archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 1
9 oktober 2003
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Jongens zijn het, hele aardige jongens Henk Bergman

0101 Jongens zijn het ...In mijn studententijd woonde ik vijf jaar aan de Prinsengracht, vlakbij de Jordaan. Onvermijdelijk maakte ik met enige regelmaat gebruik van de ruim gesorteerde hoeveelheid café’s in dat stadsdeel, zonder overigens een stamkroeg te hebben. Op een zomeravond in 1970 kwam ik terecht in De Westertoren in de Nieuwe Leliestraat. Daar werd mijn aandacht (en die van andere drinkers) getrokken door een man die zich links van mij bevond, aan de korte kant van de bar. Hij was gekleed in een witte broek, wit overhemd en blauwe blazer en had een soort kapiteinspet op. Maar hij gedroeg zich allerminst als een waardig scheepshoofd. Zijn zeemansliederen, rijkelijk voorzien van menselijke vleeswaar, schalden door het café. Naarmate de aangedragen hoeveelheid jenevers steeg, werd de kapitein luidruchtiger en zijn gezang valser.

Normaliter zou ik het waarschijnlijk even leuk, een tijdje storend en ten slotte stomvervelend hebben gevonden. Nu echter niet. Want ik was op slag van de kaart toen de barkeeper mij inlichtte over de ware identiteit van de kapitein. ‘Weet je wie dat is? Dat is nou Willy van der Heide, van de Bob Evers-serie.’ Er ging een meer dan lichte schok door me heen. Willy van der Heide. De man die mij zoveel onvergetelijke uren had bezorgd met zijn boeken over de avonturen van Arie Roos, Jan Prins en hun Amerikaanse vriend Bob Evers. Met prachtige titels als Kabaal om een varkensleren koffer (geen enkel boek heb ik zo vaak gelezen), Een motorboot voor een drijvend flesje, Trammelant op Trinidad en Wilde sport om een nummerbord. Tweeëndertig delen verschenen in gebonden vorm (met mooie, zeer herkenbare stofomslagen) in de periode 1950-1963. Vanaf 1967 zijn ze allemaal in pocketvorm heruitgegeven (en ook nu nog verkrijgbaar). Na de dood van Willy van der Heide in 1985 heeft Peter de Zwaan de serie met een gemiddelde van één deel per jaar voortgezet. Voor mij houdt de Bob Evers-serie echter op na deel 32.

Van der Heide’s boeken onderscheiden zich opvallend van alle andere jongensboeken die in de jaren vijftig verschenen – zelfs als die ‘spannend’ waren. In dat laatste geval beleven de hoofdpersonen weliswaar een paar aardige avonturen, maar de tegenstand bestaat toch uit niet meer dan overspannen dorpsagenten, lastige pleegouders of op z’n hoogst een goedwillende amateurboef. Arie Roos, Jan Prins en Bob Evers echter gebruiken de grotemensenwereld als speelterrein. Ze bevechten internationale misdadigersbendes, die zich bezighouden met deviezen- en schilderijensmokkel, mensenhandel, muiterij of diamantenroof. Het decor van hun avonturen wordt gevormd door tropische eilanden en ontelbare plaatsen in Nederland, de Verenigde Staten, Zuid Afrika, Mexico, Marokko, enz. Bovendien is de financiële situatie van de drie HBS-ers bepaald rooskleurig te noemen – en dat heeft gevolgen voor hun levensstijl. Gereisd wordt er bij voorkeur in taxi’s, gehuurde auto’s, jachten en vliegtuigen. De noodzakelijke nachtrust (je wordt moe van al dat avonturieren) vinden de drie vrienden hoofdzakelijk in hotels en daar laten ze zich ook graag een goede maaltijd voorzetten – bij voorkeur opgediend op hun kamer. Als eenvoudig lezertje in die tijd kreeg je een kwartje zakgeld per week en met vakantie ging je naar de Waddeneilanden. Geen wonder dus dat de Bob Evers-serie immens populair was. Met alles wat in de jaren vijftig belangrijk was – onvoorwaardelijk gehoorzamen aan volwassenen, geloven dat de wereld voor altijd in elkaar zit zoals hij in elkaar zit, beleefd zijn, gepoetste schoenen en gekamde haren hebben – werd een loopje genomen. Volwassenen moesten vanwege dat ‘slechte’ pedagogische voorbeeld meestal niet veel van de boeken hebben en christelijke bibliotheken boycotten ze zelfs openlijk.

Jaren nadat ik mijn jongensheldenverwekker op een avond lallend in een café tegenkwam, schreef ik voor Vrij Nederland een artikel over de Bob Evers-serie. Het was een aflevering in een zomerserie getiteld ‘Confrontatie met de helden uit de jeugd’. Dat stuk leverde me de nodige reacties op en ik kwam in contact met leeftijdsgenoten die dezelfde soort herinneringen aan de boeken hadden als ik en die ze – ook net als ik – regelmatig (en soms zelfs vaak) herlazen. Zo kwam ik langzaam maar zeker terecht in de wereld van Bob Evers-fanaten. Keurige mannen met dito banen, die elkaar probeerden af te troeven op hun detailkennis van de 32 delen. Eerst ging dat nog per brief en fax, later vooral per e-mail. Ik heb me zelf regelmatig beziggehouden met het napluizen van tekstuele verschillen tussen de gebonden boeken en de pockets – een boeiend onderdeel van de Bob Evers-kunde.

Sinds 1992 worden er periodiek bijeenkomsten georganiseerd, waar gemiddeld zo’n honderd uitgekookte liefhebbers op af komen. Het Kaageiland – dat in de serie op verschillende manieren een rol speelt – is mijn favoriete lokatie. Bij zo’n gelegenheid worden boeken geruild en verkocht, kun je meedoen aan een quiz en luisteren naar toespraken van degenen die zich bekwaamd hebben in een niche van de Bob Evers-wetenschap. Echte diehards begeven zich regelmatig in kleine groepjes naar vanuit Bob Evers-standpunt gezien belangrijke plaatsen in Nederland. Een nachtelijk tochtje naar Zuid Beveland – waar zich onder de Zeeuwse hemel een van de fraaiste scènes uit de serie afspeelt – wordt daarbij niet uit de weg gegaan. Bijna tien jaar bestond er een twee keer per jaar verschijnende papieren Bob Evers-nieuwsbrief, waarin ik een vaste column schreef. Inmiddels is er een elektronische versie. Op internet kun je wel twintig Bob Evers-sites bezoeken.

Het doet de vraag rijzen of de Bob Evers-fanaat een bepaald mensentype is. Ik denk van wel. Bob Evers-gekken zijn individualisten, loners misschien wel. Ze hebben – in tegenstelling tot de schepper van hun helden, die een nogal rumoerig leven leidde – geen behoefte aan groot gezelschap en willen ook niet in het middelpunt van de belangstelling staan. Het zijn stille genieters, die ingehouden lachen om de uit den treure herhaalde grappen over Jan’s zuinigheid en Arie’s eetlust – en die dat tientallen jaren volhouden. Bob Evers-liefhebbers willen hun passie wel delen met anderen, maar alleen als die ander er blijk van geeft een serieuze gesprekspartner te zijn. Wie zegt Bob Evers te kennen maar niet weet hoe de chauffeur van de truck van The Galleries in het Amerikaanse avontuur met Specs Hildebrant heet, valt buiten de boot. Hem wordt niets kwalijk genomen, maar hij hoort er gewoon niet bij. We wensen hem het allerbeste, maar laat hij zich verder niet in de discussie mengen. We kijken niet op hem neer, maar hij is toch niet een van ons. Want de spoeling is dun. Bob Evers-gekken houden het kringetje graag klein en exclusief. Laat de buitenwereld maar denken dat we mesjogge zijn om ons als veertigers en vijftigers bezig te houden met jongensboeken uit de jaren vijftig. Hoe meer onbegrip, hoe beter.

In oktober is er weer een bijeenkomst voor kenners. Dit keer in Mijnsheerenland, achter Rotterdam. Vraag me niet waarom die plaats is uitgezocht: hij heeft in elk geval niets met de serie te maken. Ik moet wel weer een nieuwe column schrijven en aan mijn Bob Evers-vrienden voorlezen. Aan onderwerpen geen gebrek. Die 32 delen zijn een onuitputtelijke bron van vermaak.

© 2004 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Jongens zijn het, hele aardige jongens Henk Bergman
0101 Jongens zijn het ...In mijn studententijd woonde ik vijf jaar aan de Prinsengracht, vlakbij de Jordaan. Onvermijdelijk maakte ik met enige regelmaat gebruik van de ruim gesorteerde hoeveelheid café’s in dat stadsdeel, zonder overigens een stamkroeg te hebben. Op een zomeravond in 1970 kwam ik terecht in De Westertoren in de Nieuwe Leliestraat. Daar werd mijn aandacht (en die van andere drinkers) getrokken door een man die zich links van mij bevond, aan de korte kant van de bar. Hij was gekleed in een witte broek, wit overhemd en blauwe blazer en had een soort kapiteinspet op. Maar hij gedroeg zich allerminst als een waardig scheepshoofd. Zijn zeemansliederen, rijkelijk voorzien van menselijke vleeswaar, schalden door het café. Naarmate de aangedragen hoeveelheid jenevers steeg, werd de kapitein luidruchtiger en zijn gezang valser.

Normaliter zou ik het waarschijnlijk even leuk, een tijdje storend en ten slotte stomvervelend hebben gevonden. Nu echter niet. Want ik was op slag van de kaart toen de barkeeper mij inlichtte over de ware identiteit van de kapitein. ‘Weet je wie dat is? Dat is nou Willy van der Heide, van de Bob Evers-serie.’ Er ging een meer dan lichte schok door me heen. Willy van der Heide. De man die mij zoveel onvergetelijke uren had bezorgd met zijn boeken over de avonturen van Arie Roos, Jan Prins en hun Amerikaanse vriend Bob Evers. Met prachtige titels als Kabaal om een varkensleren koffer (geen enkel boek heb ik zo vaak gelezen), Een motorboot voor een drijvend flesje, Trammelant op Trinidad en Wilde sport om een nummerbord. Tweeëndertig delen verschenen in gebonden vorm (met mooie, zeer herkenbare stofomslagen) in de periode 1950-1963. Vanaf 1967 zijn ze allemaal in pocketvorm heruitgegeven (en ook nu nog verkrijgbaar). Na de dood van Willy van der Heide in 1985 heeft Peter de Zwaan de serie met een gemiddelde van één deel per jaar voortgezet. Voor mij houdt de Bob Evers-serie echter op na deel 32.

Van der Heide’s boeken onderscheiden zich opvallend van alle andere jongensboeken die in de jaren vijftig verschenen – zelfs als die ‘spannend’ waren. In dat laatste geval beleven de hoofdpersonen weliswaar een paar aardige avonturen, maar de tegenstand bestaat toch uit niet meer dan overspannen dorpsagenten, lastige pleegouders of op z’n hoogst een goedwillende amateurboef. Arie Roos, Jan Prins en Bob Evers echter gebruiken de grotemensenwereld als speelterrein. Ze bevechten internationale misdadigersbendes, die zich bezighouden met deviezen- en schilderijensmokkel, mensenhandel, muiterij of diamantenroof. Het decor van hun avonturen wordt gevormd door tropische eilanden en ontelbare plaatsen in Nederland, de Verenigde Staten, Zuid Afrika, Mexico, Marokko, enz. Bovendien is de financiële situatie van de drie HBS-ers bepaald rooskleurig te noemen – en dat heeft gevolgen voor hun levensstijl. Gereisd wordt er bij voorkeur in taxi’s, gehuurde auto’s, jachten en vliegtuigen. De noodzakelijke nachtrust (je wordt moe van al dat avonturieren) vinden de drie vrienden hoofdzakelijk in hotels en daar laten ze zich ook graag een goede maaltijd voorzetten – bij voorkeur opgediend op hun kamer. Als eenvoudig lezertje in die tijd kreeg je een kwartje zakgeld per week en met vakantie ging je naar de Waddeneilanden. Geen wonder dus dat de Bob Evers-serie immens populair was. Met alles wat in de jaren vijftig belangrijk was – onvoorwaardelijk gehoorzamen aan volwassenen, geloven dat de wereld voor altijd in elkaar zit zoals hij in elkaar zit, beleefd zijn, gepoetste schoenen en gekamde haren hebben – werd een loopje genomen. Volwassenen moesten vanwege dat ‘slechte’ pedagogische voorbeeld meestal niet veel van de boeken hebben en christelijke bibliotheken boycotten ze zelfs openlijk.

Jaren nadat ik mijn jongensheldenverwekker op een avond lallend in een café tegenkwam, schreef ik voor Vrij Nederland een artikel over de Bob Evers-serie. Het was een aflevering in een zomerserie getiteld ‘Confrontatie met de helden uit de jeugd’. Dat stuk leverde me de nodige reacties op en ik kwam in contact met leeftijdsgenoten die dezelfde soort herinneringen aan de boeken hadden als ik en die ze – ook net als ik – regelmatig (en soms zelfs vaak) herlazen. Zo kwam ik langzaam maar zeker terecht in de wereld van Bob Evers-fanaten. Keurige mannen met dito banen, die elkaar probeerden af te troeven op hun detailkennis van de 32 delen. Eerst ging dat nog per brief en fax, later vooral per e-mail. Ik heb me zelf regelmatig beziggehouden met het napluizen van tekstuele verschillen tussen de gebonden boeken en de pockets – een boeiend onderdeel van de Bob Evers-kunde.

Sinds 1992 worden er periodiek bijeenkomsten georganiseerd, waar gemiddeld zo’n honderd uitgekookte liefhebbers op af komen. Het Kaageiland – dat in de serie op verschillende manieren een rol speelt – is mijn favoriete lokatie. Bij zo’n gelegenheid worden boeken geruild en verkocht, kun je meedoen aan een quiz en luisteren naar toespraken van degenen die zich bekwaamd hebben in een niche van de Bob Evers-wetenschap. Echte diehards begeven zich regelmatig in kleine groepjes naar vanuit Bob Evers-standpunt gezien belangrijke plaatsen in Nederland. Een nachtelijk tochtje naar Zuid Beveland – waar zich onder de Zeeuwse hemel een van de fraaiste scènes uit de serie afspeelt – wordt daarbij niet uit de weg gegaan. Bijna tien jaar bestond er een twee keer per jaar verschijnende papieren Bob Evers-nieuwsbrief, waarin ik een vaste column schreef. Inmiddels is er een elektronische versie. Op internet kun je wel twintig Bob Evers-sites bezoeken.

Het doet de vraag rijzen of de Bob Evers-fanaat een bepaald mensentype is. Ik denk van wel. Bob Evers-gekken zijn individualisten, loners misschien wel. Ze hebben – in tegenstelling tot de schepper van hun helden, die een nogal rumoerig leven leidde – geen behoefte aan groot gezelschap en willen ook niet in het middelpunt van de belangstelling staan. Het zijn stille genieters, die ingehouden lachen om de uit den treure herhaalde grappen over Jan’s zuinigheid en Arie’s eetlust – en die dat tientallen jaren volhouden. Bob Evers-liefhebbers willen hun passie wel delen met anderen, maar alleen als die ander er blijk van geeft een serieuze gesprekspartner te zijn. Wie zegt Bob Evers te kennen maar niet weet hoe de chauffeur van de truck van The Galleries in het Amerikaanse avontuur met Specs Hildebrant heet, valt buiten de boot. Hem wordt niets kwalijk genomen, maar hij hoort er gewoon niet bij. We wensen hem het allerbeste, maar laat hij zich verder niet in de discussie mengen. We kijken niet op hem neer, maar hij is toch niet een van ons. Want de spoeling is dun. Bob Evers-gekken houden het kringetje graag klein en exclusief. Laat de buitenwereld maar denken dat we mesjogge zijn om ons als veertigers en vijftigers bezig te houden met jongensboeken uit de jaren vijftig. Hoe meer onbegrip, hoe beter.

In oktober is er weer een bijeenkomst voor kenners. Dit keer in Mijnsheerenland, achter Rotterdam. Vraag me niet waarom die plaats is uitgezocht: hij heeft in elk geval niets met de serie te maken. Ik moet wel weer een nieuwe column schrijven en aan mijn Bob Evers-vrienden voorlezen. Aan onderwerpen geen gebrek. Die 32 delen zijn een onuitputtelijke bron van vermaak.
© 2004 Henk Bergman
powered by CJ2