archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 9
19 april 2012
Bezigheden > Feuilleton delen printen terug
Uit het leven van Nestor Verdaasdonk (3) Carlo van Praag

0001 BZ Carlo
Wat voorafging
Bij de crematie van de dichter Nestor Verdaasdonk ontmoet diens uitgever de al wat rijpere, maar zeker niet onbegeerlijke, mevrouw Akke Deelstra. Die stuurt hem enkele brieven die zij ooit van Verdaasdonk ontving. De uitgever zet zich aan het lezen. In de eerste brieven lacht het leven Verdaasdonk nog toe. Hij heeft zijn intrek genomen in een woonschip, door hem de Potemkin genoemd, en hij toont zich als dichter nog tamelijk productief. De kentering in zijn lot wordt echter al zichtbaar. De Potemkin gaat verloren en de dichter ziet zich gedwongen een kamertje te huren bij mevrouw Bols, de hospita die wij reeds kennen uit de eerste aflevering van dit verhaal.

Ik heb als uitgever ongeveer alles gepubliceerd wat Verdaasdonk mij in de loop van zijn korte leven heeft toegezonden. Het verzameld werk kan in het vliegtuig gemakkelijk mee als handbagage, hoewel ik niet denk dat dat vaak gebeurt. Terwijl ik zijn brieven las, rees bij mij een vertrouwd beeld van de dichter. Het verbaasde mij bij voorbeeld niet dat hij, ondanks de gevoelens voor mevrouw Deelstra, waarvan hij in die brieven getuigt, nogal kort van stof is en dat hij zich niet meer dan ongeveer eens per maand tot zijn aanbedene richt. Zijn hunkering moet het kennelijk hebben van momenten. Verdaasdonk ten voeten uit! Dyonisisch, gedreven door impulsen, met de aandachtsspanne van een kind. Ook de plechtstatige, om niet te zeggen archaïsche, stijl waarvan hij zich in zijn proza bedient, was mij maar al te vertrouwd. Ik lijd er zelf ook enigermate aan.
Het viel overigens op dat hij tot zover in geen van zijn brieven melding maakt van een wederwoord van mevrouw Deelstra. Mogelijk ging het om een eenzijdige correspondentie en kwam ook de affectie van één kant. De dame in kwestie moest daarover maar eens opheldering verstrekken. Had ik haar adres maar! Ik nam de volgende brief ter hand.
 
Geachte mevrouw Deelstra, waarde vriendin,
De wereld is een mallemolen, maar duizelen doet dit feit alleen de ontvankelijken. Het zijn de ongevoeligen en de onwetenden die denken vaste grond onder de voeten te hebben.
Ik denk dat u wel benieuwd zult zijn naar mijn situatie. Welnu, die is penibel. Ik kan wel zeggen dat ik niet meer liquide ben. Ik kan daaraan toevoegen dat het weken geleden is dat ik een bankje van vijfentwintig heb gezien. De Sociale Dienst in mijn woonplaats toont weinig begrip. De aankoop van een kunstwerk, mij door een vriendin tegen de belachelijk lage prijs van nog geen f. 2500.= aangeboden, is in slechte aarde gevallen. In plaats van inwilliging van mijn verzoek om een eenmalige extra toelage viel mij het dreigement ten deel van een korting op mijn vaste uitkering, omdat ik onvoldoende medewerking zou geven aan mijn door de Sociale Dienst beoogde herintreding in het arbeidsproces. De nieuwe medewerkster van de Dienst suggereerde daarbij dat ik, gezien mijn beroep, niet langer kon weigeren een seizoensvacature in het warenhuis De Bijenkorf te aanvaarden: als sneldichter mevrouw! Als sneldichter! Ik heb toen geantwoord:
 
‘Jongedame, mocht uzelf ooit nog eens zonder werk geraken, bijvoorbeeld vanwege gebrek aan tact in de omgang met uw cliënten, dan kunt u altijd nog uw bloesje uittrekken en voor de ramen gaan zitten. Om verschillende redenen zal ik zelf geen gebruik kunnen maken van de diensten die u aldus zoudt komen te verlenen, maar dat behoefde u niet te beletten uw nieuwe functie naar behoren te vervullen en aldus de samenleving tot steunpilaar te zijn.’
 
Het voorval heeft mijn zaak geen goed gedaan.
Het kunstwerk bleek bij bezorging te mijnent groter dan zich in het atelier liet aanzien. Het wilde, op weg naar mijn kamertje, niet door het nauwe trappenhuis. Ik heb het toen bij afwezigheid van mevrouw Bolsch-Grolsch opgehangen in haar woonkamer, waarvoor ik wel een dozijn of zo van haar potsierlijke snuisterijen heb moeten verwijderen. De stemming is hier slecht. Mevrouw Bolsch brengt mij geen koffie meer en voert gedempte gesprekken met haar neef die advocaat is. Het lijkt wel of iedereen aanstoot aan mij wenst te nemen. Hebben de mensen niets beters te doen dan een existentieel worstelende dichter het leven te verzuren.
En dan die duizeligheid waarvan ik aan het begin van dit schrijven repte: niet zelden vindt zij haar oorzaak in ontuchtige gedachten die uit de schedel in het ruggemerg afdalen en daarbij de opwaarts gaande proprioceptieve impulsen blokkeren. De patiënt is dan "dronken van liefde".
Ik moet bekennen dat ik mij in uw nabijheid steevast dronken voel. De paradox in laatste formulering zal u niet ontgaan.
 
30 november 1990
Nestor Verdaasdonk
p/a Mevr. J. Bolsch-Grolsch
Aarlandervaart 86
Kortebroek
(wordt vervolgd)
 
***************************************
Carlo van Praags bundel: 'Heimwee naar het heden'
kan besteld worden bij www.eburon.nl


© 2012 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "Feuilleton" -
Bezigheden > Feuilleton
Uit het leven van Nestor Verdaasdonk (3) Carlo van Praag
0001 BZ Carlo
Wat voorafging
Bij de crematie van de dichter Nestor Verdaasdonk ontmoet diens uitgever de al wat rijpere, maar zeker niet onbegeerlijke, mevrouw Akke Deelstra. Die stuurt hem enkele brieven die zij ooit van Verdaasdonk ontving. De uitgever zet zich aan het lezen. In de eerste brieven lacht het leven Verdaasdonk nog toe. Hij heeft zijn intrek genomen in een woonschip, door hem de Potemkin genoemd, en hij toont zich als dichter nog tamelijk productief. De kentering in zijn lot wordt echter al zichtbaar. De Potemkin gaat verloren en de dichter ziet zich gedwongen een kamertje te huren bij mevrouw Bols, de hospita die wij reeds kennen uit de eerste aflevering van dit verhaal.

Ik heb als uitgever ongeveer alles gepubliceerd wat Verdaasdonk mij in de loop van zijn korte leven heeft toegezonden. Het verzameld werk kan in het vliegtuig gemakkelijk mee als handbagage, hoewel ik niet denk dat dat vaak gebeurt. Terwijl ik zijn brieven las, rees bij mij een vertrouwd beeld van de dichter. Het verbaasde mij bij voorbeeld niet dat hij, ondanks de gevoelens voor mevrouw Deelstra, waarvan hij in die brieven getuigt, nogal kort van stof is en dat hij zich niet meer dan ongeveer eens per maand tot zijn aanbedene richt. Zijn hunkering moet het kennelijk hebben van momenten. Verdaasdonk ten voeten uit! Dyonisisch, gedreven door impulsen, met de aandachtsspanne van een kind. Ook de plechtstatige, om niet te zeggen archaïsche, stijl waarvan hij zich in zijn proza bedient, was mij maar al te vertrouwd. Ik lijd er zelf ook enigermate aan.
Het viel overigens op dat hij tot zover in geen van zijn brieven melding maakt van een wederwoord van mevrouw Deelstra. Mogelijk ging het om een eenzijdige correspondentie en kwam ook de affectie van één kant. De dame in kwestie moest daarover maar eens opheldering verstrekken. Had ik haar adres maar! Ik nam de volgende brief ter hand.
 
Geachte mevrouw Deelstra, waarde vriendin,
De wereld is een mallemolen, maar duizelen doet dit feit alleen de ontvankelijken. Het zijn de ongevoeligen en de onwetenden die denken vaste grond onder de voeten te hebben.
Ik denk dat u wel benieuwd zult zijn naar mijn situatie. Welnu, die is penibel. Ik kan wel zeggen dat ik niet meer liquide ben. Ik kan daaraan toevoegen dat het weken geleden is dat ik een bankje van vijfentwintig heb gezien. De Sociale Dienst in mijn woonplaats toont weinig begrip. De aankoop van een kunstwerk, mij door een vriendin tegen de belachelijk lage prijs van nog geen f. 2500.= aangeboden, is in slechte aarde gevallen. In plaats van inwilliging van mijn verzoek om een eenmalige extra toelage viel mij het dreigement ten deel van een korting op mijn vaste uitkering, omdat ik onvoldoende medewerking zou geven aan mijn door de Sociale Dienst beoogde herintreding in het arbeidsproces. De nieuwe medewerkster van de Dienst suggereerde daarbij dat ik, gezien mijn beroep, niet langer kon weigeren een seizoensvacature in het warenhuis De Bijenkorf te aanvaarden: als sneldichter mevrouw! Als sneldichter! Ik heb toen geantwoord:
 
‘Jongedame, mocht uzelf ooit nog eens zonder werk geraken, bijvoorbeeld vanwege gebrek aan tact in de omgang met uw cliënten, dan kunt u altijd nog uw bloesje uittrekken en voor de ramen gaan zitten. Om verschillende redenen zal ik zelf geen gebruik kunnen maken van de diensten die u aldus zoudt komen te verlenen, maar dat behoefde u niet te beletten uw nieuwe functie naar behoren te vervullen en aldus de samenleving tot steunpilaar te zijn.’
 
Het voorval heeft mijn zaak geen goed gedaan.
Het kunstwerk bleek bij bezorging te mijnent groter dan zich in het atelier liet aanzien. Het wilde, op weg naar mijn kamertje, niet door het nauwe trappenhuis. Ik heb het toen bij afwezigheid van mevrouw Bolsch-Grolsch opgehangen in haar woonkamer, waarvoor ik wel een dozijn of zo van haar potsierlijke snuisterijen heb moeten verwijderen. De stemming is hier slecht. Mevrouw Bolsch brengt mij geen koffie meer en voert gedempte gesprekken met haar neef die advocaat is. Het lijkt wel of iedereen aanstoot aan mij wenst te nemen. Hebben de mensen niets beters te doen dan een existentieel worstelende dichter het leven te verzuren.
En dan die duizeligheid waarvan ik aan het begin van dit schrijven repte: niet zelden vindt zij haar oorzaak in ontuchtige gedachten die uit de schedel in het ruggemerg afdalen en daarbij de opwaarts gaande proprioceptieve impulsen blokkeren. De patiënt is dan "dronken van liefde".
Ik moet bekennen dat ik mij in uw nabijheid steevast dronken voel. De paradox in laatste formulering zal u niet ontgaan.
 
30 november 1990
Nestor Verdaasdonk
p/a Mevr. J. Bolsch-Grolsch
Aarlandervaart 86
Kortebroek
(wordt vervolgd)
 
***************************************
Carlo van Praags bundel: 'Heimwee naar het heden'
kan besteld worden bij www.eburon.nl
© 2012 Carlo van Praag
powered by CJ2