archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 11
24 april 2014
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Bordkartonnen identiteitsburchten Eric Corsius

1113BS OngeduldAls ik één Groot Woord zou moeten gebruiken om het Huidige Maatschappelijk Klimaat aan te duiden: dan zou dat het woord ‘ongeduld’ zijn. Het is uiteraard hachelijk – en waarschijnlijk ook gewoon onzinnig – om de complexe werkelijkheid te reduceren tot één noemer en om te zoeken naar die ene sleutel die haar doorgrondelijk maakt. Toch kunnen grote woorden wel helpen om enige diepgang af te dwingen in maatschappelijke discussies en om niet te vervallen in haastig pragmatisme, incidentenpolitiek en brandjesblusserij.

Daarin ligt immers precies het probleem. Wij willen zo graag met grote stappen snel thuis zijn. Wij verwachten bijvoorbeeld van onze bestuurders dat zij terstond onze problemen oplossen en dat zij knopen doorhakken als voorzichtig ontwarren te lang dreigt te gaan duren. We staan te trappelen in de rij en kunnen niet wachten totdat er een nieuwe kassa wordt geopend om af te rekenen. Want er moet worden afgerekend met van alles en nog wat – en wel meteen. Juist dit ongeduld vraagt om een metaperspectief.

Het gaat mis met een TBS-er? Afschaffen dus, die hele TBS. - Zedendelinquenten na hun straf behoedzaam laten integreren door de reclassering? Gedoe! Stuur ze maar het bos in. - Een schietpartij bij een overval op een juwelier? De officier van justitie trekt zijn conclusies binnen een dag. – Het systeem Europa werkt even niet? Afschaffen, hekken neerzetten en iedereen terug naar zijn dorp. - Een geopolitiek conflict in en rond een land, waarin we ons tot voor kort nauwelijks verdiepten omdat het hopeloos complex is? Partij kiezen en de trekker op scherp zetten. - Pesters? Real-life-soap ervan maken.

Deze voorbeelden hebben te maken met defensief ongeduld. Het is een reactie op bedreigende situaties, onveiligheid en onzekerheid en uit zich als jachtigheid, paniek en opstandigheid. Er is echter ook een – paradoxaal uitgedrukt – ongeduld van lange adem, dat meer opbouwend van aard lijkt. Ik doel op pogingen om collectieve identiteiten te scheppen aan de hand van een canon, een groepsgevoel, symbolen en verhalen. Ook hier ligt ongedurigheid aan ten grondslag en het onvermogen om te leven met open einden.

Nieuwe religieuze bewegingen en eendimensionale politieke stromingen varen wel bij de behoefte aan ‘bindende verhalen’, net als de goeroes die hun handen vol hebben aan inspiratie- en identiteitstrajecten in bedrijven en organisaties. Ze spiegelen de mogelijkheid voor van een ‘hortus conclusus’, waarin het paradijs van zekerheden en zuivere zelfbeelden de turbulenties van de geschiedenis kan overleven.

Onder de schijn van bezonnenheid is ook hier een kortademige hectiek aan het werk. Amechtig flansen we bordkartonnen identiteitsburchten in elkaar. Dat het illusies zijn heeft onder andere de Duitse cultuurwijsgeer Konersmann mooi beschreven. In zijn alweer zes jaar oude boekje ‘Kulturkritik’ stelt hij het zich aan zekerheden vastklampende fundamentalisme aan de kaak. Hij laat zien dat identiteit juist vloeiend en vloeibaar is. Ons kan het stollingsproces echter niet snel genoeg gaan.

Over oude boekjes gesproken: mijn grootste herontdekking van de laatste tijd was in dit verband het boekje ‘Inleiding tot de verwondering’ (1967) van de outsider Cornelis Verhoeven. Wie het geduld kan opbrengen om met Verhoeven de klassieke bronnen te verkennen en opnieuw tot spreken te brengen en wie zich niet laat afschrikken door de geur van de katholieke cultuur die opstijgt uit zijn werk: die komt een radicaal cultuurcriticus op het spoor.

Verhoeven trekt aan de noodrem van de voortrazende trein van snelle oordelen, conclusies en vingers-op-de-zere plek. Hij daagt – via de filosofie – de cultuur en de samenleving uit om oordelen op te schorten, definities open te laten en knopen geduldig te ontwarren, in plaats van door te hakken. Hij maant ons niet te snel identiteiten vast te leggen.
Niets is immers wat het is. Wat iets is: het antwoord daarop dat ligt in het oneindige verschiet. Daarom moeten we leven met en in het uitstel, aldus Verhoeven. Verwondering is het sleutelwoord: als tegendeel van en antidotum voor ongeduld.
Misschien is de behoefte aan grote woorden zelf wel een uiting van dit ongeduld. Toch eindig ik maar met de uitnodiging de volgende uitbundige passage van Verhoeven langzaam te laten smelten op uw tong:

‘Duidelijk is dat de mens niet collectief in verwondering kan leven en de spanning van het andere niet kan verdragen. Hij wil eigenmachtig egaliseren en het andere integreren of opheffen. (…) Wanneer ooit vanuit een modern en menselijk gezichtspunt de al te grote vraag naar de oorsprong van het kwaad zou kunnen worden gesteld, dan kan de verwondering over dit schokkend feit daarbij niet buiten beschouwing worden gelaten. Het geweld, de actieve wil tot gelijkschakelen, de resolute weigering enig uitstel te verdragen, is een der wortels van het kwaad. Bijna kunnen we in de geest van Socrates zeggen: de ellende in de wereld komt voort uit een gebrek aan filosofie.’

-------------------------------------------------------------
Cornelis Verhoeven, Inleiding tot de verwondering. Baarn 1967 (citaat van blz. 140)
Cfr. Ralf Konersmann, Kulturkritik. Frankfurt am Main 2008.
--------------------------------------


© 2014 Eric Corsius meer Eric Corsius - meer "In de polder"
Beschouwingen > In de polder
Bordkartonnen identiteitsburchten Eric Corsius
1113BS OngeduldAls ik één Groot Woord zou moeten gebruiken om het Huidige Maatschappelijk Klimaat aan te duiden: dan zou dat het woord ‘ongeduld’ zijn. Het is uiteraard hachelijk – en waarschijnlijk ook gewoon onzinnig – om de complexe werkelijkheid te reduceren tot één noemer en om te zoeken naar die ene sleutel die haar doorgrondelijk maakt. Toch kunnen grote woorden wel helpen om enige diepgang af te dwingen in maatschappelijke discussies en om niet te vervallen in haastig pragmatisme, incidentenpolitiek en brandjesblusserij.

Daarin ligt immers precies het probleem. Wij willen zo graag met grote stappen snel thuis zijn. Wij verwachten bijvoorbeeld van onze bestuurders dat zij terstond onze problemen oplossen en dat zij knopen doorhakken als voorzichtig ontwarren te lang dreigt te gaan duren. We staan te trappelen in de rij en kunnen niet wachten totdat er een nieuwe kassa wordt geopend om af te rekenen. Want er moet worden afgerekend met van alles en nog wat – en wel meteen. Juist dit ongeduld vraagt om een metaperspectief.

Het gaat mis met een TBS-er? Afschaffen dus, die hele TBS. - Zedendelinquenten na hun straf behoedzaam laten integreren door de reclassering? Gedoe! Stuur ze maar het bos in. - Een schietpartij bij een overval op een juwelier? De officier van justitie trekt zijn conclusies binnen een dag. – Het systeem Europa werkt even niet? Afschaffen, hekken neerzetten en iedereen terug naar zijn dorp. - Een geopolitiek conflict in en rond een land, waarin we ons tot voor kort nauwelijks verdiepten omdat het hopeloos complex is? Partij kiezen en de trekker op scherp zetten. - Pesters? Real-life-soap ervan maken.

Deze voorbeelden hebben te maken met defensief ongeduld. Het is een reactie op bedreigende situaties, onveiligheid en onzekerheid en uit zich als jachtigheid, paniek en opstandigheid. Er is echter ook een – paradoxaal uitgedrukt – ongeduld van lange adem, dat meer opbouwend van aard lijkt. Ik doel op pogingen om collectieve identiteiten te scheppen aan de hand van een canon, een groepsgevoel, symbolen en verhalen. Ook hier ligt ongedurigheid aan ten grondslag en het onvermogen om te leven met open einden.

Nieuwe religieuze bewegingen en eendimensionale politieke stromingen varen wel bij de behoefte aan ‘bindende verhalen’, net als de goeroes die hun handen vol hebben aan inspiratie- en identiteitstrajecten in bedrijven en organisaties. Ze spiegelen de mogelijkheid voor van een ‘hortus conclusus’, waarin het paradijs van zekerheden en zuivere zelfbeelden de turbulenties van de geschiedenis kan overleven.

Onder de schijn van bezonnenheid is ook hier een kortademige hectiek aan het werk. Amechtig flansen we bordkartonnen identiteitsburchten in elkaar. Dat het illusies zijn heeft onder andere de Duitse cultuurwijsgeer Konersmann mooi beschreven. In zijn alweer zes jaar oude boekje ‘Kulturkritik’ stelt hij het zich aan zekerheden vastklampende fundamentalisme aan de kaak. Hij laat zien dat identiteit juist vloeiend en vloeibaar is. Ons kan het stollingsproces echter niet snel genoeg gaan.

Over oude boekjes gesproken: mijn grootste herontdekking van de laatste tijd was in dit verband het boekje ‘Inleiding tot de verwondering’ (1967) van de outsider Cornelis Verhoeven. Wie het geduld kan opbrengen om met Verhoeven de klassieke bronnen te verkennen en opnieuw tot spreken te brengen en wie zich niet laat afschrikken door de geur van de katholieke cultuur die opstijgt uit zijn werk: die komt een radicaal cultuurcriticus op het spoor.

Verhoeven trekt aan de noodrem van de voortrazende trein van snelle oordelen, conclusies en vingers-op-de-zere plek. Hij daagt – via de filosofie – de cultuur en de samenleving uit om oordelen op te schorten, definities open te laten en knopen geduldig te ontwarren, in plaats van door te hakken. Hij maant ons niet te snel identiteiten vast te leggen.
Niets is immers wat het is. Wat iets is: het antwoord daarop dat ligt in het oneindige verschiet. Daarom moeten we leven met en in het uitstel, aldus Verhoeven. Verwondering is het sleutelwoord: als tegendeel van en antidotum voor ongeduld.
Misschien is de behoefte aan grote woorden zelf wel een uiting van dit ongeduld. Toch eindig ik maar met de uitnodiging de volgende uitbundige passage van Verhoeven langzaam te laten smelten op uw tong:

‘Duidelijk is dat de mens niet collectief in verwondering kan leven en de spanning van het andere niet kan verdragen. Hij wil eigenmachtig egaliseren en het andere integreren of opheffen. (…) Wanneer ooit vanuit een modern en menselijk gezichtspunt de al te grote vraag naar de oorsprong van het kwaad zou kunnen worden gesteld, dan kan de verwondering over dit schokkend feit daarbij niet buiten beschouwing worden gelaten. Het geweld, de actieve wil tot gelijkschakelen, de resolute weigering enig uitstel te verdragen, is een der wortels van het kwaad. Bijna kunnen we in de geest van Socrates zeggen: de ellende in de wereld komt voort uit een gebrek aan filosofie.’

-------------------------------------------------------------
Cornelis Verhoeven, Inleiding tot de verwondering. Baarn 1967 (citaat van blz. 140)
Cfr. Ralf Konersmann, Kulturkritik. Frankfurt am Main 2008.
--------------------------------------
© 2014 Eric Corsius
powered by CJ2