archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 10 Jaargang 11 13 maart 2014 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Brief uit ... | ||||
Autonauts of the Cosmoroute | Katharina Kouwenhoven | |||
In 1982 ondernamen de Argentijnse schrijver Julio Cortázar en zijn vrouw Carol Dunlop, schrijfster en fotografe, een merkwaardige reis. Zij reden van Parijs naar Marseille in een rode VW camper met een openklapbaar huifje, bijgenaamd Fafner of de Draak, niet in acht uur, zoals normaal was, maar in 33 dagen. Zij hadden zichzelf namelijk de opdracht gegeven alle rustplaatsen langs de Autoroute aan te doen, maar niet meer dan twee per dag, en nooit van de snelweg af te gaan.
Zodoende zaten ze per dag niet meer dan een half uur op de weg en de rest van de dag (en de nacht) op een al of niet gruwelijke Aire, met of zonder benzinestation, winkel, picknicktafels, toiletten of motel, met of zonder bos of schaduwrijke plekken, gras, klaterende beekjes of kinderspeelplaatsjes. Tijdens deze tocht hielden ze een logboek bij, schreven stukjes over hun observaties, maakten foto's en lieten tekeningetjes maken om later in boekvorm te worden samengevat. Dat boek verscheen in 1983. Pas in 2007 werd het in het Engels vertaald en nu is het ook in Nederland verkrijgbaar. Het idee van een tocht langs al die rustplaatsen sprak mij zeer aan. In een bepaalde periode reed ik zelf vaak op en neer van Amsterdam naar Parijs en toen probeerde ik ook zo veel mogelijk verschillende rustplaatsen aan te doen. En ik had veel vertrouwen in Julio Cortázar, een geestige en fantasievolle schrijver voor wie het gewone bizar is en het ongewone gesneden koek. Het boek viel me helaas een beetje tegen. De foto's zijn zo slecht, dat ze nauwelijks te ontcijferen zijn, de tekeningetjes (van de zoon van de schrijfster) zijn leuk, maar wel erg veel van hetzelfde en de teksten zijn de onderneming helemaal niet waard. Geen fantasieën, behalve het idee dat ze bespioneerd worden vanuit de vuilnisbakken en dat overal rood-witte puntmutsen van om het leven gebrachte heksen liggen, weinig humor en veel gefilosofeer over ruimte en tijd en hun verhouding, en de relativiteit ervan. Nu moet het behoorlijk saai zijn om dag in dag uit op zo'n parkeerplaats te bivakkeren, ook al heb je veel boeken en een schrijfmachine bij je. Maar opvallend vond ik dat ze wel het nodige over de bomen, de vogels, de plagen van muggen, rupsen en mieren en vrachtwagens wisten te melden, maar opmerkelijk weinig over de mensen, die toch overdag in ruime mate aanwezig waren. Het enige dat ze noteerden was hun nationaliteit, veel Engelsen, Belgen en later Duitsers. Als ik zelf op zo'n rustplaats stond, kon ik uren kijken naar mijn medebezoekers. Op de weg zie je alleen auto's en praktisch niets van de inzittenden, laat staan dat je hun onnavolgbare conversaties kunt volgen. Op de rustplaats verlaten zij echter hun capsules en kun je een blik werpen op de modale vakantieganger. Het viel mij toen op, dat de caravanbezitter nooit een jongeman was, maar altijd een veertiger. Met een gezin, natuurlijk. En die caravanbezitter was een lelijke man, met een embonpoint als een reserveband, maar niettemin met de air van iemand die zichzelf een lot uit de loterij vindt. Zijn gezin liep op Chinese wijze (eerst de vrouw en dan de kinderen, lelijke eendjes die nooit in zwanen zouden veranderen) achter hem aan. Hij wees waar ze konden gaan zitten, hij deed de bestelling en hij betaalde. En na een bezoek aan het toilet vertrokken ze weer, het raampje aan de kant van de chauffeur open en de linkerarm losjes naar buiten hangend. Een feest was het altijd als er een touringcar aanlegde, waar een massa bloemetjesjurken en spijkerbroeken uitstapte. De dames begaven zich op een drafje naar de toiletten, waar ze braaf in de rij gingen staan, terwijl de heren zich op de pils stortten. Op weg naar de Costa Brava om diep rood te verbanden en vrolijk te worden van de sangria. Dat wist ik dan weer van de bussen die terugkwamen uit Spanje, waarvan de inzittenden een aanzienlijk verleptere indruk maakten dan die op de heenweg, die nog niet konden vermoeden wat ze te wachten stond. In lange rijen stonden ze bij de kassa, waar ze zich verstaanbaar probeerden te maken in het Duits of door heel hard te praten, kennelijk in de veronderstelling dat Frans personeel geselecteerd wordt op hardhorendheid. Heel leuk waren de gezinnen, met fietsen, boten, honden opeengepakt in een niet al te grote middenklasser, die aan het einde van de vakantie zo baalden, dat ze niet meer met elkaar converseerden of juist alleen nog schreeuwend communiceerden. Niemand kon nog enig goed doen. De baby huilde permanent, de hond hield niet op met blaffen, de kinderen vlogen elkaar in de haren en zeurden om ijs en vader en moeder besloten voor zichzelf om echtscheiding aan te vragen. Het was een heerlijke vakantie geweest. Volgend jaar weer. Het is genieten op de rustplaatsen langs de snelweg. Je ziet er inderdaad ook vogels. Gieren die het gemunt hebben op doodgereden konijnen, want konijnen zijn er ook in overvloed. En fazanten, die met het verkeer meelopen. Veel interessant groen heb ik er eigenlijk nooit gezien, maar er kan altijd wel ergens in een boom geklommen worden. Carol Dunlop heeft de voltooiing van het boek niet meer meegemaakt. In november 1982 overleed zij. Twee jaar later overleed ook Cortázar. Een van zijn biografen beweerde dat zij beiden aan AIDS leden. Zij zou het van haar echtgenoot hebben gekregen en hij van een bloedtransfusie. Een andere lezing is dat ze aan kanker zijn overleden. Het is in ieder geval waarschijnlijk dat ze tijdens hun tocht over de Autoroute du Sud al ziek waren en dat het inactieve leven daar hen wel goed uitkwam. In normale omstandigheden zou zo'n trip een zware relatietest geweest zijn. Ik denk dat ze daarvoor veel te moe waren. ------------- Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven |
||||
© 2014 Katharina Kouwenhoven | ||||
powered by CJ2 |