archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 10
25 april 2013
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden delen printen terug
Oorlogsherdenkingstijd Peter Schröder

1013 BS 118.1
Levenslessen
Na de Tweede Wereldoorlog kregen Nederlandse kinderen op school vaak te horen dat ze uit deze verschrikkelijke slachtpartij lessen moesten trekken om herhaling te voorkomen. Herhaling van dat botte gebombardeer, van dat doodschieten van soldaten onderling en van burgers, en vooral van dat uitmoorden van hele bevolkingsgroepen in concentratiekampen. Na 1945 heeft er in West Europa geen oorlog meer gewoed, in grote delen van de rest van de wereld (ook op de Balkan) veranderde er weinig en werd de traditie van grootschalige gewapende terreur stevig voortgezet. Hadden de West Europeanen hun lessen geleerd en al die anderen niet? In zekere zin; voor het westerse kamp hadden de VS een einde gemaakt aan de oorlog met de alleen daar beschikbare ‘atoombom’, het nieuwste en krachtigste wapen tot dan toe. Ze hielden dat wapen paraat voor gebruik tegen verdere tegenpartijen en waren daarmee voorlopig de baas. Tegen de tijd dat andere sterke staten hun eigen kernwapens gebruiksklaar hadden was daar ook het besef doorgedrongen dat het gebruik ervan al gauw contraproductief (al was het maar vanwege het onherroepelijke ‘friendly fire’) zou zijn. Zo ligt de grootste kracht van kernwapens tot nu toe niet zozeer in het vernietigende effect, maar in de dreiging van die vernietiging. ‘Bij ons’ dus geen traditionele oorlog meer, maar deze breuk in het georganiseerde geweld gold niet voor landen die zonder adequaat tegenspel van ‘ons’ bijvoorbeeld aan het gezag van de Sovjetregering of die van de Volksrepubliek China werden overgeleverd. De soldaten en geheime politiemannen aldaar zetten onder nieuwe etiketten (Goelag, Culturele Revolutie) de terreur voort.

Hoe primitiever hoe dodelijker
We gooien er nog eens een platitude tegenaan: oorlog is van overal en van alle tijden. Zeker, met steeds moderner en efficiënter wapentuig ziet het er tegenwoordig dramatischer uit dan in de oertijd, maar vergis je niet, enkele van de nu nog resterende jager/verzamelaar (laten we toch maar zeggen: primitiefste) stammen moorden er uitbundiger op los, inclusief structurele verkrachting en marteling, dan wie dan ook. Lawrence H. Keeley weet in War Before Civilization: the Myth of the Peaceful Savage, (Oxford UP 1996) te melden dat in het oerwoud van de Amazone bij de Jivaro’s (koppensnellers, bekend ook uit Het Gebroken Oor van Kuifje) 60% van de mannen als 'soldaten' overlijdt aan oorlogsgeweld. Een eindje verderop wonen de Yanomano, daarvan sterft tussen 40 en 50% aan oorlogsgeweld. In het hoogland van Nieuw Guinea komt de stenen tijdperk stam Mae Enga op 38%. Gewoon met speren, machetes en knuppels. Hierbij vergeleken was de mannelijke oorlogssterfte in Europa en de VS in de 20e eeuw (uiteindelijk zo’n 2%) een kleinigheid.
Waarom zou oorlog van overal en van alle tijden zijn? Zo’n vraag is moelijker te beantwoorden dan de vragen van hoe, waar, wanneer etc. maar toch moet er iets oermenselijks aan oorlogsgeweld zitten. Met de kennis van nu: oorlogsgeweld zal lange tijd een evolutionair voordeel hebben betekend (en in West Europa zal dat nu minder zijn) en dat veronderstelt weer de aanwezigheid van menselijke strijdlust, in ieder geval op bepaalde plaatsen en tijden. Rationaliserende verhalen genoeg om ten strijde te trekken: baasspelerij, territoriumtekort, gebrek aan hulpbronnen, gekrenkte eer, aan veronderstelde motieven en smoesjes geen gebrek.

Slaande trom
Maar het zou waarschijnlijk niet zo ver komen als behalve aan een zekere winstverwachting aan de strijd geen lust te beleven was. ‘Boeh! Pak aan oude schurk, van deze steek van mijn bajonet heb je niet terug!’, ‘PatsBoemboemboem, weg met dat huis, weg met die kerk, die zit!’
Opruiende toespraken van staatshoofden en dan ten strijde marcheren, met wapperend vaandel en slaande trom: hier in Nederland doen we er (bijv. bij de troonsbestijging van onze toekomstige koning) niet zoveel meer aan, maar in soberder tijden van weleer heerste veel paraderende uitbundigheid. Zo’n 100 jaar geleden trokken de koninklijke, keizerlijke en presidentiële troepen er nog rijk bepluimd op uit om de eerste wereldoorlog uit te gaan vechten. Was het vervolg van de strijd wel zo deprimerend dat het ook de laatste keer was dat militair theater zo’n rol speelde?
De eerste Wereldoorlog werd uitgevochten in een periode waarin de publicatie en het gebruik van postkaarten hoogtepunten beleefde. Het nieuwe picturale en verbale medium werd ingezet voor alle communictie- en informatiediensten die nu bij die moderne media zijn ondergebracht: email, Whatsapp, Facebook, Twitter, Google en de hele bliksemse stortvloed van woord en beeld was toen gecomprimeerd1013BS 118.2 op eenvoudige postkaartfiles. Al gauw zo’n 30% van de postkaartproductie tussen 1914 en 1918 bracht de 1e Wereldoorlog in beeld en werd verstuurd door soldaten naar huis en door thuisblijvers naar soldaten.

Tussen front en thuisfront
Wie op postkaarten een onpartijdig beeldverslag verwacht van de oorlogsellende komt bedrogen uit, kapotte gebouwen zijn goed vertegenwoordigd, maar kapotte mensen zoals we ze nu bloederig en vrijwel dagelijks zien via onze hedendaagse media komen we nauwelijks tegen.
Zulke gewelddadige kaarten lijken ook minder geschikt te zijn voor intermenselijke communicatie tussen front en huis: ‘Kijk moeder, hier zie je mijn slapie Jaap nadat hij door een 20 ponder getroffen was’, of ‘ Lieve vrouw, hier zie je wat er overbleef van de 20e compagnie na een gifgasaanval’. Dat moesten we niet willen. We zien dus vooral voorstellingen van dromenland. Beloften van betere tijden na het behalen van de overwinning: tevreden weer thuis bij vrouw en kind, terug in de armen van moeder en/of lief. De fotostudio’s maakten overuren met het ensceneren van terugkerende soldatenvaders, moeders en kinderen tussen hoop en vrees en oneindig veel variaties op het thema soldatenliefjes. En de kaarten werden in (vandaag geheel uitgestorven) prachtig handschrift beschreven, meestal met weinigzeggende berichten: ‘Ik kreeg gisteren je kaart, las dat het met Marietje/Kareltje goed gaat en schrijf je morgen weer’. Vergelijkbare postkaarten van beide strijdende partijen, voor het Duitse keizerrijk in de Duitse taal, voor de Franse Republiek in het Frans.
Op kaart 1.a. (klikklik door) zien we een deugdzame Duitse moeder met haar dochter voor het naar bed gaan bidden om te bereiken dat vader uit het krijgsgewoel weer veilig thuis komt. Boven zien we een Duitse compagnie met wapperend vaandel op weg naar de overwinning. Het mag tijd worden want het is al 1917.

Zandhazen
Kaart 1.b. is aan de Franse zijde verzonden door liefhebbende Louise aan de heer Chatelain, militair chauffeur bij bij Section R.V.F.B.114 in Parijs. Louise stuurt hem een mooie voorstelling van een schuilkelder bij het volgende bombardement: In haar armen! In bed! ‘Schatje, nog een kusje, kom snel in mijn schuilkelder!’ Oh La La! Echt Frans? Echt smakeloos? Maar wel authentiek.
Soms dringt er iets meer werkelijkheid door in de plaatjes van de postkaarten. Van Franse zijde komt postkaart 2.a.(klikklik door) met een afbeelding van een loopgraaf bij Verdun: een smerige droge sloot waarin een knekelverzameling. Griezelig maar wel erg gestileerd, beetje abstract, geen vlees meer aan de botten. Stillevens, afstandelijk, het zal ook wel een tijd na de wapenstilstand zijn. Van het Duitse front komt op postkaart 2.b. het volgende stilleven, een plaatje van een granaat in een kuil: ‘wegwezen, de helse machine kan elk ogenblik ontploffen?’. Nee, het is een Franse blindganger. Volgende cliché: granaat met de Franse Slag gefabriceerd? Hoe dan ook twee kaarten die meer ‘down to earth’ zijn dan de overgrote meerderheid.
 
Het was een vreselijke oorlog die feestelijk begon en uiteindelijk naar schatting 8,5 miljoen soldaten het leven kostte. Dat was toen, jadis, damals. Officiële politici die het volk opruien tot het verdedigen van de nationale eer, politici die Glorie beloven, die de sluimerende vechtlust van hun onderdanen kietelen, daarvoor kan je in West Europa niet meer terecht. Een deel van de vechtlustbeleving zal zijn uitgeMendeld: veel vechtjassen hebben zich niet kunnen voortplanten, de vreedzamer types des te meer.
In de rest van de wereld is daar nog geen sprake van, bloeit het gruweltheater als nooit tevoren. Daarbij kan wel worden aangetekend dat al die met moderne Internet media verspreide opruïng en vechtlust vandaag veel minder stijlvol wordt aangekleed.
Het was een vreselijke oorlog die met tromgeroffel begon en uiteindelijk naar schatting 8,5 miljoen soldaten het leven kostte. Achteraf dan.

Volgende keer over Arabische muziek van vóór de hedendaagse Jihad.
 
*****************************************
De plaatjes komen uit de collectie van Peter Schröder


© 2013 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Beelden uit soberder tijden" -
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden
Oorlogsherdenkingstijd Peter Schröder
1013 BS 118.1
Levenslessen
Na de Tweede Wereldoorlog kregen Nederlandse kinderen op school vaak te horen dat ze uit deze verschrikkelijke slachtpartij lessen moesten trekken om herhaling te voorkomen. Herhaling van dat botte gebombardeer, van dat doodschieten van soldaten onderling en van burgers, en vooral van dat uitmoorden van hele bevolkingsgroepen in concentratiekampen. Na 1945 heeft er in West Europa geen oorlog meer gewoed, in grote delen van de rest van de wereld (ook op de Balkan) veranderde er weinig en werd de traditie van grootschalige gewapende terreur stevig voortgezet. Hadden de West Europeanen hun lessen geleerd en al die anderen niet? In zekere zin; voor het westerse kamp hadden de VS een einde gemaakt aan de oorlog met de alleen daar beschikbare ‘atoombom’, het nieuwste en krachtigste wapen tot dan toe. Ze hielden dat wapen paraat voor gebruik tegen verdere tegenpartijen en waren daarmee voorlopig de baas. Tegen de tijd dat andere sterke staten hun eigen kernwapens gebruiksklaar hadden was daar ook het besef doorgedrongen dat het gebruik ervan al gauw contraproductief (al was het maar vanwege het onherroepelijke ‘friendly fire’) zou zijn. Zo ligt de grootste kracht van kernwapens tot nu toe niet zozeer in het vernietigende effect, maar in de dreiging van die vernietiging. ‘Bij ons’ dus geen traditionele oorlog meer, maar deze breuk in het georganiseerde geweld gold niet voor landen die zonder adequaat tegenspel van ‘ons’ bijvoorbeeld aan het gezag van de Sovjetregering of die van de Volksrepubliek China werden overgeleverd. De soldaten en geheime politiemannen aldaar zetten onder nieuwe etiketten (Goelag, Culturele Revolutie) de terreur voort.

Hoe primitiever hoe dodelijker
We gooien er nog eens een platitude tegenaan: oorlog is van overal en van alle tijden. Zeker, met steeds moderner en efficiënter wapentuig ziet het er tegenwoordig dramatischer uit dan in de oertijd, maar vergis je niet, enkele van de nu nog resterende jager/verzamelaar (laten we toch maar zeggen: primitiefste) stammen moorden er uitbundiger op los, inclusief structurele verkrachting en marteling, dan wie dan ook. Lawrence H. Keeley weet in War Before Civilization: the Myth of the Peaceful Savage, (Oxford UP 1996) te melden dat in het oerwoud van de Amazone bij de Jivaro’s (koppensnellers, bekend ook uit Het Gebroken Oor van Kuifje) 60% van de mannen als 'soldaten' overlijdt aan oorlogsgeweld. Een eindje verderop wonen de Yanomano, daarvan sterft tussen 40 en 50% aan oorlogsgeweld. In het hoogland van Nieuw Guinea komt de stenen tijdperk stam Mae Enga op 38%. Gewoon met speren, machetes en knuppels. Hierbij vergeleken was de mannelijke oorlogssterfte in Europa en de VS in de 20e eeuw (uiteindelijk zo’n 2%) een kleinigheid.
Waarom zou oorlog van overal en van alle tijden zijn? Zo’n vraag is moelijker te beantwoorden dan de vragen van hoe, waar, wanneer etc. maar toch moet er iets oermenselijks aan oorlogsgeweld zitten. Met de kennis van nu: oorlogsgeweld zal lange tijd een evolutionair voordeel hebben betekend (en in West Europa zal dat nu minder zijn) en dat veronderstelt weer de aanwezigheid van menselijke strijdlust, in ieder geval op bepaalde plaatsen en tijden. Rationaliserende verhalen genoeg om ten strijde te trekken: baasspelerij, territoriumtekort, gebrek aan hulpbronnen, gekrenkte eer, aan veronderstelde motieven en smoesjes geen gebrek.

Slaande trom
Maar het zou waarschijnlijk niet zo ver komen als behalve aan een zekere winstverwachting aan de strijd geen lust te beleven was. ‘Boeh! Pak aan oude schurk, van deze steek van mijn bajonet heb je niet terug!’, ‘PatsBoemboemboem, weg met dat huis, weg met die kerk, die zit!’
Opruiende toespraken van staatshoofden en dan ten strijde marcheren, met wapperend vaandel en slaande trom: hier in Nederland doen we er (bijv. bij de troonsbestijging van onze toekomstige koning) niet zoveel meer aan, maar in soberder tijden van weleer heerste veel paraderende uitbundigheid. Zo’n 100 jaar geleden trokken de koninklijke, keizerlijke en presidentiële troepen er nog rijk bepluimd op uit om de eerste wereldoorlog uit te gaan vechten. Was het vervolg van de strijd wel zo deprimerend dat het ook de laatste keer was dat militair theater zo’n rol speelde?
De eerste Wereldoorlog werd uitgevochten in een periode waarin de publicatie en het gebruik van postkaarten hoogtepunten beleefde. Het nieuwe picturale en verbale medium werd ingezet voor alle communictie- en informatiediensten die nu bij die moderne media zijn ondergebracht: email, Whatsapp, Facebook, Twitter, Google en de hele bliksemse stortvloed van woord en beeld was toen gecomprimeerd1013BS 118.2 op eenvoudige postkaartfiles. Al gauw zo’n 30% van de postkaartproductie tussen 1914 en 1918 bracht de 1e Wereldoorlog in beeld en werd verstuurd door soldaten naar huis en door thuisblijvers naar soldaten.

Tussen front en thuisfront
Wie op postkaarten een onpartijdig beeldverslag verwacht van de oorlogsellende komt bedrogen uit, kapotte gebouwen zijn goed vertegenwoordigd, maar kapotte mensen zoals we ze nu bloederig en vrijwel dagelijks zien via onze hedendaagse media komen we nauwelijks tegen.
Zulke gewelddadige kaarten lijken ook minder geschikt te zijn voor intermenselijke communicatie tussen front en huis: ‘Kijk moeder, hier zie je mijn slapie Jaap nadat hij door een 20 ponder getroffen was’, of ‘ Lieve vrouw, hier zie je wat er overbleef van de 20e compagnie na een gifgasaanval’. Dat moesten we niet willen. We zien dus vooral voorstellingen van dromenland. Beloften van betere tijden na het behalen van de overwinning: tevreden weer thuis bij vrouw en kind, terug in de armen van moeder en/of lief. De fotostudio’s maakten overuren met het ensceneren van terugkerende soldatenvaders, moeders en kinderen tussen hoop en vrees en oneindig veel variaties op het thema soldatenliefjes. En de kaarten werden in (vandaag geheel uitgestorven) prachtig handschrift beschreven, meestal met weinigzeggende berichten: ‘Ik kreeg gisteren je kaart, las dat het met Marietje/Kareltje goed gaat en schrijf je morgen weer’. Vergelijkbare postkaarten van beide strijdende partijen, voor het Duitse keizerrijk in de Duitse taal, voor de Franse Republiek in het Frans.
Op kaart 1.a. (klikklik door) zien we een deugdzame Duitse moeder met haar dochter voor het naar bed gaan bidden om te bereiken dat vader uit het krijgsgewoel weer veilig thuis komt. Boven zien we een Duitse compagnie met wapperend vaandel op weg naar de overwinning. Het mag tijd worden want het is al 1917.

Zandhazen
Kaart 1.b. is aan de Franse zijde verzonden door liefhebbende Louise aan de heer Chatelain, militair chauffeur bij bij Section R.V.F.B.114 in Parijs. Louise stuurt hem een mooie voorstelling van een schuilkelder bij het volgende bombardement: In haar armen! In bed! ‘Schatje, nog een kusje, kom snel in mijn schuilkelder!’ Oh La La! Echt Frans? Echt smakeloos? Maar wel authentiek.
Soms dringt er iets meer werkelijkheid door in de plaatjes van de postkaarten. Van Franse zijde komt postkaart 2.a.(klikklik door) met een afbeelding van een loopgraaf bij Verdun: een smerige droge sloot waarin een knekelverzameling. Griezelig maar wel erg gestileerd, beetje abstract, geen vlees meer aan de botten. Stillevens, afstandelijk, het zal ook wel een tijd na de wapenstilstand zijn. Van het Duitse front komt op postkaart 2.b. het volgende stilleven, een plaatje van een granaat in een kuil: ‘wegwezen, de helse machine kan elk ogenblik ontploffen?’. Nee, het is een Franse blindganger. Volgende cliché: granaat met de Franse Slag gefabriceerd? Hoe dan ook twee kaarten die meer ‘down to earth’ zijn dan de overgrote meerderheid.
 
Het was een vreselijke oorlog die feestelijk begon en uiteindelijk naar schatting 8,5 miljoen soldaten het leven kostte. Dat was toen, jadis, damals. Officiële politici die het volk opruien tot het verdedigen van de nationale eer, politici die Glorie beloven, die de sluimerende vechtlust van hun onderdanen kietelen, daarvoor kan je in West Europa niet meer terecht. Een deel van de vechtlustbeleving zal zijn uitgeMendeld: veel vechtjassen hebben zich niet kunnen voortplanten, de vreedzamer types des te meer.
In de rest van de wereld is daar nog geen sprake van, bloeit het gruweltheater als nooit tevoren. Daarbij kan wel worden aangetekend dat al die met moderne Internet media verspreide opruïng en vechtlust vandaag veel minder stijlvol wordt aangekleed.
Het was een vreselijke oorlog die met tromgeroffel begon en uiteindelijk naar schatting 8,5 miljoen soldaten het leven kostte. Achteraf dan.

Volgende keer over Arabische muziek van vóór de hedendaagse Jihad.
 
*****************************************
De plaatjes komen uit de collectie van Peter Schröder
© 2013 Peter Schröder
powered by CJ2