archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 1
9 oktober 2003
Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Mannen, vrouwen en cabrio's Marcel Duyvestijn

0101 Mannen, vrouwen en cabrio'sDe winter is begonnen. Het regent nog niet, soms echter weer wel, maar de zon schijnt ook niet, maar soms ook weer wel. Raar weer is het. Het lijkt wel of in Amsterdam Zuid elk wolkje aan de hemel mag doen wat hem goeddunkt. De regen duurt vandaag niet langer dan drie seconden, maar de zonnige perioden duren niet veel langer. Moeilijk weer is het, eigenlijk.

De cabrio’s die zo frequent door onze straat rijden, hebben preventief de kap dicht. De nog immer gebruinde koppen die onder dat doek verscholen zitten, kijken zuur. Toegegeven, het is ook een beetje zeurderig weer. Gaat het regenen of gaat de zon schijnen. Als cabrioletist moet je er wel gek van worden. Kap Open-dicht-open-dicht. Zeker als je een beetje onhandig bent met die kap is dit weer niet prettig.

Laatst zag ik iemand midden in de Cornelis Schuytstraat met die kap in de weer. Hij had een Volkswagen Golf cabriolet die hij wilde overkappen. Hij had een gestreept overhemd aan en een zonnebril op zijn kalende voorhoofd. Zijn vrouw had een zonnebril op waar de voormalige schoonmoeder van André Hazes jaloers op zou zijn. Geheel goud aan de zijkant en geheel zwart aan de voorkant. Haar lippen bewogen niet. Ze keek recht vooruit. Dat wil zeggen, ik vermoed het, want haar hoofd bewoog geen millimeter. Misschien sliep ze wel. En toch zag je ook dat ze zich ergerde. Ze irriteerde zich aan de man die om de auto drentelde. Haar man (vriend, minnaar, vader) stond aan zijn dakje te sjorren, maar elke keer trok dat 'verdomde' ding scheef. Hij keek af en toe om zich heen om te zien of iedereen zat te kijken naar zijn gestuntel. Ook keek hij af en toe naar de lucht. Ik vermoed dat hij dat meer deed om de Cornelis Schuytbezoekers te laten zien dat hij aan zijn auto zat te pulken omdat het wellicht zou gaan regenen. Of keek hij elke keer naar boven om te twijfelen. 'Misschien kan het nog wel even.' Hij zal zeker hebben getwijfeld of hij niet met de open wagen weg zou rijden om die regenkap er in een wat rustiger straat op te doen. Hij zei iets tegen de gezonnebrilde vrouw die ten antwoord haar lippen bewoog. Het was één woord. Ja of nee. Ik zat er te ver vanaf om te horen wat ze zei en dus kon ik verder fantaseren.
'Weet jij hoe dat werkt, zo’n kap.'
'Nee.'

Uiteindelijk kwam er een man uit de bloemenwinkel die de helpende hand bood. Hij gaf zijn bos rozen aan de duidelijk gefrustreerde cabrioletist en bleef hem aankijken terwijl hij een palletje omzette en de kap in één keer over de auto spande. Ook nu de vrouw ingepakt was, bewoog ze niet. De cabrioletist lachte waar hij eigenlijk zou willen huilen. Hij stond daar met een bos rozen van een ander in zijn handen, terwijl hij niks had klaar gespeeld. En hij wist ook dat hij straks, als die kap overbodig gebleken was omdat de zon weer door de wolken heen zou breken, van die gezonnebrilde vrouw de wind van voren zou krijgen.

Op het moment dat de man instapte, kwam mijn vriendin terug. Ik had op het mannenbankje mogen zitten, terwijl zij in de parfumeriezaak had mogen shoppen. In de Cornelis Schuyt hebben ze begrepen dat mannen niet graag in dat soort winkels komen en dus zet het stadsdeel daar een bankje voor. Hulde!

'Gaat het regenen', vroeg ze, terwijl ze naar de wegrijdende cabriolet keek.
'Nu niet. Straks weer.'

© 2004 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Mannen, vrouwen en cabrio's Marcel Duyvestijn
0101 Mannen, vrouwen en cabrio'sDe winter is begonnen. Het regent nog niet, soms echter weer wel, maar de zon schijnt ook niet, maar soms ook weer wel. Raar weer is het. Het lijkt wel of in Amsterdam Zuid elk wolkje aan de hemel mag doen wat hem goeddunkt. De regen duurt vandaag niet langer dan drie seconden, maar de zonnige perioden duren niet veel langer. Moeilijk weer is het, eigenlijk.

De cabrio’s die zo frequent door onze straat rijden, hebben preventief de kap dicht. De nog immer gebruinde koppen die onder dat doek verscholen zitten, kijken zuur. Toegegeven, het is ook een beetje zeurderig weer. Gaat het regenen of gaat de zon schijnen. Als cabrioletist moet je er wel gek van worden. Kap Open-dicht-open-dicht. Zeker als je een beetje onhandig bent met die kap is dit weer niet prettig.

Laatst zag ik iemand midden in de Cornelis Schuytstraat met die kap in de weer. Hij had een Volkswagen Golf cabriolet die hij wilde overkappen. Hij had een gestreept overhemd aan en een zonnebril op zijn kalende voorhoofd. Zijn vrouw had een zonnebril op waar de voormalige schoonmoeder van André Hazes jaloers op zou zijn. Geheel goud aan de zijkant en geheel zwart aan de voorkant. Haar lippen bewogen niet. Ze keek recht vooruit. Dat wil zeggen, ik vermoed het, want haar hoofd bewoog geen millimeter. Misschien sliep ze wel. En toch zag je ook dat ze zich ergerde. Ze irriteerde zich aan de man die om de auto drentelde. Haar man (vriend, minnaar, vader) stond aan zijn dakje te sjorren, maar elke keer trok dat 'verdomde' ding scheef. Hij keek af en toe om zich heen om te zien of iedereen zat te kijken naar zijn gestuntel. Ook keek hij af en toe naar de lucht. Ik vermoed dat hij dat meer deed om de Cornelis Schuytbezoekers te laten zien dat hij aan zijn auto zat te pulken omdat het wellicht zou gaan regenen. Of keek hij elke keer naar boven om te twijfelen. 'Misschien kan het nog wel even.' Hij zal zeker hebben getwijfeld of hij niet met de open wagen weg zou rijden om die regenkap er in een wat rustiger straat op te doen. Hij zei iets tegen de gezonnebrilde vrouw die ten antwoord haar lippen bewoog. Het was één woord. Ja of nee. Ik zat er te ver vanaf om te horen wat ze zei en dus kon ik verder fantaseren.
'Weet jij hoe dat werkt, zo’n kap.'
'Nee.'

Uiteindelijk kwam er een man uit de bloemenwinkel die de helpende hand bood. Hij gaf zijn bos rozen aan de duidelijk gefrustreerde cabrioletist en bleef hem aankijken terwijl hij een palletje omzette en de kap in één keer over de auto spande. Ook nu de vrouw ingepakt was, bewoog ze niet. De cabrioletist lachte waar hij eigenlijk zou willen huilen. Hij stond daar met een bos rozen van een ander in zijn handen, terwijl hij niks had klaar gespeeld. En hij wist ook dat hij straks, als die kap overbodig gebleken was omdat de zon weer door de wolken heen zou breken, van die gezonnebrilde vrouw de wind van voren zou krijgen.

Op het moment dat de man instapte, kwam mijn vriendin terug. Ik had op het mannenbankje mogen zitten, terwijl zij in de parfumeriezaak had mogen shoppen. In de Cornelis Schuyt hebben ze begrepen dat mannen niet graag in dat soort winkels komen en dus zet het stadsdeel daar een bankje voor. Hulde!

'Gaat het regenen', vroeg ze, terwijl ze naar de wegrijdende cabriolet keek.
'Nu niet. Straks weer.'
© 2004 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2