archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 1
9 september 2004
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Een slipje op de Wageningse Eng Frits Hoorweg

0119 Een slipje op de Wageningse Eng
In Wageningen heb ik ruim zes jaar gewoond en omdat ik het toen erg naar mijn zin heb gehad ben ik nu geneigd er alles door een roze bril te bekijken, zelfs op een regenachtige zaterdagochtend. “Laten we gezellig op de Berg (er is maar één berg) koffie gaan drinken en wachten tot het droog wordt,” sprak ik monter; zo gezegd, zo gedaan. Het was erg rustig in het hotel dat vernoemd is naar de berg. We konden de krant breed uitspreiden en dronken koffie en thee. Het uitzicht over de Rijn en de Betuwe aan de overkant was door het weer beperkt, maar desalniettemin imposant. De boompjes in de uiterwaarden aan de overkant, korte stammen en een bolronde kruin, leken afkomstig uit een kindertekening. Het bleef regenen en we namen nog een consumptie.
 
Bij een bezoek aan het toilet viel het mij weliswaar op dat de betegeling er niet zo piekfijn meer uitzag, maar verder leek mij er weinig op aan te merken. Op de vraag van mijn vrouw of het toilet een beetje schoon was, antwoordde ik dan ook bevestigend. “Ach, het is een beetje vergane glorie, maar het gaat wel,” sprak ik vergoelijkend, er nog steeds van uitgaande dat in Wageningen misschien niet alles perfect is, maar het meeste wel.
 
“Het stinkt er naar pis,” zei ze met enige nadruk toen ze terugkwam, eraan toevoegend: “echt Wageningen”. Op zo’n moment knakt er toch iets in je. Het gaat niet zozeer om het verschil in appreciatie van een geur, maar om de toevoeging ‘echt Wageningen’, die ineens een al jaren bestaande kloof aan het licht leek te brengen tussen haar en mijn belevingswereld. Er zijn boeken over vol geschreven, maar het dringt pas tot je door als je er persoonlijk mee geconfronteerd wordt: mannen en vrouwen begrijpen elkaar niet. Het schijnt te komen doordat ze niet echt met elkaar praten, maar slechts gemeenplaatsen uitwisselen of er helemaal het zwijgen toe doen.
 
Heel anders dan de twee vrouwen die inmiddels de tafel naast ons hadden bezet. Die keken elkaar steeds diep in de ogen en wisselden informatie uit over familieruzies en slepende conflicten op het werk. Hoewel uitwisselen, ik had sterk de indruk dat de ene vooral vertelde en de ander meer therapeutische opmerkingen plaatste. Maar hoe dan ook: er was veel begrip. Je voelde het aan het magnetische veld dat zich rondom hen had gevormd en dat langzaam groter werd, zodat het een bedreiging voor ons begon te vormen.
 
Gelukkig was het opgehouden met regenen. We konden de wandeling over de Wageningse Eng gaan doen die we hadden uitgezocht. De Eng ligt ten oosten van de bebouwing, een beetje tegen de berg aan. Open land is het grotendeels, met veel kleine kaveltjes waar men tuiniert of een paard stalt. Iets hogerop is het bos, maar de wandeling bleef meestal aan de rand daarvan. We volgden de beschrijving uit een opmerkelijk boek van Ruud Schaafsma: Wandelingen rond Wageningen, met in kleine letters daaraan toegevoegd: ‘in het voetspoor van Hemmo Bos’.  Laatstgenoemde was een plaatselijke grootheid die in 1891 een ‘Natuurhistorische Wandelkaart van Wageningen en Omstreken’ heeft gemaakt. (Het kaarten maken zat trouwens in de familie, want zijn broer was van de Bosatlas.) Die oude kaart, door de schrijver bij toeval in een archief ontdekt, is de inspiratiebron geweest voor een aardig boek met veel historische informatie en mooie illustraties. Het is een uitgave van Matrijs (www.matrijs.com).
 
Vroeger werd er op de Eng tabak geteeld, en ooit hebben er van die karakteristieke schuren gestaan. Helaas zijn die in de jaren zestig van de vorige eeuw gesloopt. Dat is het soort informatie dat je uit het boek haalt. In de jaren zestig woonde ik in Wageningen, maar deze vernietiging van oude cultuur is geheel aan mij voorbijgegaan. Waarschijnlijk had ik het te druk met studeren of met pogingen het mysterie van de vrouw te doorgronden. De wandeling slingerde zich op genoeglijke wijze door kleine maïsvelden, waar de begroeiing in augustus zo hoog is dat we bij tijd en wijle de illusie konden koesteren heel ver van de bewoonde wereld te zijn. Bij het ronden van de volgende bocht zagen we dan toch weer de studentenflats, of aan de andere kant de luxe bebouwing bovenop de berg; alles op aangename afstand overigens. Het tweede deel van de wandeling voerde ons langs de bosrand terug naar het hotel.
 
Ineens werden wij in beslag genomen door de aanblik van een slipje in de berm. Waarom laat een vrouw in vredesnaam haar slipje achter in de vrije natuur? Natuurlijk kan ik mij activiteiten voorstellen waarbij zo’n ding in de weg zit. Maar het lijkt mij toch de normaalste zaak van de wereld het na afronding daarvan weer aan te trekken. Of, als je gehaast bent het in je zak te steken. Mijn vrouw en ik hebben daar langdurig over gesproken. Het is niet onmogelijk dat je zo’n ding in het donker even kwijt bent, maar als je even goed kijkt vind je het toch zo weer terug. Neen, de verklaring moet volgens mij ook gezocht worden in het eeuwige onbegrip tussen de seksen. Waarschijnlijk was zij het slipje even kwijt en heeft toen gedacht dat hij het in zijn zak had gestoken. Om het op zijn kamer als trofee over de lamp te hangen, of op het haakje aan de deur. Misschien heeft ze nog wel tegen hem gezegd: “jij hebt mijn slipje zeker bij je gestoken.” En toen hij sullig “neen” antwoordde, heeft ze er met een tevreden glimlach het hare van gedacht.
 
Teruggekomen bij het hotel besloten we ook Wageningen zelf nog maar even aan te doen. Dat betekende de berg aflopen en hem vervolgens weer beklimmen om terug te komen bij de auto. Maar ook deze wandeling was heel aangenaam, eerst door het Arboretum waar geen twee bomen van dezelfde soort zijn, en verder door de begroeiing op de flank van de berg. Vlakbij de stad passeerden we de Joodse begraafplaats, nog zo’n cultuurgoed dat ik in mijn studietijd volledig heb gemist. Op de terugweg zagen we veel bekende gebouwen, die inmiddels meestal een andere functie hebben gekregen. Dat leverde vragen op als: “zat hier vroeger niet vakgroep zus-of-zo?” en  “hoe heette die professor ook al weer?”. Vragen waarop de ander het antwoord meestal schuldig moest blijven.
 
Voor we terugreden naar huis dronken we nog wat in Hotel de Wageningse Berg. De zaal waar het ’s ochtends zo rustig was geweest, werd nu voor een aanzienlijk deel gevuld door een hockeyploeg. De trainer legde het tactische concept uit dat de volgende dag tot een overwinning zou moeten leiden. Hij sprak over het afstoppen van de opkomende man. De spelers knikten begrijpend. Mannen onder elkaar hebben aan een half woord genoeg.


© 2004 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Een slipje op de Wageningse Eng Frits Hoorweg
0119 Een slipje op de Wageningse Eng
In Wageningen heb ik ruim zes jaar gewoond en omdat ik het toen erg naar mijn zin heb gehad ben ik nu geneigd er alles door een roze bril te bekijken, zelfs op een regenachtige zaterdagochtend. “Laten we gezellig op de Berg (er is maar één berg) koffie gaan drinken en wachten tot het droog wordt,” sprak ik monter; zo gezegd, zo gedaan. Het was erg rustig in het hotel dat vernoemd is naar de berg. We konden de krant breed uitspreiden en dronken koffie en thee. Het uitzicht over de Rijn en de Betuwe aan de overkant was door het weer beperkt, maar desalniettemin imposant. De boompjes in de uiterwaarden aan de overkant, korte stammen en een bolronde kruin, leken afkomstig uit een kindertekening. Het bleef regenen en we namen nog een consumptie.
 
Bij een bezoek aan het toilet viel het mij weliswaar op dat de betegeling er niet zo piekfijn meer uitzag, maar verder leek mij er weinig op aan te merken. Op de vraag van mijn vrouw of het toilet een beetje schoon was, antwoordde ik dan ook bevestigend. “Ach, het is een beetje vergane glorie, maar het gaat wel,” sprak ik vergoelijkend, er nog steeds van uitgaande dat in Wageningen misschien niet alles perfect is, maar het meeste wel.
 
“Het stinkt er naar pis,” zei ze met enige nadruk toen ze terugkwam, eraan toevoegend: “echt Wageningen”. Op zo’n moment knakt er toch iets in je. Het gaat niet zozeer om het verschil in appreciatie van een geur, maar om de toevoeging ‘echt Wageningen’, die ineens een al jaren bestaande kloof aan het licht leek te brengen tussen haar en mijn belevingswereld. Er zijn boeken over vol geschreven, maar het dringt pas tot je door als je er persoonlijk mee geconfronteerd wordt: mannen en vrouwen begrijpen elkaar niet. Het schijnt te komen doordat ze niet echt met elkaar praten, maar slechts gemeenplaatsen uitwisselen of er helemaal het zwijgen toe doen.
 
Heel anders dan de twee vrouwen die inmiddels de tafel naast ons hadden bezet. Die keken elkaar steeds diep in de ogen en wisselden informatie uit over familieruzies en slepende conflicten op het werk. Hoewel uitwisselen, ik had sterk de indruk dat de ene vooral vertelde en de ander meer therapeutische opmerkingen plaatste. Maar hoe dan ook: er was veel begrip. Je voelde het aan het magnetische veld dat zich rondom hen had gevormd en dat langzaam groter werd, zodat het een bedreiging voor ons begon te vormen.
 
Gelukkig was het opgehouden met regenen. We konden de wandeling over de Wageningse Eng gaan doen die we hadden uitgezocht. De Eng ligt ten oosten van de bebouwing, een beetje tegen de berg aan. Open land is het grotendeels, met veel kleine kaveltjes waar men tuiniert of een paard stalt. Iets hogerop is het bos, maar de wandeling bleef meestal aan de rand daarvan. We volgden de beschrijving uit een opmerkelijk boek van Ruud Schaafsma: Wandelingen rond Wageningen, met in kleine letters daaraan toegevoegd: ‘in het voetspoor van Hemmo Bos’.  Laatstgenoemde was een plaatselijke grootheid die in 1891 een ‘Natuurhistorische Wandelkaart van Wageningen en Omstreken’ heeft gemaakt. (Het kaarten maken zat trouwens in de familie, want zijn broer was van de Bosatlas.) Die oude kaart, door de schrijver bij toeval in een archief ontdekt, is de inspiratiebron geweest voor een aardig boek met veel historische informatie en mooie illustraties. Het is een uitgave van Matrijs (www.matrijs.com).
 
Vroeger werd er op de Eng tabak geteeld, en ooit hebben er van die karakteristieke schuren gestaan. Helaas zijn die in de jaren zestig van de vorige eeuw gesloopt. Dat is het soort informatie dat je uit het boek haalt. In de jaren zestig woonde ik in Wageningen, maar deze vernietiging van oude cultuur is geheel aan mij voorbijgegaan. Waarschijnlijk had ik het te druk met studeren of met pogingen het mysterie van de vrouw te doorgronden. De wandeling slingerde zich op genoeglijke wijze door kleine maïsvelden, waar de begroeiing in augustus zo hoog is dat we bij tijd en wijle de illusie konden koesteren heel ver van de bewoonde wereld te zijn. Bij het ronden van de volgende bocht zagen we dan toch weer de studentenflats, of aan de andere kant de luxe bebouwing bovenop de berg; alles op aangename afstand overigens. Het tweede deel van de wandeling voerde ons langs de bosrand terug naar het hotel.
 
Ineens werden wij in beslag genomen door de aanblik van een slipje in de berm. Waarom laat een vrouw in vredesnaam haar slipje achter in de vrije natuur? Natuurlijk kan ik mij activiteiten voorstellen waarbij zo’n ding in de weg zit. Maar het lijkt mij toch de normaalste zaak van de wereld het na afronding daarvan weer aan te trekken. Of, als je gehaast bent het in je zak te steken. Mijn vrouw en ik hebben daar langdurig over gesproken. Het is niet onmogelijk dat je zo’n ding in het donker even kwijt bent, maar als je even goed kijkt vind je het toch zo weer terug. Neen, de verklaring moet volgens mij ook gezocht worden in het eeuwige onbegrip tussen de seksen. Waarschijnlijk was zij het slipje even kwijt en heeft toen gedacht dat hij het in zijn zak had gestoken. Om het op zijn kamer als trofee over de lamp te hangen, of op het haakje aan de deur. Misschien heeft ze nog wel tegen hem gezegd: “jij hebt mijn slipje zeker bij je gestoken.” En toen hij sullig “neen” antwoordde, heeft ze er met een tevreden glimlach het hare van gedacht.
 
Teruggekomen bij het hotel besloten we ook Wageningen zelf nog maar even aan te doen. Dat betekende de berg aflopen en hem vervolgens weer beklimmen om terug te komen bij de auto. Maar ook deze wandeling was heel aangenaam, eerst door het Arboretum waar geen twee bomen van dezelfde soort zijn, en verder door de begroeiing op de flank van de berg. Vlakbij de stad passeerden we de Joodse begraafplaats, nog zo’n cultuurgoed dat ik in mijn studietijd volledig heb gemist. Op de terugweg zagen we veel bekende gebouwen, die inmiddels meestal een andere functie hebben gekregen. Dat leverde vragen op als: “zat hier vroeger niet vakgroep zus-of-zo?” en  “hoe heette die professor ook al weer?”. Vragen waarop de ander het antwoord meestal schuldig moest blijven.
 
Voor we terugreden naar huis dronken we nog wat in Hotel de Wageningse Berg. De zaal waar het ’s ochtends zo rustig was geweest, werd nu voor een aanzienlijk deel gevuld door een hockeyploeg. De trainer legde het tactische concept uit dat de volgende dag tot een overwinning zou moeten leiden. Hij sprak over het afstoppen van de opkomende man. De spelers knikten begrijpend. Mannen onder elkaar hebben aan een half woord genoeg.
© 2004 Frits Hoorweg
powered by CJ2