archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 10
28 februari 2013
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Met een verkleining van de gemeenteraad is de democratie niet gediend Willem Minderhout

1704BS OngelukEr is iets vreemds aan de hand in Nederland. Alom maakt men zich zorgen over de kwaliteit van de democratie en tegelijkertijd neemt men juist maatregelen die de representatieve democratie verzwakken.

Het anti-politieke rancunekabinet Rutte 1 wilde zelfs het aantal politici met een kwart terugbrengen. Rutte 2 maakt het ‘gelukkig’ minder bont. Niet dat de maatregel wordt teruggedraaid, maar in plaats daarvan wordt er op initiatief van PvdA-Kamerlid Pierre Heijnen een ‘dualiseringscorrectie’ doorgevoerd.
Verzwakking van de democratie

Sinds de wet ‘dualisering gemeentebestuur’ zijn wethouders niet langer lid van de Raad. Zodra een Raadslid wethouder wordt, schuift er dus een nieuw lid de gemeenteraad binnen. Dit zou ‘een vergissing’ zijn geweest. Volgens Heijnen zou de som van het aantal wethouders en Gemeenteraadsleden weer ongeveer hetzelfde moeten zijn als voor de dualisering.

Voor steden met meer dan 200.000 inwoners (de hoogste ‘staffel’) gaat het aantal Raadsleden terug van 45 naar 41. Dat is bijna tien procent. Gecombineerd met het streven van dit kabinet om – onder regie van PvdA-minister Plasterk – een flinke schaalvergroting van het binnenlands bestuur door te voeren door provincies en gemeenten samen te voegen, leidt dit tot een forse verzwakking van de democratie.
Ambtelijke macht

Het uitgangspunt van Heijnen om een ‘foutje’ in de dualiseringsoperatie te corrigeren, klopt al niet. De geestelijk vader van de wet, Douwe Jan Elzinga, wilde juist de positie van de Raad ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders versterken.

De Raad is formeel de opdrachtgever en de controleur van het college (‘kaderstelling en controle’) maar in de praktijk veel zwakker: hoewel het presidium van de gemeenteraad officieel de agenda bepaalt, bereidt het college 99,9 procent van de Raadsvoorstellen voor en stelt het de ontwerpbegroting op.

De Raad is versterkt met een griffie en een rekenkamer, maar dat is peanuts vergeleken met de ambtelijke macht die het college ter zijde staat. Raadsleden zijn amateur-politici wethouders zijn fulltimers.
Verkapte kiesdrempelverhoging

De Raad van State constateert fijntjes: ‘dat op verschillende momenten in de parlementaire geschiedenis wisselend is gedacht over de vraag of de gemeenteraad naar aanleiding van de dualisering moet worden verkleind. Dat nuanceert de objectiviteit die besloten lijkt te liggen in de term “dualiseringscorrectie”.’ Sterker nog: de gedachte van Heijnen dat wethouders ‘eigenlijk’ net als vroeger bij hun geestverwante fractie moeten worden opgeteld maakt van de dualisering een farce.

Zoals u weet, is de kiesdrempel het aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal beschikbare zetels. Indien er minder zetels te verdelen zijn, is dus de kiesdrempel hoger. Dit wordt alleen voor partijen die een wethouder mogen leveren ‘gecompenseerd’. Gezien het versnipperde politieke landschap is er echter vrijwel geen gemeente meer met een afspiegelingscollege. Vooral voor kleinere partijen is deze ‘correctie’ een ordinaire kiesdrempelverhoging.
Aantal Raadsleden per inwoner neemt al af

De gemeentewet van 1851 stelde het maximum aantal gemeenteraadsleden voor steden met meer dan 200.000 inwoners op 41. In 1897 werd dit verhoogd tot het huidige aantal: 45. Dat is het maximum, want een hogere staffel is er niet. Het voorstel van Heijnen ‘herstelt’ dus de toestand van 1851.

Ondertussen is het aantal gemeentelijke taken enorm toegenomen evenals het aantal gemeenten met (veel) meer dan 200.000 inwoners. Door gemeentelijke herindelingen neemt het aantal Raadsleden per inwoner nog verder af. De regering streeft er naar om gemeentelijke herindelingen alleen nog gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners over te houden. Een simpele rekensom leert dat als twee steden van ieder 50.000 inwoners fuseren, er in plaats van 58 (29 + 29) raadsleden er onder de huidige gemeentewet 37 overblijven. Heijnen wil er daar nog eens vier afhalen.
Nederland niet uitzonderlijk

De Raad van State merkt op dat ’het niet zo gemakkelijk (is) een objectieve norm te vinden voor het juiste aantal leden van een gemeenteraad’. Een vergelijking met het buitenland kan in ieder geval enig licht laten schijnen op de vraag of Nederland nu zo uitzonderlijk is. Een korte Google-search gaf de volgende uitkomst:

Birmingham – 990.000 inwoners – 120 councillors
Brighton – 156.000 inwoners – 54 councillors
Dusseldorf – 590.000 inwoners – 92 Stadträte
Antwerpen – 500.000 inwoners – 55 gemeenteraadsleden
Bordeaux – 810.000 inwoners – 61 conseillers

Het is geen diepgravende vergelijkende analyse, maar het geeft wel de indruk dat Nederland zo uitzonderlijk niet is.
Kleinduimpje tegen de reus

Paul Tang beschreef laatst in een column in De Groene hoe hij als Tweede Kamerlid, slechts gesteund door zijn overwerkte en onderbetaalde assistent Johan, geacht werd het ministerie van Financiën in de gaten te houden. Kleinduimpje tegen de reus!

Dat geldt voor gemeenteraadsleden – als parttime politici – in versterkte mate. Je wordt geacht de gigantische stukkenstroom kritisch te verwerken, een ‘veerman tussen bestuur en samenleving’ (Van Aartsen) te zijn, contacten te onderhouden met je partij, initiatieven te ontplooien, al twitterend zo transparant mogelijk te zijn en wat al niet meer.

Kun je dat allemaal vragen van een Raadslid dat het tegen een redelijke, maar zeker geen ruime vergoeding moet doen?
Gemeenteraden moeten juist worden versterkt

Daar komt nog de opgave bij – zie de vele discussies over de ‘diplomademocratie – om van de volksvertegenwoordiging en zeker van de gemeenteraden een zo goed mogelijke afspiegeling van de bevolking te maken. Hoe kleiner de gemeenteraden zijn, des te lastiger wordt het om een diverse en tegelijkertijd kwalitatief goede samenstelling te bereiken.

Ook de enorme decentralisering van taken naar de gemeenten vraagt om een versterking van de gemeenteraden want de gemeente is meer dan een uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid.

De opgave voor een land dat er een vitale democratie op na wil houden, is dus niet om wegen te zoeken om het zo goedkoop mogelijk te doen, maar hoe de kwaliteit verbeterd kan worden. Dáár moet de discussie dus over gaan!


© 2024 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Met een verkleining van de gemeenteraad is de democratie niet gediend Willem Minderhout
1704BS OngelukEr is iets vreemds aan de hand in Nederland. Alom maakt men zich zorgen over de kwaliteit van de democratie en tegelijkertijd neemt men juist maatregelen die de representatieve democratie verzwakken.

Het anti-politieke rancunekabinet Rutte 1 wilde zelfs het aantal politici met een kwart terugbrengen. Rutte 2 maakt het ‘gelukkig’ minder bont. Niet dat de maatregel wordt teruggedraaid, maar in plaats daarvan wordt er op initiatief van PvdA-Kamerlid Pierre Heijnen een ‘dualiseringscorrectie’ doorgevoerd.
Verzwakking van de democratie

Sinds de wet ‘dualisering gemeentebestuur’ zijn wethouders niet langer lid van de Raad. Zodra een Raadslid wethouder wordt, schuift er dus een nieuw lid de gemeenteraad binnen. Dit zou ‘een vergissing’ zijn geweest. Volgens Heijnen zou de som van het aantal wethouders en Gemeenteraadsleden weer ongeveer hetzelfde moeten zijn als voor de dualisering.

Voor steden met meer dan 200.000 inwoners (de hoogste ‘staffel’) gaat het aantal Raadsleden terug van 45 naar 41. Dat is bijna tien procent. Gecombineerd met het streven van dit kabinet om – onder regie van PvdA-minister Plasterk – een flinke schaalvergroting van het binnenlands bestuur door te voeren door provincies en gemeenten samen te voegen, leidt dit tot een forse verzwakking van de democratie.
Ambtelijke macht

Het uitgangspunt van Heijnen om een ‘foutje’ in de dualiseringsoperatie te corrigeren, klopt al niet. De geestelijk vader van de wet, Douwe Jan Elzinga, wilde juist de positie van de Raad ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders versterken.

De Raad is formeel de opdrachtgever en de controleur van het college (‘kaderstelling en controle’) maar in de praktijk veel zwakker: hoewel het presidium van de gemeenteraad officieel de agenda bepaalt, bereidt het college 99,9 procent van de Raadsvoorstellen voor en stelt het de ontwerpbegroting op.

De Raad is versterkt met een griffie en een rekenkamer, maar dat is peanuts vergeleken met de ambtelijke macht die het college ter zijde staat. Raadsleden zijn amateur-politici wethouders zijn fulltimers.
Verkapte kiesdrempelverhoging

De Raad van State constateert fijntjes: ‘dat op verschillende momenten in de parlementaire geschiedenis wisselend is gedacht over de vraag of de gemeenteraad naar aanleiding van de dualisering moet worden verkleind. Dat nuanceert de objectiviteit die besloten lijkt te liggen in de term “dualiseringscorrectie”.’ Sterker nog: de gedachte van Heijnen dat wethouders ‘eigenlijk’ net als vroeger bij hun geestverwante fractie moeten worden opgeteld maakt van de dualisering een farce.

Zoals u weet, is de kiesdrempel het aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal beschikbare zetels. Indien er minder zetels te verdelen zijn, is dus de kiesdrempel hoger. Dit wordt alleen voor partijen die een wethouder mogen leveren ‘gecompenseerd’. Gezien het versnipperde politieke landschap is er echter vrijwel geen gemeente meer met een afspiegelingscollege. Vooral voor kleinere partijen is deze ‘correctie’ een ordinaire kiesdrempelverhoging.
Aantal Raadsleden per inwoner neemt al af

De gemeentewet van 1851 stelde het maximum aantal gemeenteraadsleden voor steden met meer dan 200.000 inwoners op 41. In 1897 werd dit verhoogd tot het huidige aantal: 45. Dat is het maximum, want een hogere staffel is er niet. Het voorstel van Heijnen ‘herstelt’ dus de toestand van 1851.

Ondertussen is het aantal gemeentelijke taken enorm toegenomen evenals het aantal gemeenten met (veel) meer dan 200.000 inwoners. Door gemeentelijke herindelingen neemt het aantal Raadsleden per inwoner nog verder af. De regering streeft er naar om gemeentelijke herindelingen alleen nog gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners over te houden. Een simpele rekensom leert dat als twee steden van ieder 50.000 inwoners fuseren, er in plaats van 58 (29 + 29) raadsleden er onder de huidige gemeentewet 37 overblijven. Heijnen wil er daar nog eens vier afhalen.
Nederland niet uitzonderlijk

De Raad van State merkt op dat ’het niet zo gemakkelijk (is) een objectieve norm te vinden voor het juiste aantal leden van een gemeenteraad’. Een vergelijking met het buitenland kan in ieder geval enig licht laten schijnen op de vraag of Nederland nu zo uitzonderlijk is. Een korte Google-search gaf de volgende uitkomst:

Birmingham – 990.000 inwoners – 120 councillors
Brighton – 156.000 inwoners – 54 councillors
Dusseldorf – 590.000 inwoners – 92 Stadträte
Antwerpen – 500.000 inwoners – 55 gemeenteraadsleden
Bordeaux – 810.000 inwoners – 61 conseillers

Het is geen diepgravende vergelijkende analyse, maar het geeft wel de indruk dat Nederland zo uitzonderlijk niet is.
Kleinduimpje tegen de reus

Paul Tang beschreef laatst in een column in De Groene hoe hij als Tweede Kamerlid, slechts gesteund door zijn overwerkte en onderbetaalde assistent Johan, geacht werd het ministerie van Financiën in de gaten te houden. Kleinduimpje tegen de reus!

Dat geldt voor gemeenteraadsleden – als parttime politici – in versterkte mate. Je wordt geacht de gigantische stukkenstroom kritisch te verwerken, een ‘veerman tussen bestuur en samenleving’ (Van Aartsen) te zijn, contacten te onderhouden met je partij, initiatieven te ontplooien, al twitterend zo transparant mogelijk te zijn en wat al niet meer.

Kun je dat allemaal vragen van een Raadslid dat het tegen een redelijke, maar zeker geen ruime vergoeding moet doen?
Gemeenteraden moeten juist worden versterkt

Daar komt nog de opgave bij – zie de vele discussies over de ‘diplomademocratie – om van de volksvertegenwoordiging en zeker van de gemeenteraden een zo goed mogelijke afspiegeling van de bevolking te maken. Hoe kleiner de gemeenteraden zijn, des te lastiger wordt het om een diverse en tegelijkertijd kwalitatief goede samenstelling te bereiken.

Ook de enorme decentralisering van taken naar de gemeenten vraagt om een versterking van de gemeenteraden want de gemeente is meer dan een uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid.

De opgave voor een land dat er een vitale democratie op na wil houden, is dus niet om wegen te zoeken om het zo goedkoop mogelijk te doen, maar hoe de kwaliteit verbeterd kan worden. Dáár moet de discussie dus over gaan!
© 2024 Willem Minderhout
powered by CJ2