|
In zijn artikel 'Tuur naar boven en de twijfel slaat weer toe' beweert godsdienstfilosoof Taede Smedes dat als de aarde de enige planeet is waarop leven is ontstaan dit volgens de kansberekening zo onwaarschijnlijk is dat er wel een schepper moet bestaan. Als de kosmos zou wemelen van leven zou dit echter ook het bestaan van een schepper aannemelijk moeten maken. Dit lijkt hem een probleem voor atheïsten. Hoewel ik mezelf liever agnost noem, zie ik het probleem niet. Het enige reële probleem lijkt me dat godsdienstfilosofen er maar een beetje op los zwammen. 'Ouwehoeren mag, zo lang Gods zegen er maar op rust', denken ze waarschijnlijk in navolging van Gerard Reve. De dag voor Kerstmis moet er iemand op de redactie van de Volkskrant
gezegd hebben: ‘Kom laten we eens een stukje van een theoloog plaatsen. Dat
leest wel lekker, een beetje spiritualiteit naast de hertenbout.’ De eer viel
te beurt aan Taede Smedes, een godsdienstfilosoof. Nu heb ik geen idee wat een
godsdienstfilosoof zoal doet voor de kost, maar Taede is in ieder geval geen
empiricus. ‘Ik hou niet van godsbewijzen’, zo begint hij. ‘Geloof op basis van
argumenten en bewijzen, is in mijn ogen een wankel geloof.’ Zo hoort dat ook, heb ik van Stephen J. Gould
geleerd. Gould verwijst de theologie en het geloof naar het domein van de
moraal: theologen moeten zich vooral niet met wetenschap bemoeien. Wat godsdienst en
theologie dan wel met moraal te maken hebben is een mooi onderwerp voor een
ander stukje.
Onze niet-empirische godsdienstfilosoof laat zijn ‘credo’
echter volgen door een ‘maar’. Recente kosmologische vindingen zouden namelijk ‘wellicht’
een probleem creëren voor atheïsten. Heeft de kosmologie sporen van God ontdekt
in de kosmos? Is er een godsbewijs aanstaande? Wat is het ‘probleem’ waarmee atheïsten zich mogelijk
geconfronteerd zullen zien? Er zouden alleen al in ons melkwegstelsel 40 tot
100 miljard aarde-achtige planeten rondwentelen. Als de aarde de enige planeet
zou zijn waar leven bestaat, dan is de kans 1 op 40 miljard dat er
toevallig bij ons organismen ontstaan zijn uit dode materie, die zich vervolgens
tot onze bonte flora en fauna en de mens zelf hebben ontwikkeld. Deze kans is volgens Taede zo klein, dat daar
eigenlijk wel een schepper aan te pas moet zijn gekomen. Pas als er ook leven op andere planeten
aangetoond wordt, wordt volgens onze godsdienstfilosoof de noodzaak van een
schepper mogelijkerwijs weerlegd: ‘er moeten ontelbare planeten bestaan met
intelligente wezens om een ontwerpargument te kunnen vermijden.’
Mochten er echter ooit andere bewoonde planeten worden
ontdekt dan zal dit het geloof van Taede, mocht hij nog in leven zijn, niet
doen wankelen want hij ‘kan (zich) gewoon niet voorstellen dat God zoveel
ruimte zou verspillen alleen voor ons mensen.’ Blijkbaar is Taede's beeld van de Schepper zo antropomorf dat hij Hem de eigenschap 'verveling' toedicht. Ik heb nog even goed gekeken
maar het was geen aflevering van ‘De Speld'. Smedes blijkt een reëel bestaande
theoloog van enige faam in dat milieu te zijn.
Ik zou dit schouderophalend terzijde gelegd hebben als hij
niet een aantal opmerkelijke observaties doet over atheïsten, die volgens hem
moeten hopen dat UFO’s echt bestaan, omdat dat een natuurlijk verklaring voor
het ontstaan van leven plausibeler zou maken.
Persoonlijk ken ik geen enkele atheïst die ’hoopt’ dat er
nooit een positief godsbewijs gevonden zou worden. De enige persoon mij bekend
die aan de hemelpoort tegen God zelf zei
‘hier wil ik helemaal niets mee te maken hebben’ was Frits Roemplala uit
het prachtige verhaal ‘De verpletterende werkelijkheid’ van J.M.A. Biesheuvel. Gods
reactie was hard en meedogenloos: ‘Dan ga je maar weer een miljoen jaar het
heelal in, dwaal jij maar flink rond en pieker maar, dan mag je nog eens
terugkomen.’
Mocht ik de Here ergens, op een begraafplaats te Blauwhuis
bijvoorbeeld, tegenkomen dan heb ik mijn vraag uiteraard al klaar: ‘Dat
Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?’ Het lijkt mij echter uitermate onwaarschijnlijk
dat ik dat mee zal maken. ‘God’ als scheppende kracht is grotendeels een definitiekwestie en geen
enkele definitie lost au fond iets op want wie of wat schiep dan de schepper?
Als je het godsidee in zijn consequenties doordenkt kun je volgens mij tot geen
andere conclusie komen dan die van Spinoza: God en Natuur zijn identiek.
Is daar dan alles mee opgelost? Integendeel. Vol
verwondering staan we dagelijks oog in oog het het mysterie van het bestaan. Een mysterie
dat geen enkele natuurwetenschapper of godsdienstfilosoof ooit voor ons zal
ontrafelen.
Tuur naar boven en geniet van het mysterie, Taede. Godsamme
wat is die sterrenhemel mooi en wat scheppen we toch een genoegen in dat ondermaanse leventje van ons!
************************** De tekening is van Elène Klaren
|
|