archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 3
Jaargang 11
14 november 2013
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
LIFF 2013 Hans Knegtmans

1103VG Starlet
Het is de organisatie van het Leids filmfestival (LIFF) ernst met het uitbouwen van het evenement. Het begon al met de openingsavond. Dit jaar geen avant-première van een solide Hollywoodfilm in Leidens mooiste bioscoopzaal Trianon I. Men had de hand weten te leggen op de monumentale Pieterskerk, die voor deze gelegenheid getransformeerd was tot half bioscoop, half feestruimte. In het bioscoopgedeelte werden twee korte films vertoond van Charlie Chaplin, The Immigrant (1917) en The Pilgrim (1923). Op zich is dat geen uitzonderlijke gebeurtenis: u kunt die films ook afhuren voor het verjaarspartijtje van uw zoontje. Wat het echter, naast de locatie, bijzonder maakt was de instrumentale live begeleiding door een selectie van het Residentieorkest. De Amerikaanse componist Timothy Brock had voor The Pilgrim de muziekscore van Chaplin bewerkt, en voor The Immigrant zelfs hoogstpersoonlijk geschreven. Kijk, zo open je een festival.

Maar om het evenement serieus op de kaart te zetten, is meer nodig dan een deftig begin. Daar had festivaldirecteur Alexander Mouret ook voor gezorgd. In de eerste plaats duurde het festival langer dan eerdere edities. De publieksfilms begonnen op zaterdag 2 november, daarna volgde op werkdagen een bescheidener programmering in de avonduren, en tenslotte werd op 9 en 10 november alles uit de kast gehaald voor de finale. Het heeft nog niet de fulltime allure van Rotterdam (IFFR), Amsterdam (IDFA) en Utrecht (NFF), maar het begint erop te lijken.

Belangrijker nog voor de identiteit van het festival is het besluit jaarlijks speciale aandacht te geven aan onafhankelijke producties uit Noord-Amerika. Die worden in de wandeling aangeduid als (American) Indies. Op kleinere schaal gebeurde dit de afgelopen jaren al: een handvol films die nog geen distributeur hadden gekregen streden om het voorrecht zich verzekerd te weten van een plaatsje in de bioscoop. Maar dit jaar was het aantal films aanzienlijk hoger (16), en dongen naar de (publieks)prijs ook films mee die al een Nederlandse distributeur hadden gevonden, en waarvan sommige zelfs al in de bioscopen draaien (Prince Avalanche, Short Term 12).
Voorts hadden bij bijna de helft van deze films de makers (regisseur en/of producent) gehoor gegeven aan de uitnodiging om in een Q & A hun film toe te lichten en vragen uit de zaal te beantwoorden. Verheugend genoeg bleef in alle gevallen de meerderheid van de toeschouwers op zijn krent zitten om kennis te nemen van de ideeën van de maker. Het hielp zeker dat deze professionals niet alleen met kennis van zaken, maar ook met oprecht enthousiasme op de discussiepunten ingingen. Deze generatie filmmakers is nog niet blasé en mist de arrogantie van rode loper habitués.

Natuurlijk waren niet alle zestien films in deze categorie van verbluffende kwaliteit of ongehoord vernieuwend. Sweetwater en A Glimpse inside the Mind of Charles Swan III had ik zelfs niet op mijn programma gezet, omdat daar op de Amerikaanse recensiesite Rotten Tomatoes gehakt van gemaakt werd, met gemiddelde schoolcijfers van respectievelijk 4.1 en 3.2. Maar andere films verbaasden in positieve zin. Starlet (van Sean Baker) toont het overdonderende acteertalent van Dree Hemingway (de dochter van Mariel Hemingway, in één klap beroemd geworden als Tracy in Woody Allens meesterwerk Manhattan). Zij stelt – zonder veel succes – hilarische pogingen in het werk om het enorme geldbedrag dat ze vindt in een tweedehands thermosfles terug te bezorgen bij de oude dame van wie ze het ding gekocht heeft. Fijne en slimme film. Of anders wel Ain’t Them Bodies Saints, van David Lowery. Zo’n film waarin ogenschijnlijk niets gebeurt. Nou ja, heel weinig, tot aan de dramatische ontknoping. Ontsnapte outlaw (Casey Affleck, de altijd mummelende broer van Ben) onderneemt een barre reis om zijn vrouw en dochtertje weer te zien. De kijker voelt op zijn klompen aan dat de man hier weinig vreugde aan zal beleven. Niet bijzonder verrassend kreeg Short Term 12 de hoogste publiekswaardering (van alle festivalfilms, dus niet alleen in de Indie-competitie). Het publiek deelde kennelijk niet mijn reserves die ik in de vorige Leunstoel uitte.

Rubrieken die al wat langer meegaan zijn een greep uit hedendaagse Chinese publieksfavorieten (vier stuks) en recente Russische films (eveneens vier). De Chinezen heb ik na eerdere ervaringen maar eens laten zitten, maar het Leidse aanbod van Russische films is de laatste jaren steeds interessant. Van de drie films die ik bezocht, had I’ll Be Around een regelrechte tearjerker kunnen worden als regisseur Pavel Ruminov niet zo veel beheersing aan de dag had gelegd. Alleenstaande jonge vrouw heeft symptomen van een hersentumor en dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Ze heeft nauwelijks tijd meer om pleegouders voor haar zoontje te zoeken.1103VG LIke Father Gelukkig ontmoet ze een sympathiek jong stel met wie ze zelfs voor haar resterende levensdagen goede afspraken kan maken. Voorbeeldig spel van volwassenen en kind in deze heftige film. Betrayal (Kirill Sebrennikov) heeft nog minder consideratie met de kijker. Een man bezoekt een strenge, vrouwelijke cardioloog. ‘Ik voel me de laatste tijd niet zo goed,’ bekent zij, terwijl hij voor joker op de onderzoekstafel ligt. ‘Mijn man bedriegt me.’ De patiënt is even van zijn stuk gebracht. ‘Met jouw vrouw,’ verduidelijkt ze. Het verhaal wordt er niet vrolijker op. Strak geregisseerd en mooi, kil camerawerk.

Treuriger dan The Major (Yuri Bykov) worden films niet gemaakt. Een legerofficier raast door het ondergesneeuwde Russische landschap op weg naar een zwangerschapskliniek, waar zijn vrouw elk moment kan bevallen. Daardoor is hij niet in staat om een jongetje dat met een sleetje de snelweg oversteekt, te ontwijken. Boem! Jongetje dood, moeder hysterisch. Hij sluit haar op in zijn auto en belt een collega. Eenmaal ter plaatse bedenkt die een plan dat zijn vriend van de ondergang kan redden. Waar geen toeschouwer op rekent, is dat de majoor bij nader inzien toch een geweten blijkt te hebben. Als enige van de vele overheidsdienaren bij leger, politie en gevangenis. In combinatie met het perfecte acteren resulteert dit in een van de beste festivalfilms.

Slechts bij toeval ontdekte ik dat enkele intrigerende titels tot een categorie behoorden die met LUX Prize werd aangeduid. Die blijkt – wist ik veel – ‘een initiatief te zijn van het Europees Parlement, (met) als doel de Europese film en cultuur te promoten en het debat over Europese waarden te stimuleren’. Cultuur promoten en waarden stimuleren leek mij een goede zaak, zij het misschien wat abstract. Eén van de drie – de Belgische productie The Broken Circle Breakdown – had eind 2012 al kort in de Nederlandse bioscoop gedraaid en behoorde tot de betere films van dat jaar. De andere twee deelnemers aan de geheimzinnige competitie (wat hield die LUX prize nu in? En hoe wordt de Europese winnaar bepaald?) waren Miele en The Selfish Giant, speelfilms met een hoog documentair gehalte. Miele beschrijft de lotgevallen van een professionele euthanasie-hulpverleenster, The Selfish Giant is het ontroerende verhaal van twee jongetjes die van school zijn getrapt en nu voor een louche zakenman klusjes opknappen. Ondanks de mistige doelstellingen volwaardige festivalfilms, voor uitverkochte zalen, die hoog scoorden in de publieksenquête. Vooral doorgaan met die rubriek, zou ik zeggen.

Hoe je het ook wendt of keert, in studentenstad Leiden is het gros van de bezoekers vooral geïnteresseerd in voorpremières van reguliere bioscoopfilms. Sneak previews zonder sneak. Die waren er in overvloed. Het siert de programmamakers dat ze ook dit jaar als belangrijkste criterium kwaliteit hanteerden en niet zwichtten voor het blockbusterpotentieel van de films. Al moet ik een voorbehoud maken voor The Way Way Back. Deze komedie van Nat Faxon en Jim Rash, met een onvervalste sterrencast (Sam Rockwell, Steve Carell, Toni Collette) bewandelt het glibberige pad tussen coming of age drama en lach-of-ik-schietfilm, waarbij de flauwste grappen voor rekening komen van waterpretpark-manager Owen (Rockwell, die wel eens in intelligentere films heeft geschitterd). Maar goed, blijkens de publieksenquête lustten de bezoekers er wel pap van, dus van mij geen onvertogen woord.

Een van de beste voorpremières was de Japanse tragikomedie Like Father, Like Son, van regisseur Kore-Eda Hirokazu. Twee jongetjes – inmiddels al een jaar of tien oud – blijken vlak na hun geboorte in het ziekenhuis te zijn verwisseld. Wat nu gedaan? Het is Japanse cineasten wel toevertrouwd van dit thema iets moois te maken.

Een paar maanden terug was The Lunchbox (Ritesh Batra) een groot succes op een Indiaas festivalletje in Filmhuis Den Haag. Nu begrijpen we waarom. In India verdienen hele volksstammen de kost met het vervoeren van lunchpakketten. Een razend ingewikkeld vervoerssysteem zorgt ervoor dat de lunch die de vrouw des huizes heeft bereid, precies op tijd haar echtgenoot op diens kantoor bereikt. Maar soms gaat het mis, zoals in dit geval. Het door echtgenote Ila gekokkerelde menu wordt van de ene dag op de andere niet meer bij haar man bezorgd, maar bij de bijna gepensioneerde Saajan Fernandes. Wanneer maakster en consument de fout ontdekken, zet dit een steeds romantischer briefwisseling in gang. Een aangenaam understated en geestige film.

Mouret en de zijnen blijven met bewonderenswaardig elan aan de weg timmeren. De bezoekers zijn tevreden, de filmers evenzeer, en het Europees Parlement heeft een mooi afzetpunt voor zijn Europese waarden. Volgend jaar weer.  


© 2013 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
LIFF 2013 Hans Knegtmans
1103VG Starlet
Het is de organisatie van het Leids filmfestival (LIFF) ernst met het uitbouwen van het evenement. Het begon al met de openingsavond. Dit jaar geen avant-première van een solide Hollywoodfilm in Leidens mooiste bioscoopzaal Trianon I. Men had de hand weten te leggen op de monumentale Pieterskerk, die voor deze gelegenheid getransformeerd was tot half bioscoop, half feestruimte. In het bioscoopgedeelte werden twee korte films vertoond van Charlie Chaplin, The Immigrant (1917) en The Pilgrim (1923). Op zich is dat geen uitzonderlijke gebeurtenis: u kunt die films ook afhuren voor het verjaarspartijtje van uw zoontje. Wat het echter, naast de locatie, bijzonder maakt was de instrumentale live begeleiding door een selectie van het Residentieorkest. De Amerikaanse componist Timothy Brock had voor The Pilgrim de muziekscore van Chaplin bewerkt, en voor The Immigrant zelfs hoogstpersoonlijk geschreven. Kijk, zo open je een festival.

Maar om het evenement serieus op de kaart te zetten, is meer nodig dan een deftig begin. Daar had festivaldirecteur Alexander Mouret ook voor gezorgd. In de eerste plaats duurde het festival langer dan eerdere edities. De publieksfilms begonnen op zaterdag 2 november, daarna volgde op werkdagen een bescheidener programmering in de avonduren, en tenslotte werd op 9 en 10 november alles uit de kast gehaald voor de finale. Het heeft nog niet de fulltime allure van Rotterdam (IFFR), Amsterdam (IDFA) en Utrecht (NFF), maar het begint erop te lijken.

Belangrijker nog voor de identiteit van het festival is het besluit jaarlijks speciale aandacht te geven aan onafhankelijke producties uit Noord-Amerika. Die worden in de wandeling aangeduid als (American) Indies. Op kleinere schaal gebeurde dit de afgelopen jaren al: een handvol films die nog geen distributeur hadden gekregen streden om het voorrecht zich verzekerd te weten van een plaatsje in de bioscoop. Maar dit jaar was het aantal films aanzienlijk hoger (16), en dongen naar de (publieks)prijs ook films mee die al een Nederlandse distributeur hadden gevonden, en waarvan sommige zelfs al in de bioscopen draaien (Prince Avalanche, Short Term 12).
Voorts hadden bij bijna de helft van deze films de makers (regisseur en/of producent) gehoor gegeven aan de uitnodiging om in een Q & A hun film toe te lichten en vragen uit de zaal te beantwoorden. Verheugend genoeg bleef in alle gevallen de meerderheid van de toeschouwers op zijn krent zitten om kennis te nemen van de ideeën van de maker. Het hielp zeker dat deze professionals niet alleen met kennis van zaken, maar ook met oprecht enthousiasme op de discussiepunten ingingen. Deze generatie filmmakers is nog niet blasé en mist de arrogantie van rode loper habitués.

Natuurlijk waren niet alle zestien films in deze categorie van verbluffende kwaliteit of ongehoord vernieuwend. Sweetwater en A Glimpse inside the Mind of Charles Swan III had ik zelfs niet op mijn programma gezet, omdat daar op de Amerikaanse recensiesite Rotten Tomatoes gehakt van gemaakt werd, met gemiddelde schoolcijfers van respectievelijk 4.1 en 3.2. Maar andere films verbaasden in positieve zin. Starlet (van Sean Baker) toont het overdonderende acteertalent van Dree Hemingway (de dochter van Mariel Hemingway, in één klap beroemd geworden als Tracy in Woody Allens meesterwerk Manhattan). Zij stelt – zonder veel succes – hilarische pogingen in het werk om het enorme geldbedrag dat ze vindt in een tweedehands thermosfles terug te bezorgen bij de oude dame van wie ze het ding gekocht heeft. Fijne en slimme film. Of anders wel Ain’t Them Bodies Saints, van David Lowery. Zo’n film waarin ogenschijnlijk niets gebeurt. Nou ja, heel weinig, tot aan de dramatische ontknoping. Ontsnapte outlaw (Casey Affleck, de altijd mummelende broer van Ben) onderneemt een barre reis om zijn vrouw en dochtertje weer te zien. De kijker voelt op zijn klompen aan dat de man hier weinig vreugde aan zal beleven. Niet bijzonder verrassend kreeg Short Term 12 de hoogste publiekswaardering (van alle festivalfilms, dus niet alleen in de Indie-competitie). Het publiek deelde kennelijk niet mijn reserves die ik in de vorige Leunstoel uitte.

Rubrieken die al wat langer meegaan zijn een greep uit hedendaagse Chinese publieksfavorieten (vier stuks) en recente Russische films (eveneens vier). De Chinezen heb ik na eerdere ervaringen maar eens laten zitten, maar het Leidse aanbod van Russische films is de laatste jaren steeds interessant. Van de drie films die ik bezocht, had I’ll Be Around een regelrechte tearjerker kunnen worden als regisseur Pavel Ruminov niet zo veel beheersing aan de dag had gelegd. Alleenstaande jonge vrouw heeft symptomen van een hersentumor en dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Ze heeft nauwelijks tijd meer om pleegouders voor haar zoontje te zoeken.1103VG LIke Father Gelukkig ontmoet ze een sympathiek jong stel met wie ze zelfs voor haar resterende levensdagen goede afspraken kan maken. Voorbeeldig spel van volwassenen en kind in deze heftige film. Betrayal (Kirill Sebrennikov) heeft nog minder consideratie met de kijker. Een man bezoekt een strenge, vrouwelijke cardioloog. ‘Ik voel me de laatste tijd niet zo goed,’ bekent zij, terwijl hij voor joker op de onderzoekstafel ligt. ‘Mijn man bedriegt me.’ De patiënt is even van zijn stuk gebracht. ‘Met jouw vrouw,’ verduidelijkt ze. Het verhaal wordt er niet vrolijker op. Strak geregisseerd en mooi, kil camerawerk.

Treuriger dan The Major (Yuri Bykov) worden films niet gemaakt. Een legerofficier raast door het ondergesneeuwde Russische landschap op weg naar een zwangerschapskliniek, waar zijn vrouw elk moment kan bevallen. Daardoor is hij niet in staat om een jongetje dat met een sleetje de snelweg oversteekt, te ontwijken. Boem! Jongetje dood, moeder hysterisch. Hij sluit haar op in zijn auto en belt een collega. Eenmaal ter plaatse bedenkt die een plan dat zijn vriend van de ondergang kan redden. Waar geen toeschouwer op rekent, is dat de majoor bij nader inzien toch een geweten blijkt te hebben. Als enige van de vele overheidsdienaren bij leger, politie en gevangenis. In combinatie met het perfecte acteren resulteert dit in een van de beste festivalfilms.

Slechts bij toeval ontdekte ik dat enkele intrigerende titels tot een categorie behoorden die met LUX Prize werd aangeduid. Die blijkt – wist ik veel – ‘een initiatief te zijn van het Europees Parlement, (met) als doel de Europese film en cultuur te promoten en het debat over Europese waarden te stimuleren’. Cultuur promoten en waarden stimuleren leek mij een goede zaak, zij het misschien wat abstract. Eén van de drie – de Belgische productie The Broken Circle Breakdown – had eind 2012 al kort in de Nederlandse bioscoop gedraaid en behoorde tot de betere films van dat jaar. De andere twee deelnemers aan de geheimzinnige competitie (wat hield die LUX prize nu in? En hoe wordt de Europese winnaar bepaald?) waren Miele en The Selfish Giant, speelfilms met een hoog documentair gehalte. Miele beschrijft de lotgevallen van een professionele euthanasie-hulpverleenster, The Selfish Giant is het ontroerende verhaal van twee jongetjes die van school zijn getrapt en nu voor een louche zakenman klusjes opknappen. Ondanks de mistige doelstellingen volwaardige festivalfilms, voor uitverkochte zalen, die hoog scoorden in de publieksenquête. Vooral doorgaan met die rubriek, zou ik zeggen.

Hoe je het ook wendt of keert, in studentenstad Leiden is het gros van de bezoekers vooral geïnteresseerd in voorpremières van reguliere bioscoopfilms. Sneak previews zonder sneak. Die waren er in overvloed. Het siert de programmamakers dat ze ook dit jaar als belangrijkste criterium kwaliteit hanteerden en niet zwichtten voor het blockbusterpotentieel van de films. Al moet ik een voorbehoud maken voor The Way Way Back. Deze komedie van Nat Faxon en Jim Rash, met een onvervalste sterrencast (Sam Rockwell, Steve Carell, Toni Collette) bewandelt het glibberige pad tussen coming of age drama en lach-of-ik-schietfilm, waarbij de flauwste grappen voor rekening komen van waterpretpark-manager Owen (Rockwell, die wel eens in intelligentere films heeft geschitterd). Maar goed, blijkens de publieksenquête lustten de bezoekers er wel pap van, dus van mij geen onvertogen woord.

Een van de beste voorpremières was de Japanse tragikomedie Like Father, Like Son, van regisseur Kore-Eda Hirokazu. Twee jongetjes – inmiddels al een jaar of tien oud – blijken vlak na hun geboorte in het ziekenhuis te zijn verwisseld. Wat nu gedaan? Het is Japanse cineasten wel toevertrouwd van dit thema iets moois te maken.

Een paar maanden terug was The Lunchbox (Ritesh Batra) een groot succes op een Indiaas festivalletje in Filmhuis Den Haag. Nu begrijpen we waarom. In India verdienen hele volksstammen de kost met het vervoeren van lunchpakketten. Een razend ingewikkeld vervoerssysteem zorgt ervoor dat de lunch die de vrouw des huizes heeft bereid, precies op tijd haar echtgenoot op diens kantoor bereikt. Maar soms gaat het mis, zoals in dit geval. Het door echtgenote Ila gekokkerelde menu wordt van de ene dag op de andere niet meer bij haar man bezorgd, maar bij de bijna gepensioneerde Saajan Fernandes. Wanneer maakster en consument de fout ontdekken, zet dit een steeds romantischer briefwisseling in gang. Een aangenaam understated en geestige film.

Mouret en de zijnen blijven met bewonderenswaardig elan aan de weg timmeren. De bezoekers zijn tevreden, de filmers evenzeer, en het Europees Parlement heeft een mooi afzetpunt voor zijn Europese waarden. Volgend jaar weer.  
© 2013 Hans Knegtmans
powered by CJ2