archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 17
Jaargang 11
10 juli 2014
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De parabel van de schapenhoedster Mourad el Haji

1117VG ParabelErgens in Noord Afrika. Zittend in de schaduw onder een boom, zag ik in de verte een vrouw aan komen rennen. Toen ze dichterbij was, zag ik tranen in haar ogen. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik. Snikkend en stotterend begon ze te vertellen over haar man die haar het huis had uitgezet. ‘En nu?’ vroeg ik haar voorzichtig. De tranen biggelend over haar wangen en naar de grond kijkend, haalde ze haar schouders op ten teken dat ze het niet wist.

‘Waar woon je?’ vroeg ik haar. ‘In het dorp 7 km verderop’. ‘Heb je dat eind gelopen?’ ‘Ja, voordat ik het wist was ik al hier,’ antwoordde ze. ‘Heb je dorst en wil je misschien wat eten?’ Ze knikte wat beschaamd en keek zenuwachtig in de richting van waar ze kwam. ‘Kom!’ zei ik, ‘dan kun je kennis maken met mijn vrouw en kun je wat eten en drinken en tot rust komen’. Thuis, nadat mijn vrouw haar wat eten en drinken had gegeven, volledig gekalmeerd was, friste zij zichzelf op.

‘Wat doet je man voor werk?’ vroeg ik haar. ‘Wij zijn boeren en leven van landbouw en veeteelt. We zijn eerder arm dan rijk en hebben drie schaapjes en twee geiten. Onze koe is twee dagen geleden overleden en mijn man is daardoor wat gestresst. We bezitten nog niet eens één hectare grond en God heeft ons geen kinderen geschonken, wij moeten alles zelf doen. Toen ik de schaapjes en geitjes ging hoeden, aten zij per ongeluk van een struik die niet aan ons toebehoorde. Mijn man gaf mij daarvan de schuld, omdat ik niet goed had opgelet. Toen de eigenaar zich ook nog had beklaagd bij mijn man - hij had het voorval blijkbaar gezien - was mijn man zo boos dat hij mij de deur wees.’

‘Wie is de eigenaar van dat struikje?’ vroeg ik. Nadat ze duidelijk maakte wie hij was en dat hij de meeste grond bezat in het dorp, besloot ik te paard naar de man te gaan. Zijn huis zag er royaal uit. Ik klopte op de deur en een klein jongetje deed de deur open. ‘Is je vader thuis?’ vroeg ik. ‘Hij watert zijn moestuin iets verderop’, zei hij en wees met zijn wijsvinger de plek aan. ‘Dank je wel,’ zei ik en ging er naartoe. De man had van alles staan in zijn moestuin, van aardappelen tot courgettes en van paprika’s tot meloenen. Uiteraard ontbraken de munt, koriander en peterselie niet. De man zag mij staan en kwam naar mij toe. ‘Kan ik wat voor je doen?’ vroeg hij.

”Heb jij geen dieren als schapen en geiten?’ ‘Nee, vanwaar die vraag?’ vroeg de beste man verbaasd. ‘Welnu, ik heb een lapje grond met bomen en struiken met nog meer onkruid, iets waar jij ook last van hebt als ik zo naar je landgoed kijk’. ‘Ja, dat onkruid is niet bij te houden en neemt voedingsstoffen op die de bomen en struiken hard nodig hebben,’ zei hij op klagende toon. ‘Ja, maar die dieren brengen ook nog iets anders met zich mee,’ zei ik. ‘De uitwerpselen zorgen er ook voor dat de grond gezonder wordt en op den duur vruchtbaarder wordt….je moet ook niet teveel schapen en geiten en/of koeien erop loslaten maar een tiental zou goed zijn voor het stuk land dat jij bezit’.

Ik voegde eraan toe dat ik hem zelfs een vergoeding zou geven als hij mij zulke dieren kon bezorgen. Met interesse in zijn blik keek hij me aan. Ik wist dat ik beet had. ‘Jammer dat je geen dieren hebt, dan moet ik dus verder zoeken, ze zijn blijkbaar schaars in deze contreien’. Hij had mij kunnen vertellen dat zijn buren de benodigde dieren hadden, maar dat verzweeg hij. ‘Waarom koop je dan niet zelf een paar dieren?’ vroeg hij. ‘Zulke dieren hebben zorg en tijd nodig en die tijd heb ik niet … ik ben meer van de tuinbouw en bovendien ben ik niet rijk genoeg om even wat dieren te kopen. Bedankt voor je tijd en mocht je mensen kennen die wat dieren hebben, laat het me dan a.u.b. weten, het scheelt mij een hoop werk’.

Thuis aangekomen zaten mijn vrouw en onze gast te kletsen. Ik vroeg ze mee te komen naar het dorp waar ik net was geweest. Bezorgd stond de vrouw op, er tegenop kijkend om weer terug te gaan naar haar man. Ik zag dat en stelde haar gerust. ‘Je man zal blij zijn dat je terug bent’. Ik zei het met overtuiging, maar was allerminst zeker van mijn zaak. Onderweg was het stil en de cicaden kon je goed horen in de namiddagzon. Op twee paarden, mijn vrouw op één paard en de andere vrouw op het andere (allebei met beide benen aan één kant, zoals het hier gebruikelijk is) gingen we op pad. Ik liep er achteraan en hoopte dat alles goed zou komen. Zekerheid had ik niet. Eindelijk kwamen we aan bij het huis van de vrouw, dat er simpel uitzag en was opgetrokken uit leem en stenen. In dit deel van de aarde hadden alleen de relatief rijken een huis van beton. Het dichtstbijzijnde huis stond vijfhonderd meter verderop. Ik vroeg hun uit het zicht van de ingang van het huis te blijven staan en klopte aan.

Een man deed de deur open. Bezorgd en moe, zo leek zijn gelaatsuitdrukking te vertellen, keek me aan en vroeg wat hij voor mij kon doen. ‘Mijn vrouw is hier met jouw vrouw en ze wil heel graag naar huis maar durft niet. Volgens mijn vrouw was jij boos op haar’. ‘Ja, dat klopt … ik hoop dat ze het mij kan vergeven,’ zei hij alsof hij zichzelf niet kon vergeven. ‘Wat mij bedroefde, stemt mij nu blij. Het lot heeft ervoor gezorgd dat er een uur geleden een buurman bij mij is geweest met de vraag of we onze dieren op zijn landgoed kunnen laten grazen. We krijgen daarvoor zelfs een beloning,’ vervolgde hij alsof hij het nog nauwelijks kon bevatten. Ik zag de vreugde in zijn gezicht terugkomen, nu hij wist dat zijn vrouw terug was. Even later, nadat hij ons had uitgenodigd voor een kopje thee, genoten wij ervan en van de ondergaande Riffijnse zon.

---------------------------------------
De tekening is van Elène Klaren


© 2014 Mourad el Haji meer Mourad el Haji - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De parabel van de schapenhoedster Mourad el Haji
1117VG ParabelErgens in Noord Afrika. Zittend in de schaduw onder een boom, zag ik in de verte een vrouw aan komen rennen. Toen ze dichterbij was, zag ik tranen in haar ogen. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik. Snikkend en stotterend begon ze te vertellen over haar man die haar het huis had uitgezet. ‘En nu?’ vroeg ik haar voorzichtig. De tranen biggelend over haar wangen en naar de grond kijkend, haalde ze haar schouders op ten teken dat ze het niet wist.

‘Waar woon je?’ vroeg ik haar. ‘In het dorp 7 km verderop’. ‘Heb je dat eind gelopen?’ ‘Ja, voordat ik het wist was ik al hier,’ antwoordde ze. ‘Heb je dorst en wil je misschien wat eten?’ Ze knikte wat beschaamd en keek zenuwachtig in de richting van waar ze kwam. ‘Kom!’ zei ik, ‘dan kun je kennis maken met mijn vrouw en kun je wat eten en drinken en tot rust komen’. Thuis, nadat mijn vrouw haar wat eten en drinken had gegeven, volledig gekalmeerd was, friste zij zichzelf op.

‘Wat doet je man voor werk?’ vroeg ik haar. ‘Wij zijn boeren en leven van landbouw en veeteelt. We zijn eerder arm dan rijk en hebben drie schaapjes en twee geiten. Onze koe is twee dagen geleden overleden en mijn man is daardoor wat gestresst. We bezitten nog niet eens één hectare grond en God heeft ons geen kinderen geschonken, wij moeten alles zelf doen. Toen ik de schaapjes en geitjes ging hoeden, aten zij per ongeluk van een struik die niet aan ons toebehoorde. Mijn man gaf mij daarvan de schuld, omdat ik niet goed had opgelet. Toen de eigenaar zich ook nog had beklaagd bij mijn man - hij had het voorval blijkbaar gezien - was mijn man zo boos dat hij mij de deur wees.’

‘Wie is de eigenaar van dat struikje?’ vroeg ik. Nadat ze duidelijk maakte wie hij was en dat hij de meeste grond bezat in het dorp, besloot ik te paard naar de man te gaan. Zijn huis zag er royaal uit. Ik klopte op de deur en een klein jongetje deed de deur open. ‘Is je vader thuis?’ vroeg ik. ‘Hij watert zijn moestuin iets verderop’, zei hij en wees met zijn wijsvinger de plek aan. ‘Dank je wel,’ zei ik en ging er naartoe. De man had van alles staan in zijn moestuin, van aardappelen tot courgettes en van paprika’s tot meloenen. Uiteraard ontbraken de munt, koriander en peterselie niet. De man zag mij staan en kwam naar mij toe. ‘Kan ik wat voor je doen?’ vroeg hij.

”Heb jij geen dieren als schapen en geiten?’ ‘Nee, vanwaar die vraag?’ vroeg de beste man verbaasd. ‘Welnu, ik heb een lapje grond met bomen en struiken met nog meer onkruid, iets waar jij ook last van hebt als ik zo naar je landgoed kijk’. ‘Ja, dat onkruid is niet bij te houden en neemt voedingsstoffen op die de bomen en struiken hard nodig hebben,’ zei hij op klagende toon. ‘Ja, maar die dieren brengen ook nog iets anders met zich mee,’ zei ik. ‘De uitwerpselen zorgen er ook voor dat de grond gezonder wordt en op den duur vruchtbaarder wordt….je moet ook niet teveel schapen en geiten en/of koeien erop loslaten maar een tiental zou goed zijn voor het stuk land dat jij bezit’.

Ik voegde eraan toe dat ik hem zelfs een vergoeding zou geven als hij mij zulke dieren kon bezorgen. Met interesse in zijn blik keek hij me aan. Ik wist dat ik beet had. ‘Jammer dat je geen dieren hebt, dan moet ik dus verder zoeken, ze zijn blijkbaar schaars in deze contreien’. Hij had mij kunnen vertellen dat zijn buren de benodigde dieren hadden, maar dat verzweeg hij. ‘Waarom koop je dan niet zelf een paar dieren?’ vroeg hij. ‘Zulke dieren hebben zorg en tijd nodig en die tijd heb ik niet … ik ben meer van de tuinbouw en bovendien ben ik niet rijk genoeg om even wat dieren te kopen. Bedankt voor je tijd en mocht je mensen kennen die wat dieren hebben, laat het me dan a.u.b. weten, het scheelt mij een hoop werk’.

Thuis aangekomen zaten mijn vrouw en onze gast te kletsen. Ik vroeg ze mee te komen naar het dorp waar ik net was geweest. Bezorgd stond de vrouw op, er tegenop kijkend om weer terug te gaan naar haar man. Ik zag dat en stelde haar gerust. ‘Je man zal blij zijn dat je terug bent’. Ik zei het met overtuiging, maar was allerminst zeker van mijn zaak. Onderweg was het stil en de cicaden kon je goed horen in de namiddagzon. Op twee paarden, mijn vrouw op één paard en de andere vrouw op het andere (allebei met beide benen aan één kant, zoals het hier gebruikelijk is) gingen we op pad. Ik liep er achteraan en hoopte dat alles goed zou komen. Zekerheid had ik niet. Eindelijk kwamen we aan bij het huis van de vrouw, dat er simpel uitzag en was opgetrokken uit leem en stenen. In dit deel van de aarde hadden alleen de relatief rijken een huis van beton. Het dichtstbijzijnde huis stond vijfhonderd meter verderop. Ik vroeg hun uit het zicht van de ingang van het huis te blijven staan en klopte aan.

Een man deed de deur open. Bezorgd en moe, zo leek zijn gelaatsuitdrukking te vertellen, keek me aan en vroeg wat hij voor mij kon doen. ‘Mijn vrouw is hier met jouw vrouw en ze wil heel graag naar huis maar durft niet. Volgens mijn vrouw was jij boos op haar’. ‘Ja, dat klopt … ik hoop dat ze het mij kan vergeven,’ zei hij alsof hij zichzelf niet kon vergeven. ‘Wat mij bedroefde, stemt mij nu blij. Het lot heeft ervoor gezorgd dat er een uur geleden een buurman bij mij is geweest met de vraag of we onze dieren op zijn landgoed kunnen laten grazen. We krijgen daarvoor zelfs een beloning,’ vervolgde hij alsof hij het nog nauwelijks kon bevatten. Ik zag de vreugde in zijn gezicht terugkomen, nu hij wist dat zijn vrouw terug was. Even later, nadat hij ons had uitgenodigd voor een kopje thee, genoten wij ervan en van de ondergaande Riffijnse zon.

---------------------------------------
De tekening is van Elène Klaren
© 2014 Mourad el Haji
powered by CJ2