeggen hebben, en de in Brussel werkzame correspondenten. Die zien het als hun voornaamste taak uit te leggen dat ze in Brussel gelijk hebben en in Athene niet. Die community streeft naar an ever closer European Union, en verzint voor elk probleem een Europese oplossing. En die kan het dus niet accepteren wanneer blijkt dat de auto van de Europese integratie een verkeerde straat is ingereden en een stukje in zijn achteruit zou moeten rijden. Dat is de echte reden waarom er niet constructief wordt nagedacht hoe Griekenland met zo weinig mogelijk schade de EMU zou kunnen verlaten.

Dat men buiten Brussel al lang afscheid heeft genomen van de ever closer European Union mag de pret niet drukken. Dat komt omdat de mensen dom zijn en misleid worden door demagogen. Daarom moeten er vooral geen referenda worden gehouden. Men ontleent zijn legitimatie aan de verkiezing van het Europees parlement en negeert de lage opkomst en het verschijnsel van de zelfselectie bij de kandidaatstelling: het zijn toch vooral Europisten die graag lid willen worden van het Europese parlement en dat alleen al maakt dat parlement niet representatief. Mensen willen geen Europese economische regering en ze hebben daarin ook gelijk. Zo’n regering blijft functioneren in een democratisch vacuüm, want de media zullen nationaal of regionaal blijven functioneren, al was het maar door de taalverschillen. Maar zo’n regering zou ook betekenen dat de sociale wetgeving in de hele Eurozone gelijk wordt getrokken. Dat betekent niet alleen gigantische inkomensoverdrachten van rijke naar arme landen, maar ook dat de economie van de arme landen kapot gaat door de onbalans tussen lonen en uitkeringen.

We moeten daarom terug naar een bescheiden Europa. Een Europa dat erkent dat het medeschuldig is aan de problemen in Griekenland, dat Nederland gewoon vrij laat in zijn belastingpolitiek en accepteert dat niet elk land dezelfde munt heeft. Eenheid in verscheidenheid!

---------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2015 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "Buitenlandse zaken" -
Beschouwingen > Buitenlandse zaken
Wij zijn allen Grieken Paul Bordewijk
1217BS GriekenHet nieuws werd begin juli gedomineerd door het Griekse referendum. Accepteren de Grieken dat Europa hun voorschrijft welke nieuwe ‘hervormingen’ de Griekse economie moet ondergaan, of riskeren ze een verdere verlaging van het levenspeil als Griekenland nergens meer kan lenen?

Op een zijtoneel van het Griekse drama werd er ook nog een Nederlandse klucht opgevoerd: de strijd om de belastingherziening. Daar komt weinig van terecht, omdat D66 en CDA meer letten op hun electorale positie (die gebaat is bij negatieve beeldvorming rond het kabinet) dan op resultaten. Dat is jammer voor de VVD, maar de PvdA zou het niet slecht uit moeten komen. Die wordt zo verlost van medeverantwoordelijkheid voor een hogere BTW op fietsreparaties, boeken en openbaar vervoer en voor de verplichting aan gemeenten om een ingezetenenbelasting te heffen. Toen het kabinet Rutte-Wilders de BTW op toneel- en filmvoorstellingen naar 19% wilde brengen, werd er schande gesproken van deze cultuurbarbaren en werd de maatregel na de val van dat kabinet snel ongedaan gemaakt. Maar nu is ook de PvdA voor zo’n verhoging naar 21%, althans niet tegen. Dankzij de weigering van D66 en CDA constructief mee te denken is dat gelukkig weer van tafel.

Blijft over een verlaging van de inkomstenbelasting waar alleen werkenden van profiteren, terwijl ook AOW’ers en andere uitkeringsontvangers in 2012 getroffen werden door de BTW-verhoging van 19 naar 21%. Het zou echter wel eens kunnen zijn dat dat ook niet doorgaat, omdat het niet zou mogen van Brussel. Dat is niet omdat Brussel opkomt voor mensen met een uitkering, maar omdat de financiële positie van Nederland nog te zwak zou zijn om zich zo’n aderlating van de schatkist te permitteren, wanneer dat niet gekoppeld is aan ‘hervormingen’. En daarmee bedoelt men niet de doelstellingen van de vroegere NVSH, maar het afbreken van de verzorgingsstaat en het organiseren van de economie volgens de beginselen van het neoliberalisme. Daarmee lijkt onze situatie toch een beetje op die van de Grieken. Natuurlijk, we staan er financieel en economisch veel beter voor, maar ook wij ervaren dat de door ons gekozen parlementariërs niet zelf mogen beslissen wat zij het beste vinden voor het land. En dat terwijl Nederland niet met leningen uit het buitenland op de been moet worden gehouden. Integendeel, door ons pensioenstelsel hebben we een groot overschot op de betalingsbalans dat we in het buitenland beleggen.

Hoewel politici het liever ontkenden, hebben we in de paniek van de financiële crisis veel soevereiniteit weggegeven aan Europa. En hoewel sommige verlichte geesten soevereiniteit als een gedateerde hobby van kleinburgers beschouwen, betekent het inleveren van soevereiniteit het inleveren van democratie. En die democratie krijgen we niet terug op het niveau van Europa, zoals diezelfde verlichte geesten ons willen doen geloven. Europa kent weliswaar een parlement, maar dat heeft niet de bevoegdheden van een nationaal parlement en heeft niet de controle over een regering. De opkomst bij de Europese verkiezingen is dan ook stelselmatig veel lager. Het zijn typisch tweede-orde verkiezingen, waarbij de kiezer zich laat leiden door zijn oordeel over de nationale politiek. Er dringt weinig door van wat daar besloten wordt, bij gebrek aan Europese media.
Nu zijn er mensen die denken dat dat allemaal wel goed komt wanneer we van Europa een nationale staat maken. Of in ieder geval de resterende economische bevoegdheden van de landen overdragen aan een Europese economische regering. Dat was de essentie van een pamflet van de Belgische liberaal Guy Verhofstadt en de vroegere gauchist Daniel Cohn-Bendit. Het is ook wat de vijf ‘presidenten’ van Europa voorstellen, een functioneel gezien curieus gezelschap bestaande uit de voorzitters van de Europese Raad, de Europese Commissie, het Europese Parlement, de Europese Centrale Bank en de Eurogroep (de ministers van financiën van de EMU). Je vraagt je af wanneer dit presidentiële gezelschap zijn eigen voorzitter krijgt.

Ooit waren de meeste mensen in Nederland voor één Europese regering. Dat bleek bij consultatieve referenda in de jaren ’50 van de vorige eeuw. De praktijk van de Europese integratie heeft dat vertrouwen echter ondergraven. Europa bleek te staan voor sjoemelende parlementariërs, geneuzel met subsidies en regeltjes en het beleidsfiasco van de euro. Niemand is meer bang voor een nieuwe Frans-Duitse oorlog.

Er is een grote tegenstelling ontstaan tussen de Europistische community in Brussel en de rest van Europa. Die community bestaat uit de leden van de Europese Commissie, de ambtenaren, de parlementariërs van de partijen die het voor het zeggen hebben, en de in Brussel werkzame correspondenten. Die zien het als hun voornaamste taak uit te leggen dat ze in Brussel gelijk hebben en in Athene niet. Die community streeft naar an ever closer European Union, en verzint voor elk probleem een Europese oplossing. En die kan het dus niet accepteren wanneer blijkt dat de auto van de Europese integratie een verkeerde straat is ingereden en een stukje in zijn achteruit zou moeten rijden. Dat is de echte reden waarom er niet constructief wordt nagedacht hoe Griekenland met zo weinig mogelijk schade de EMU zou kunnen verlaten.

Dat men buiten Brussel al lang afscheid heeft genomen van de ever closer European Union mag de pret niet drukken. Dat komt omdat de mensen dom zijn en misleid worden door demagogen. Daarom moeten er vooral geen referenda worden gehouden. Men ontleent zijn legitimatie aan de verkiezing van het Europees parlement en negeert de lage opkomst en het verschijnsel van de zelfselectie bij de kandidaatstelling: het zijn toch vooral Europisten die graag lid willen worden van het Europese parlement en dat alleen al maakt dat parlement niet representatief. Mensen willen geen Europese economische regering en ze hebben daarin ook gelijk. Zo’n regering blijft functioneren in een democratisch vacuüm, want de media zullen nationaal of regionaal blijven functioneren, al was het maar door de taalverschillen. Maar zo’n regering zou ook betekenen dat de sociale wetgeving in de hele Eurozone gelijk wordt getrokken. Dat betekent niet alleen gigantische inkomensoverdrachten van rijke naar arme landen, maar ook dat de economie van de arme landen kapot gaat door de onbalans tussen lonen en uitkeringen.

We moeten daarom terug naar een bescheiden Europa. Een Europa dat erkent dat het medeschuldig is aan de problemen in Griekenland, dat Nederland gewoon vrij laat in zijn belastingpolitiek en accepteert dat niet elk land dezelfde munt heeft. Eenheid in verscheidenheid!

---------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2015 Paul Bordewijk
powered by CJ2