archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 12
4 juni 2015
Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Ongeschikt voor Nederlands-Indië Joop Quint

1215BS IndiëMijn vriend Martin is 90. Hij vertelt veel en graag. Hoe hij bomen kapte in Zweden en van daaruit in 1952 naar de Olympische Spelen in Helsinki ging. Dat hij kok was op Corsica en op de Afsluitdijk. Dat hij in de jaren ‘50 door Marokko trok. Maar ook over zijn Albert Heijn die na de verbouwing veel beter is geworden. Over de maaltijden die hij daar haalt. Over de aanbiedingen van Gall en Gall.

Deze verhalen vertelt hij meestal in een surrealistische omgeving. Dat is zijn woonkamer. (Soms zitten we op het terras van een naburig café.) Die ziet er uit als een studentenkamer. Overal kranten, bladen, asbakken en half dode plantjes. De verhalen beginnen bij een whisky en nadat hij een kaarsje heeft aangestoken bij het portret van onze onlangs overleden vriend ‘Joop Gaatje’ (83).

Dit verhaal gaat over hoe hij niet naar Nederlands Indië ging. Ik hoor dat verhaal graag. Want ik denk wel eens dat zich na de oorlog een soort collectieve krankzinnigheid van ons land meester maakte. Jongens die net uit de oorlog kwamen moesten naar Nederlands Indië. Voor wat? De mensen daar helpen om te zorgen dat ze op onze manier zelfstandig werden? Dat konden ze wel op hun eigen manier. Zo zijn er 100.000 jongens naar Indië gegaan. Achteraf is het makkelijk praten.

Maar Martin zat met het probleem. Hij bedacht dat wij net van de Duitsers waren bevrijd, dan mochten de mensen in Indië toch ook vrij zijn? Verder had hij gewoon geen zin, net als meer van zijn vrienden. Zijn vader had in het verzet gezeten. Die wist niet precies wat zijn zoon van plan was. Hij zei alleen maar: ‘Ik sta achter je, jongen.’

Martin heeft zijn eerste oproepkaart verscheurd. Hij had ingeschat dat het wel even zou duren voordat hij weer wat hoorde.  Na een half jaar kwam de politie aan de deur. Zijn moeder schrok zich dood. Martin moest zich melden bij de keuring, anders zou hij worden gearresteerd. In de tussentijd had hij zich goed georiënteerd over hoe het toeging bij die keuring.

Een vriend verwachtte dat hij vrijstelling zou krijgen omdat hij medicijnen studeerde. Een andere wist dat je ook drie jaar in de mijnen kon gaan werken in plaats van naar Indië te gaan, of op de koopvaardij gaan varen. Martin had zijn haar laten groeien (er was toen bijna niemand met lang haar) en een snor en een baard. Hij kwam in versleten kleren,  rokend - een sigaret op een lang pijpje - bij de keuringsarts. ‘U mag hier niet roken.’ ‘Dat staat nergens.’ Na wat vragen en absurde antwoorden kon hij vertrekken.

De volgende dag moest hij weer verschijnen. ‘Ik heb een vervelende mededeling voor u. U bent ongeschikt om naar Indië te gaan.’

--------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2015 Joop Quint meer Joop Quint - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Ongeschikt voor Nederlands-Indië Joop Quint
1215BS IndiëMijn vriend Martin is 90. Hij vertelt veel en graag. Hoe hij bomen kapte in Zweden en van daaruit in 1952 naar de Olympische Spelen in Helsinki ging. Dat hij kok was op Corsica en op de Afsluitdijk. Dat hij in de jaren ‘50 door Marokko trok. Maar ook over zijn Albert Heijn die na de verbouwing veel beter is geworden. Over de maaltijden die hij daar haalt. Over de aanbiedingen van Gall en Gall.

Deze verhalen vertelt hij meestal in een surrealistische omgeving. Dat is zijn woonkamer. (Soms zitten we op het terras van een naburig café.) Die ziet er uit als een studentenkamer. Overal kranten, bladen, asbakken en half dode plantjes. De verhalen beginnen bij een whisky en nadat hij een kaarsje heeft aangestoken bij het portret van onze onlangs overleden vriend ‘Joop Gaatje’ (83).

Dit verhaal gaat over hoe hij niet naar Nederlands Indië ging. Ik hoor dat verhaal graag. Want ik denk wel eens dat zich na de oorlog een soort collectieve krankzinnigheid van ons land meester maakte. Jongens die net uit de oorlog kwamen moesten naar Nederlands Indië. Voor wat? De mensen daar helpen om te zorgen dat ze op onze manier zelfstandig werden? Dat konden ze wel op hun eigen manier. Zo zijn er 100.000 jongens naar Indië gegaan. Achteraf is het makkelijk praten.

Maar Martin zat met het probleem. Hij bedacht dat wij net van de Duitsers waren bevrijd, dan mochten de mensen in Indië toch ook vrij zijn? Verder had hij gewoon geen zin, net als meer van zijn vrienden. Zijn vader had in het verzet gezeten. Die wist niet precies wat zijn zoon van plan was. Hij zei alleen maar: ‘Ik sta achter je, jongen.’

Martin heeft zijn eerste oproepkaart verscheurd. Hij had ingeschat dat het wel even zou duren voordat hij weer wat hoorde.  Na een half jaar kwam de politie aan de deur. Zijn moeder schrok zich dood. Martin moest zich melden bij de keuring, anders zou hij worden gearresteerd. In de tussentijd had hij zich goed georiënteerd over hoe het toeging bij die keuring.

Een vriend verwachtte dat hij vrijstelling zou krijgen omdat hij medicijnen studeerde. Een andere wist dat je ook drie jaar in de mijnen kon gaan werken in plaats van naar Indië te gaan, of op de koopvaardij gaan varen. Martin had zijn haar laten groeien (er was toen bijna niemand met lang haar) en een snor en een baard. Hij kwam in versleten kleren,  rokend - een sigaret op een lang pijpje - bij de keuringsarts. ‘U mag hier niet roken.’ ‘Dat staat nergens.’ Na wat vragen en absurde antwoorden kon hij vertrekken.

De volgende dag moest hij weer verschijnen. ‘Ik heb een vervelende mededeling voor u. U bent ongeschikt om naar Indië te gaan.’

--------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2015 Joop Quint
powered by CJ2