archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 17
Jaargang 10
11 juli 2013
Bezigheden > Lopen delen printen terug
De Rob-Roy Way Katharina Kouwenhoven

1017BZ Rob Roy
Wandelen langs het kustpad van Groot Brittanie is een groot genoegen, maar je moet het binnenland natuurlijk niet verwaarlozen. Mijn wandelvriendin koos dit jaar voor de Rob Roy Way in Schotland, 'omdat daar zulke leuke dorpjes aan liggen'. Niets bleek minder waar, maar het was wel een leuke, afwisselende wandelroute. De Rob Roy Way loopt van Drymen naar Pitlochry, van het begin van de West Highland Way in noordoostelijke richting, en is 124 km lang. Omdat we een flexibel arrangement hadden, hebben we hem in 8 dagen gelopen (het kon ook in 5 dagen).

De route dankt zijn naam aan Rob Roy MacGregor (1671 - 1734), ook wel de Schotse Robin Hood genoemd, maar eigenlijk een veedief. Rondom deze twijfelachtige figuur is een mythe onstaan, die begon met een roman over zijn leven van Sir Walter Scott. Inmiddels wordt hij ruimhartig toeristisch geëxploiteerd met: deze wandelroute, een Rob Roy centrum, excursies naar een van zijn schuilplaatsen aan Loch Lomond en naar zijn graf. Vanaf de wandelroute kun je naar al deze plekken uitstapjes maken. Dat hebben wij niet gedaan want er was toch al genoeg te zien. Aan het begin van de route, in Drymen, herkende wij de eeuwenoude herberg waar we gegeten hadden toen we de West Highland Way liepen. Altijd leuk om ergens naar toe te gaan waar je al eerder geweest bent, zeker als je in den vreemde vertoeft. En het eten was er prima. Daar hebben we trouwens überhaupt niet over te klagen gehad.

Vanuit Drymen liep de route door een nationaal park met nogal veel productiebos. Zo'n sparrenbos, daar houd ik niet erg van, maar in Schotland heb je altijd wel ergens water in de buurt. We liepen niet ver van Loch Lomond, het op een na grootste meer van Schotland. Langs dat meer hadden we 2 dagen moeizaam gelopen langs de West Highland Way, zodat we het nu links konden laten liggen. Nu liepen we langs beken en kleine riviertjes naar Aberfoyle en de volgende dag naar Loch Venachar en Callander. Het productiebos was opgehouden en nu liepen we langs Loch Lubnaig, dat later Lochan Buide heet en overgaat in de rivier Balvag, naar Strathyre aan de oever van deze rivier. Vraag me niet hoe je al deze namen uitspreekt. Dat is vaak erg verrassend, zodat je de naam helemaal niet meer herkent. Over beboste heuvels en over het veen vervolgde we onze weg naar Lochearnhead, dat inderdaad aan de kop van Loch Earn ligt. Het meest Schotse deel van de wandeling, grazige heuvels en bergen bracht ons bij de rivier de Dochart en de watervallen van Dochart (die geen watervallen zijn maar stroomversnellingen) en het plaatsje Killin, waar zich heel wat toeristen genesteld hadden, vanwege die watervallen. Het leek een beetje op een toeristische trekpleister aan de Maas.

Van Killin wandelden we naar Ardeonaig, vanwaar we wegens gebrek aan accomodatie per taxi teruggingen naar Killin. De volgende ochtend bracht de taxi ons naar Acham – tussen Ardeonaig en Archam wordt niet gewandeld, want er zijn geen wandelpaden – vanwaar we klimmend en dalend weer voornamelijk door het bos liepen naar Aberfeldy. Vanaf de heuvels konden we Kenmore zien liggen, een aangenaam mooi dorp aan de kop van Loch Tay en het begin van de rivier de Tay. Over een pad langs die rivier liepen we de volgende dag via Grandtully, alwaar zich een enorme chocolaterie (!) bevindt, naar Pitlochry, de grootste van alle plaatsen die we aangedaan hadden en handzaam gelegen aan het spoor naar Edinburgh.

Wandelend langs de Rob Roy Way kom je niemand tegen behalve een enkele fietser als de route over fietsroute 7 loopt (Schotland heeft een prachtig fietsnetwerk). Eenmaal kwamen we in een pub een echtpaar tegen dat dezelfde wandeling maakte, maar in een heel ander tempo. We hebben ze nooit meer gezien. Dat is het aantrekkelijke van Schotland: een groots en wijds en leeg landschap en dus stilte. Veel zwartkop schapen, die ook niks zeggen, een paar runderen en een heel klein weitje met vrij wroetende varkentjes. In elk dorp is echter accommodatie en de gezelligheid van minstens één pub. Er gaan onbegrijpelijk veel toeristen naar Schotland, in weerwil het bizarre klimaat, dat volstrekt onvoorspelbaar is. Toch hebben we gedurende de gehele wandeling niet meer dan een uurtje regen gehad en toen waren we alweer onder de pannen.

Het gezapige tempo waarin we de route liepen – niet meer dan vijf tot zes uur per dag – is ons goed bevallen. We worden steeds ouder en het klimmen en dalen steeds zwaarder en we krijgen kwaaltjes, een lastige knie, een opspelende rug, stijfheid, spierpijn en blaren. Gelukkig hoeven we ons niet meer te bewijzen. Zo kunnen we nog jaren wandelen. En in Schotland kan alles.
 
*********************************
Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven


© 2013 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
De Rob-Roy Way Katharina Kouwenhoven
1017BZ Rob Roy
Wandelen langs het kustpad van Groot Brittanie is een groot genoegen, maar je moet het binnenland natuurlijk niet verwaarlozen. Mijn wandelvriendin koos dit jaar voor de Rob Roy Way in Schotland, 'omdat daar zulke leuke dorpjes aan liggen'. Niets bleek minder waar, maar het was wel een leuke, afwisselende wandelroute. De Rob Roy Way loopt van Drymen naar Pitlochry, van het begin van de West Highland Way in noordoostelijke richting, en is 124 km lang. Omdat we een flexibel arrangement hadden, hebben we hem in 8 dagen gelopen (het kon ook in 5 dagen).

De route dankt zijn naam aan Rob Roy MacGregor (1671 - 1734), ook wel de Schotse Robin Hood genoemd, maar eigenlijk een veedief. Rondom deze twijfelachtige figuur is een mythe onstaan, die begon met een roman over zijn leven van Sir Walter Scott. Inmiddels wordt hij ruimhartig toeristisch geëxploiteerd met: deze wandelroute, een Rob Roy centrum, excursies naar een van zijn schuilplaatsen aan Loch Lomond en naar zijn graf. Vanaf de wandelroute kun je naar al deze plekken uitstapjes maken. Dat hebben wij niet gedaan want er was toch al genoeg te zien. Aan het begin van de route, in Drymen, herkende wij de eeuwenoude herberg waar we gegeten hadden toen we de West Highland Way liepen. Altijd leuk om ergens naar toe te gaan waar je al eerder geweest bent, zeker als je in den vreemde vertoeft. En het eten was er prima. Daar hebben we trouwens überhaupt niet over te klagen gehad.

Vanuit Drymen liep de route door een nationaal park met nogal veel productiebos. Zo'n sparrenbos, daar houd ik niet erg van, maar in Schotland heb je altijd wel ergens water in de buurt. We liepen niet ver van Loch Lomond, het op een na grootste meer van Schotland. Langs dat meer hadden we 2 dagen moeizaam gelopen langs de West Highland Way, zodat we het nu links konden laten liggen. Nu liepen we langs beken en kleine riviertjes naar Aberfoyle en de volgende dag naar Loch Venachar en Callander. Het productiebos was opgehouden en nu liepen we langs Loch Lubnaig, dat later Lochan Buide heet en overgaat in de rivier Balvag, naar Strathyre aan de oever van deze rivier. Vraag me niet hoe je al deze namen uitspreekt. Dat is vaak erg verrassend, zodat je de naam helemaal niet meer herkent. Over beboste heuvels en over het veen vervolgde we onze weg naar Lochearnhead, dat inderdaad aan de kop van Loch Earn ligt. Het meest Schotse deel van de wandeling, grazige heuvels en bergen bracht ons bij de rivier de Dochart en de watervallen van Dochart (die geen watervallen zijn maar stroomversnellingen) en het plaatsje Killin, waar zich heel wat toeristen genesteld hadden, vanwege die watervallen. Het leek een beetje op een toeristische trekpleister aan de Maas.

Van Killin wandelden we naar Ardeonaig, vanwaar we wegens gebrek aan accomodatie per taxi teruggingen naar Killin. De volgende ochtend bracht de taxi ons naar Acham – tussen Ardeonaig en Archam wordt niet gewandeld, want er zijn geen wandelpaden – vanwaar we klimmend en dalend weer voornamelijk door het bos liepen naar Aberfeldy. Vanaf de heuvels konden we Kenmore zien liggen, een aangenaam mooi dorp aan de kop van Loch Tay en het begin van de rivier de Tay. Over een pad langs die rivier liepen we de volgende dag via Grandtully, alwaar zich een enorme chocolaterie (!) bevindt, naar Pitlochry, de grootste van alle plaatsen die we aangedaan hadden en handzaam gelegen aan het spoor naar Edinburgh.

Wandelend langs de Rob Roy Way kom je niemand tegen behalve een enkele fietser als de route over fietsroute 7 loopt (Schotland heeft een prachtig fietsnetwerk). Eenmaal kwamen we in een pub een echtpaar tegen dat dezelfde wandeling maakte, maar in een heel ander tempo. We hebben ze nooit meer gezien. Dat is het aantrekkelijke van Schotland: een groots en wijds en leeg landschap en dus stilte. Veel zwartkop schapen, die ook niks zeggen, een paar runderen en een heel klein weitje met vrij wroetende varkentjes. In elk dorp is echter accommodatie en de gezelligheid van minstens één pub. Er gaan onbegrijpelijk veel toeristen naar Schotland, in weerwil het bizarre klimaat, dat volstrekt onvoorspelbaar is. Toch hebben we gedurende de gehele wandeling niet meer dan een uurtje regen gehad en toen waren we alweer onder de pannen.

Het gezapige tempo waarin we de route liepen – niet meer dan vijf tot zes uur per dag – is ons goed bevallen. We worden steeds ouder en het klimmen en dalen steeds zwaarder en we krijgen kwaaltjes, een lastige knie, een opspelende rug, stijfheid, spierpijn en blaren. Gelukkig hoeven we ons niet meer te bewijzen. Zo kunnen we nog jaren wandelen. En in Schotland kan alles.
 
*********************************
Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven
© 2013 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2