archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 1
9 september 2004
Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Romancière Mensje van Keulen heeft een zwak voor alle dieren Theo Capel

0119 Mensje van Keulen
Bij de jongste Europese verkiezingen fungeerde Mensje van Keulen - schrijfster van onder meer De Gelukkige en Bleekers Zomer - als lijstduwer van de Partij voor de Dieren ('Nee, niet de Partij van de Dieren; dan hadden er dieren op de kandidatenlijst moeten staan'). Als de kiesdeler niet groter was geworden door de uitbreiding van de Europese Unie had de partij één zetel veroverd. Nu kwam men net stemmen tekort, maar in tegenstelling tot de andere kleine partijen die meededen, kreeg men zodoend wel als enige het inleggeld voor de verkiezingen terug. Zelf was van Keulen zeer content met de ongeveer 2000 stemmen die op haar werden uitgebracht. Onbekenden stuurden haar brieven en e-mailtjes om steun te betuigen. Het was haar uit het hart gegrepen
 
'Toen ik negentien was, ben ik opgehouden met vlees eten, vis eet ik wel. Ik zag toen de bio-industrie al aankomen. In die tijd woonde ik op Kattenburg, niet al te ver van het voormalige abattoir in Amsterdam en ik zag en hoorde daar de veewagens vol koeien en treinwagons langsgaan vol paarden op weg naar de slacht. Dat ging recht door mijn ziel, smartelijk. Je hebt vegetariërs die vlees eten ongezond vinden, maar bij mij gaat het om piëteit met dieren. Dieren zijn verworden tot dingen en dan geldt vooral het vee.
De oprichtster van de Partij voor de Dieren, Marianne Thieme, sprak me aan. Ze heeft met opzet rechten gestudeerd om iets aan dierenleed te doen. Als je je om dieren bekommert en geen vlees eet, word je snel als excentriek gezien. Mensen komen met sleetse opmerkingen als “Hitler was ook vegetariër”. Ze zien je snel als fanatiekeling, maar zo iemand als Volkert van der G. vind ik verschrikkelijk. Overigens is er heel wat geschreven over of Hitler nu wel of niet een vegetariër was. Hij vond meer dat mensen die vlees aten, stonken.
Als we allemaal iets meer zouden willen betalen, dan kunnen we slachtvee veel beter behandelen en dan zijn we van de schuldvraag af. Jan Wolkers, die overigens wel vlees eet, verwoordt dit mooi en bondig. Hij complimenteert in de supermarkt mensen die bij het scharrelvlees staan. "Heel goed, u eet tenminste vanavond niet in ongenade," zegt hij dan.'
 
De liefde voor het dier zit er van jongs af aan in bij Mensje van Keulen. Uit het nest gevallen vogeltjes werden mee naar huis genomen. Zieke poesjes mochten bij haar of haar broertje en zusje in bed slapen. Een hond alleen op straat riep meteen medegevoel op dat hij wel geen baasje zou hebben. Naast romans maakt ze ook – door Jan Jutte rijk geïllustreerde - kinderboeken. Titus Raakt Zoekt is het meest recente, over de belevenissen van een hond.
'Ik heb een zwak voor alle dieren, maar mijn eerste liefde gaat uit naar katten. Thuis hadden wij geen kat, omdat mijn vader er een hekel aan had. We hadden een hond, maar toen mijn vader ons verliet, nam mijn moeder onmiddellijk een kat. Wij kinderen hadden allerlei dieren. Zo woonde er wel twee jaar lang een eend bij ons die in een teil rondzwom. Dit midden in een Haagse, boomloze straat. Het dier liep ook met ons mee naar de bakker.
Maar mijn liefde beperkt zich niet tot huisdieren. Mensen keren veel te makkelijk hun rug toe naar vee. Massaslachtingen van koeien, varkens en kippen doet hen weinig tot niets, maar ze moeten er niet aan denken dat er massaal veewagens vol honden op weg naar het slachthuis langs zouden denderen. En wel tranen in de ogen krijgen bij het kijken naar Bambi om vervolgens de kat of hond onderweg uit de auto zetten.'
 
Huize van Keulen is op dit moment zonder huisdier, als je even de vogeltjes in de tuin vergeet die afkomen op het betere ‘Digestive’ biscuittje waarop ze worden getrakteerd. De schrijfster houdt zo ongeveer persoonlijk de verdwijnende mussenstand op peil. De vogeltjes hoeven niet te vrezen voor de poes, want de oude kater Bobbie die Mensje van Keulen eenentwintig jaar gezelschap hield is vorig jaar doodgegaan. De grote gehechtheid aan hem verklaart de leegte in huis. Ze is nog niet aan een nieuwe kat toe.
'Dat Bobbie zo oud is geworden, kwam mede door het goede eten en de anti-biotica. Een paar maanden voor zijn dood kreeg hij ook nog anabole steroïden. Hij was zo oud dat hij broos en stram was geworden. Ik was al een jaar niet meer weggeweest, maar op een gegeven moment wilde ik toch naar familie in Spanje. Bobbie had moeite met lopen en vervoerd worden, daar had hij zijn hele leven een hekel aan. In de auto was hij niet om aan te horen, hij krijste aan één stuk door. In het vliegtuig zou het helemaal geen doen zijn geweest. In de tien dagen dat ik weg was, had ik geregeld dat hij te eten kreeg en geaaid werd, maar hij was wel heel blij toen ik weer terugkwam. De volgende ochtend wou hij niet meer eten en toen wist ik het eigenlijk al. Hij lag maar op zijn elektrisch verwarmde kussentje. Ik kwam thuis van het boodschappen doen en zette de spullen in de koelkast. Voor hem goot ik speciaal wat slagroom in een bakje, maar ook dat liet hij staan. Dat voelde niet goed allemaal. Ik nam me voor om de volgende dag de dierenarts te laten komen.
Mensen zeggen altijd dat een kat die het eind voelt naderen, wegkruipt, maar dat deed Bobbie niet. Eind van de middag zat ik in mijn werkkamer en toen kwam hij naar me toe en miauwde op een bepaalde manier. Ik nam hem mee naar de woonkamer en legde hem op mijn schoot. Hij begon kopjes te geven tegen mijn rechterarm. Nu, bijna een jaar later, kan ik het nog voelen. Opeens bewoog hij vreemd en haalde diep adem. Hij was dood. Ik barste in tranen uit. Het zal zo kwart over zes, half zeven zijn geweest. Mijn vriend kwam thuis, die ik in al die twintig jaar nog nooit heb zien huilen. "Bobbie is net gestorven," zei ik en ook hij hield het niet meer en riep liefdevol : ”Kutkat.” We hebben hem tijdelijk in een doos gelegd, waarin zes champagneflessen hadden gezeten. Ik heb hem op de dierenbegraafplaats laten cremeren. Vroegere katten liet ik altijd bij de dierenarts achter en die regelde het dan, maar ik ging met Bobbie in zijn doos zelf op weg, naar Amsterdam-Noord, in de buurt van Landsmeer. Toen ik de urn een paar dagen later ging ophalen , zag ik bij de afslag van S106 een groot aanplakbord met zo’n affiche tegen rijden met drank: "Bob, daar kun je mee thuiskomen".
Die urn staat nog op mijn werktafel. Het plan was om de as te verstrooien samen met mijn zoon die met Bobbie opgroeide. Bobbie sliep altijd bij hem op bed. "Nu is mijn jeugd definitief voorbij," riep hij toen hij ervan hoorde. We zijn er nog steeds niet toegekomen om hem te verstrooien. Misschien bewaar ik hem wel voor het Letterkundig Museum; per slot van rekening heeft hij, op schoot liggend, heel wat boeken meebeleefd.'
 
Dierenliefde en mededogen zijn te begrijpen, maar hoe kan een schrijfster met zo'n instelling dan een boek schrijven waarin een slager de hoofdrol heeft?
'Ah Engelbert, dat is al weer zeventien jaar geleden. Ja, ik ben niet zo’n autobiografisch schrijver en een slager als heuse tegenpool spookte al jaren door mijn hoofd. Het was wel een uitdaging. Ik heb verschrikkelijk veel notities gemaakt voor Engelbert. Nee de hoofdstukken waarin hij zijn vak uitoefent kostten me geen moeite. Uitbenen vind ik minder luguber dan mishandelen. Als dieren dood zijn, kan me het ook minder schelen. Ik denk overdag wel eens: de beesten die vandaag na hun transport zijn gedood zijn gelukkig van hun miserabele leven af. Zo'n slager als Engelbert knapt in feite voor heel veel mensen het beulswerk op. Wat levende dieren aangedaan wordt, dat houdt me bezig. Oormerken, onverdoofd castreren, snavels afknippen, opsluiten, er wordt onvoorstelbaar gemarteld. Voor 'Varkens in Nood' schreef ik indertijd een tweeregelig versje:
"Een varken is een aardig dier, niet louter vlees en vet.
‘t Is tijd dat men de p van punt achter zulk lijden zet".
Was het maar gebleven bij het begin uit Genesis waar staat dat het groene kruid spijs voor mens en dier is. Pas na de Zondeval begint het offeren van dieren, en die misdaad loopt door tot in de hedendaagse bio-industrie. Ooit zal bij terugblikken blijken dat dat een schandvlek in onze geschiedenis was.' 
 


© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Een rustig mens"
Beschouwingen > Een rustig mens
Romancière Mensje van Keulen heeft een zwak voor alle dieren Theo Capel
0119 Mensje van Keulen
Bij de jongste Europese verkiezingen fungeerde Mensje van Keulen - schrijfster van onder meer De Gelukkige en Bleekers Zomer - als lijstduwer van de Partij voor de Dieren ('Nee, niet de Partij van de Dieren; dan hadden er dieren op de kandidatenlijst moeten staan'). Als de kiesdeler niet groter was geworden door de uitbreiding van de Europese Unie had de partij één zetel veroverd. Nu kwam men net stemmen tekort, maar in tegenstelling tot de andere kleine partijen die meededen, kreeg men zodoend wel als enige het inleggeld voor de verkiezingen terug. Zelf was van Keulen zeer content met de ongeveer 2000 stemmen die op haar werden uitgebracht. Onbekenden stuurden haar brieven en e-mailtjes om steun te betuigen. Het was haar uit het hart gegrepen
 
'Toen ik negentien was, ben ik opgehouden met vlees eten, vis eet ik wel. Ik zag toen de bio-industrie al aankomen. In die tijd woonde ik op Kattenburg, niet al te ver van het voormalige abattoir in Amsterdam en ik zag en hoorde daar de veewagens vol koeien en treinwagons langsgaan vol paarden op weg naar de slacht. Dat ging recht door mijn ziel, smartelijk. Je hebt vegetariërs die vlees eten ongezond vinden, maar bij mij gaat het om piëteit met dieren. Dieren zijn verworden tot dingen en dan geldt vooral het vee.
De oprichtster van de Partij voor de Dieren, Marianne Thieme, sprak me aan. Ze heeft met opzet rechten gestudeerd om iets aan dierenleed te doen. Als je je om dieren bekommert en geen vlees eet, word je snel als excentriek gezien. Mensen komen met sleetse opmerkingen als “Hitler was ook vegetariër”. Ze zien je snel als fanatiekeling, maar zo iemand als Volkert van der G. vind ik verschrikkelijk. Overigens is er heel wat geschreven over of Hitler nu wel of niet een vegetariër was. Hij vond meer dat mensen die vlees aten, stonken.
Als we allemaal iets meer zouden willen betalen, dan kunnen we slachtvee veel beter behandelen en dan zijn we van de schuldvraag af. Jan Wolkers, die overigens wel vlees eet, verwoordt dit mooi en bondig. Hij complimenteert in de supermarkt mensen die bij het scharrelvlees staan. "Heel goed, u eet tenminste vanavond niet in ongenade," zegt hij dan.'
 
De liefde voor het dier zit er van jongs af aan in bij Mensje van Keulen. Uit het nest gevallen vogeltjes werden mee naar huis genomen. Zieke poesjes mochten bij haar of haar broertje en zusje in bed slapen. Een hond alleen op straat riep meteen medegevoel op dat hij wel geen baasje zou hebben. Naast romans maakt ze ook – door Jan Jutte rijk geïllustreerde - kinderboeken. Titus Raakt Zoekt is het meest recente, over de belevenissen van een hond.
'Ik heb een zwak voor alle dieren, maar mijn eerste liefde gaat uit naar katten. Thuis hadden wij geen kat, omdat mijn vader er een hekel aan had. We hadden een hond, maar toen mijn vader ons verliet, nam mijn moeder onmiddellijk een kat. Wij kinderen hadden allerlei dieren. Zo woonde er wel twee jaar lang een eend bij ons die in een teil rondzwom. Dit midden in een Haagse, boomloze straat. Het dier liep ook met ons mee naar de bakker.
Maar mijn liefde beperkt zich niet tot huisdieren. Mensen keren veel te makkelijk hun rug toe naar vee. Massaslachtingen van koeien, varkens en kippen doet hen weinig tot niets, maar ze moeten er niet aan denken dat er massaal veewagens vol honden op weg naar het slachthuis langs zouden denderen. En wel tranen in de ogen krijgen bij het kijken naar Bambi om vervolgens de kat of hond onderweg uit de auto zetten.'
 
Huize van Keulen is op dit moment zonder huisdier, als je even de vogeltjes in de tuin vergeet die afkomen op het betere ‘Digestive’ biscuittje waarop ze worden getrakteerd. De schrijfster houdt zo ongeveer persoonlijk de verdwijnende mussenstand op peil. De vogeltjes hoeven niet te vrezen voor de poes, want de oude kater Bobbie die Mensje van Keulen eenentwintig jaar gezelschap hield is vorig jaar doodgegaan. De grote gehechtheid aan hem verklaart de leegte in huis. Ze is nog niet aan een nieuwe kat toe.
'Dat Bobbie zo oud is geworden, kwam mede door het goede eten en de anti-biotica. Een paar maanden voor zijn dood kreeg hij ook nog anabole steroïden. Hij was zo oud dat hij broos en stram was geworden. Ik was al een jaar niet meer weggeweest, maar op een gegeven moment wilde ik toch naar familie in Spanje. Bobbie had moeite met lopen en vervoerd worden, daar had hij zijn hele leven een hekel aan. In de auto was hij niet om aan te horen, hij krijste aan één stuk door. In het vliegtuig zou het helemaal geen doen zijn geweest. In de tien dagen dat ik weg was, had ik geregeld dat hij te eten kreeg en geaaid werd, maar hij was wel heel blij toen ik weer terugkwam. De volgende ochtend wou hij niet meer eten en toen wist ik het eigenlijk al. Hij lag maar op zijn elektrisch verwarmde kussentje. Ik kwam thuis van het boodschappen doen en zette de spullen in de koelkast. Voor hem goot ik speciaal wat slagroom in een bakje, maar ook dat liet hij staan. Dat voelde niet goed allemaal. Ik nam me voor om de volgende dag de dierenarts te laten komen.
Mensen zeggen altijd dat een kat die het eind voelt naderen, wegkruipt, maar dat deed Bobbie niet. Eind van de middag zat ik in mijn werkkamer en toen kwam hij naar me toe en miauwde op een bepaalde manier. Ik nam hem mee naar de woonkamer en legde hem op mijn schoot. Hij begon kopjes te geven tegen mijn rechterarm. Nu, bijna een jaar later, kan ik het nog voelen. Opeens bewoog hij vreemd en haalde diep adem. Hij was dood. Ik barste in tranen uit. Het zal zo kwart over zes, half zeven zijn geweest. Mijn vriend kwam thuis, die ik in al die twintig jaar nog nooit heb zien huilen. "Bobbie is net gestorven," zei ik en ook hij hield het niet meer en riep liefdevol : ”Kutkat.” We hebben hem tijdelijk in een doos gelegd, waarin zes champagneflessen hadden gezeten. Ik heb hem op de dierenbegraafplaats laten cremeren. Vroegere katten liet ik altijd bij de dierenarts achter en die regelde het dan, maar ik ging met Bobbie in zijn doos zelf op weg, naar Amsterdam-Noord, in de buurt van Landsmeer. Toen ik de urn een paar dagen later ging ophalen , zag ik bij de afslag van S106 een groot aanplakbord met zo’n affiche tegen rijden met drank: "Bob, daar kun je mee thuiskomen".
Die urn staat nog op mijn werktafel. Het plan was om de as te verstrooien samen met mijn zoon die met Bobbie opgroeide. Bobbie sliep altijd bij hem op bed. "Nu is mijn jeugd definitief voorbij," riep hij toen hij ervan hoorde. We zijn er nog steeds niet toegekomen om hem te verstrooien. Misschien bewaar ik hem wel voor het Letterkundig Museum; per slot van rekening heeft hij, op schoot liggend, heel wat boeken meebeleefd.'
 
Dierenliefde en mededogen zijn te begrijpen, maar hoe kan een schrijfster met zo'n instelling dan een boek schrijven waarin een slager de hoofdrol heeft?
'Ah Engelbert, dat is al weer zeventien jaar geleden. Ja, ik ben niet zo’n autobiografisch schrijver en een slager als heuse tegenpool spookte al jaren door mijn hoofd. Het was wel een uitdaging. Ik heb verschrikkelijk veel notities gemaakt voor Engelbert. Nee de hoofdstukken waarin hij zijn vak uitoefent kostten me geen moeite. Uitbenen vind ik minder luguber dan mishandelen. Als dieren dood zijn, kan me het ook minder schelen. Ik denk overdag wel eens: de beesten die vandaag na hun transport zijn gedood zijn gelukkig van hun miserabele leven af. Zo'n slager als Engelbert knapt in feite voor heel veel mensen het beulswerk op. Wat levende dieren aangedaan wordt, dat houdt me bezig. Oormerken, onverdoofd castreren, snavels afknippen, opsluiten, er wordt onvoorstelbaar gemarteld. Voor 'Varkens in Nood' schreef ik indertijd een tweeregelig versje:
"Een varken is een aardig dier, niet louter vlees en vet.
‘t Is tijd dat men de p van punt achter zulk lijden zet".
Was het maar gebleven bij het begin uit Genesis waar staat dat het groene kruid spijs voor mens en dier is. Pas na de Zondeval begint het offeren van dieren, en die misdaad loopt door tot in de hedendaagse bio-industrie. Ooit zal bij terugblikken blijken dat dat een schandvlek in onze geschiedenis was.' 
 
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2