archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 2 Jaargang 10 1 november 2012 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept | ||||
Eric Hobsbawm over de Rode Schoenmaker | Willem Minderhout | |||
De leider van de naoorlogse SPD heette Kurt Schumacher. De leider van de Spaanse PSOE heet José Zapatero. Denis Cordonnier was van 1946 tot 1952 een Frans Kamerlid voor de SFIO/PS. Mijn geschiedenisleraar Gerrit Schoenmakers is wethouder in Middelburg en Kamerlid voor de PvdA geweest..
Toeval? Volgens de onlangs overleden historicus Eric Hobsbawm was dat geenszins het geval. Bovengenoemde personen moeten erfelijk belast zijn geweest. Schoenmakers en schoenlappers (shoemakers and cobblers), zo schrijft hij in zijn essay Political Shoemakers 1), stonden al vanaf het begin van de negentiende eeuw bekend om hun radicale opvattingen. Zowel in Duitsland tijdens het woelige jaar 1848, als in Engeland tijdens de Swing rellen, als in Frankrijk tijdens de Parijse Commune viel het eigentijdse waarnemers op dat schoenmakers een belangrijke rol speelden. Ook voor die tijd blijken schoenmakers overigens al een prominente rol gespeeld te hebben bij de opkomst van het Calvinisme en andere, destijds subversieve, bewegingen.
Volgens Hobsbawm komt het gezegde ‘schoenmaker houd je bij je leest’ voort uit het feit dat schoenmakers daar juist zelden toe geneigd waren. In het Engels treft men gezegden aan die dat nog explicieter illustreren: ‘Let the cobbler stick to his last and let the learned men write the books’ en ‘preaching cobblers make bad shoes’.
Hoe is dat te verklaren? Met instemming citeert Hobsbawm iemand die beweert dat iedere vakman een bepaald karakter ontwikkelt. De slager is serieus en vindt zichzelf heel belangrijk, de huisschilder is een zorgeloze schelm, de groenteboer is onnozel, de kleermaker sensueel en de schoenmaker is vrolijk en heeft altijd een lied op zijn lippen. Wie herkent hier niet onmiddellijk de vader van onze nationale deugniet Pietje Bell, de altijd vrolijke schoenmaker Jan Plezier?
Maar er moet meer zijn. Waarom waren juist schoenmakers zulke enthousiaste amateur-filosofen en politici? Hobsbawm verklaart dat enerzijds uit hun geletterdheid maar waarom konden juist schoenmakers lezen? Misschien, zo redeneert hij, komt het doordat het schoenmakersvak een betrekkelijk licht en fysiek weinig inspannend vak was. Het was vooral een uitwijkplaats voor mannen die fysiek niet sterk of zelfs gehandicapt waren. Schoenmakers zouden hun gebrek aan fysieke kracht hebben willen compenseren door (wie niet sterk is moet slim zijn) zich geestelijk te ontwikkelen. De schoenmakersgezellen trokken van stad tot stad en waren daardoor een bron van informatie Sommige bronnen vermelden zelfs dat er in grotere schoenmakerswerkplaatsen om de beurt werd voorgelezen om het werk te veraangenamen. In kleine dorpjes bleken schoenmakers ook vaak bij te verdienen met allerlei ‘intellectuele diensten’ voor de ongeletterde bevolking.
De radicale politieke stellingname van deze ‘volksintellectuelen’ verklaart Hobsbawm enerzijds uit de onafhankelijkheid van de vakman en anderzijds uit de lage dunk die men van leerlooiers, een beroep dat met veel stank gepaard gaat, en de aan de looiers verwante schoenmakers had.
De radicale schoenmakers verdwenen echter toen het ambacht verdween en de schoenen meer en meer machinaal gefabriceerd werden in fabrieken die geen tijd meer inruimden voor voorleesactiviteiten of eenzame contemplatie.
Misschien dat er nog een radicale schoenhersteller in uw lokale ambachtelijke ‘hakkenbar’ te vinden is. Het woord ‘bar’ is veelbelovend, want schoenmakers waren niet alleen berucht vanwege hun radicale politieke opvattingen. Ze konden hem ook aardig raken.
Eric Hobsbawm (1998), ‘Political Shoemakers’, in: Uncommon People, The New Press, New York.
*************************
De tekening is van Pepijn Lampe
Meer informatie op: www.pepdesign.be |
||||
© 2012 Willem Minderhout | ||||
powered by CJ2 |